Spring naar de content

De clubeigenaar

De jongen had al veel cadeaus gekregen: een sapcentrifuge, een apparaat dat het klokhuis uit appels kan verwijderen, een bijzettafeltje – om ergens bij te zetten – een paar boeken ‘die hij echt moest lezen’, een cd ‘die hij per se moest luisteren, vooral nummertje 3 en nummertje 7’, een schaar voor alle materialen, een paar zelfgebreide ovenwanten, zes flessen wijn die op het etiket waren uitgezocht, een krat prijzige pils – hij dronk geen pils, zelfs geen prijzige – en twee kaartjes voor een toneelstuk dat twee dagen eerder in de krant ‘zelfs voor liefhebbers van het genre een lange zit’ was genoemd.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Hij was verwend, hij kon niet anders zeggen. En dan moest het fraaiste presentje nog komen.

John Mayer
Op zijn vorige negentien verjaardagen had zijn vader hem al buitenproportioneel verwend. Reisjes, weekendjes naar wereldsteden, een echte Karel Appel, een seizoenkaart bij FC Barcelona. Vorig jaar nog verraste zijn vader hem met een huiskamerconcert van John Mayer. De jongen hield niet erg van John Mayer, en erg goed bij stem was de zanger ook niet geweest, maar het ging om het gebaar. Toch had hij het niet kunnen laten om tegenover zijn vader enige teleurstelling te laten doorschemeren. Als hij zijn pa een beetje kende, zou die zich dit jaar op grandioze wijze revancheren.

‘Van harte kerel, dat je maar een grote en gezonde vent mag worden. En dat je maar eens met een idee voor de rest van je leven mag komen.’
De jongen had niet erg veel haast om over de rest van zijn leven na te denken. Hij was pas drie jaar eerder van school gegaan en was van mening dat het haast nergens goed voor was. Geduld, daar ging het om. Geduld om af te wachten tot het hardnekkige kuchje van zijn vader zou uitgroeien tot een onbehandelbare kanker, en hij – als enig kind – het grootste cadeau van zijn leven zou kunnen innen.
Tot die tijd was het een kwestie van rustig aan doen, en de boel de boel.
Zijn vader overhandigde hem een envelop, en zijn blik was aanmoedigend. Alsof hij wilde zeggen: ‘Ik heb mijn best gedaan, beter dan dit kan ik niet. Vind dit leuk, in godsnaam.’
In de envelop zat een stapel aan elkaar geniete papieren.
‘Een contract’, zei de vader.
Een contract, ja, dat zag de jongen ook wel.
‘Wat moet ik met een contract’, zei hij.
‘Ondertekenen’, antwoordde zijn vader.
‘Ik teken niks. Ik ben een vrije jongen.’
Zijn vader werd bleek. ‘Maar dit zijn eigendomspapieren. Dit is je cadeau.’

Nieuwe aankopen
Die middag werd de jongen officieel eigenaar van zijn favoriete voetbalclub. Hij moest toegeven: het was een origineel cadeau. Bovendien aan de prijzige kant. Het was geen volkomen mislukking, zoals toen met John Mayer, maar om nou te zeggen dat hij er ontzettend blij mee was? Mwoah.

Het was een hoop gedoe, eigenaar zijn van een voetbalclub. Die avond al belde de huidige trainer, een Portugees die met al zijn vorige werkgevers de Champions League had gewonnen en dat nu bij de favoriete voetbalclub van de jongen moest zien te bewerkstelligen. De trainer ‘lustte wel een paar nieuwe spelers’, zoals hij het formuleerde.
De jongen vroeg welke spelers de trainer precies in gedachten had.
‘Courtois voor het doel’, antwoordde hij. ‘David Luiz en Vertonghen voor de achterhoede, Özil, Iniesta en Bale voor het middenveld, en Messi en Falcao als aanvallende versterking.’
‘Geen Cristiano Ronaldo?’ vroeg de jongen. ‘Wees niet te bescheiden.’
‘Nou, vooruit,’ zei de trainer, ‘die dan ook maar.’

De jongen noteerde de namen op een papiertje en beloofde zijn best te zullen doen. Vervolgens kopieerde hij het lijstje in een mail aan zijn vader, maakte met een rood uitroeptekentje de urgentie duidelijk, en ging op zijn waterbed liggen wachten tot hij geen gedachten meer had.
De volgende dag stond de telefoon van de jongen roodgloeiend. Iedereen wilde hem spreken: de voetbalbond, de voorzitter van de supportersvereniging, de Belastingdienst, negen journalisten, en veertien voetballers zonder club.
De Portugese trainer belde om hem te bedanken. Nog voor de lunch waren alle door hem gewenste spelers aangeschaft.
‘Ik verwacht wel dat je af en toe wint’, zei de jongen.
‘Gaat lukken, meneer’, antwoordde de Portugees.
De rest van de ochtend was de jongen bezig met het afpoeieren van nieuwsgierige journalisten die wilden weten of zijn miljoenen soms zwarte oliedollars waren, en of hij op de hoogte was van de Financial Fair Play-regels van de FIFA, en of het altijd al zijn droom was geweest.Op het laatst werd de jongen zo moe van het nee antwoorden, dat hij voor de grap eens een vraag – welke wist hij niet meer – met ja beantwoordde.

Daarna zette hij zijn telefoon uit en ging weer op zijn waterbed liggen. Hij wachtte en wachtte en wachtte, maar er bleven gedachten opborrelen, als belletjes in een meer vol koolzuurhoudend water.
Drie nachten deed de jongen geen oog dicht – hij maakte zich zorgen: over de prijs van de broodjes bal, over de artikelen waarin hij als een misdadige witwasser werd geportretteerd, en over zijn aankoopbeleid dat misschien wat krenterig was geweest.

Een huis op Mauritius, en een beachballset
Die zondag speelde de favoriete club van de jongen de eerste wedstrijd onder het nieuwe bewind. Het werd 0-0.
Hoog boven in het stadion, in de met skai beklede skybox van de vorige clubeigenaar – een sjeik met een voorkeur voor skai – las de jongen een van de boeken die hij voor zijn verjaardag had gekregen.
Het was geen boek dat je echt moest lezen, wat hem betrof. Maar ach: wat wist hij ervan – en het ging om het gebaar.
Die nacht werd hij voor de zoveelste keer wakker gebeld. Messi had bij het versjouwen van een stalen bureau zijn voet verbrijzeld, en de supporters hadden de binnenstad kort en klein geslagen.
De jongen knikte, legde zijn telefoon neer, en knipte het licht aan. Hij liep naar de vuilnisbak die onder zijn bureau stond en begon te graven.
Pas na een halfuur vond hij wat hij zocht.
Het bonnetje.
De volgende dag ruilde de jongen zijn favoriete voetbalclub voor een huis op Mauritius en een beachballset. Zijn vader vertelde hij niets, al liet hij wel natuurlijk wel iets van zijn teleurstelling doorschemeren.