Multifunctioneel fiasco in Rotterdam
Gebouwen die bijna niemand mooi vindt zijn er genoeg. Maar hoe komen ze er? En kan er nog wat aan gedaan worden? Architect Marjolein van Eig zoekt het uit en stelt verbeteringen voor. Deze week het Weenahof in Rotterdam.
“Hoe heeft die architect dat kunnen bedenken?” Af en toe komt deze vraag op me af. Het is vaak op een verjaardag. Ik voel me aangesproken, want ik ben een van hen, van die architecten. “Je moet het zien in de tijd,” stamel ik dan. Ik weet het natuurlijk ook niet. Ik verwonder me net zo goed. Hoe komt het dan dat het er staat, en waarom vond men het indertijd goed dat het gebouwd werd?
Het gebouw van vandaag heet Weenahof en staat in Rotterdam. Dagelijks rijden er honderden mensen langs. Het is groot, met ooit witte maar nu grauw geworden platen, en het staat langs het spoor vlakbij het Centraal Station en het Groothandelsgebouw van Maaskant. Dat is ook groot, maar dat vinden we wel mooi, het Groothandelsgebouw.
Multifunctioneel
Het pand is een multifunctioneel woongebouw uit 1981, ontworpen door architectenbureau Passchier Vandensteen. Het bevatte indertijd tweehonderd woningen, een ijsbaan, een parkeergarage, commerciële ruimten, twee ‘kantoortorens’ en een squash-centrum. De ijshal staat al jaren leeg (er komt een nieuwe op een andere plek) en in de commerciële ruimte bevindt zich nu Miniworld, een variant op Madurodam, maar dan binnen. De straatgevel op de begane grond bestaat uit een arcade langs dichtgeplakte ramen.
Het Weenahof werd gebouwd in de jaren tachtig. Een tijd van woningnood en weinig geld. Het was er de tijdgeest niet naar om mooie dingen te maken; het ging er toen om dat er snel goede woningen kwamen voor de mensen. De architect bevestigde dit in een interview: “We zijn bij het ontwerpen van dit project niet uitgegaan van esthetische principes. We hebben ons veel meer beziggehouden met een zo efficiënt mogelijk bouwproces en hoe je materialen zuinig en functioneel toepast.”
Punaisegebouw
Dat brengt ons op de gevel met die fletse panelen. En dan blijkt dat wat we nu zo lelijk vinden, die witte vervuilde platen, men daar indertijd juist erg enthousiast over was. De architect roemde de zogenaamde fassalplaten, die ‘als een paraplu werken’ en die ‘licht, duurzaam en onderhoudsarm’ zijn. De fassalplaat was populair, maar dat duurde niet lang. Al snel kreeg het gebruik van dergelijke bekleding de bijnaam punaisebouw, een verwijzing naar de zichtbare bevestigingsnopjes. Het was toen al wel gelukt om er heel Rotterdam mee kapot te renoveren. Jammer.
Ook de architectuurwereld was bij oplevering enthousiast. Vaktijdschrift de Architect schreef: “Opvallend zijn de blauwe hemelwaterafvoeren (dat zijn in gewoon Nederlands regenpijpen), die helemaal langs de buitenzijde van de gevels het water naar de grond geleiden. Deze buizen vormen verticale elementen, die de sterk horizontale gelaagdheid doorbreken… Het Weena heeft er weer een kloek gebouw bij gekregen.” Het is wonderlijk om bij zo’n groot gebouw de regenpijpjes, die klungelig, als in elkaar geschoven rietjes over het gebouw liggen, een belangrijke esthetische functie te geven.
Hoe kan het beter?
En daar staat het dan groot te zijn. Dagelijks staren treinreizigers, toeristen en stadsbewoners naar deze kolos. Welkom in Rotterdam! Is er wat aan te doen? Een zwaan zal het niet worden. Even de verfdoos erbij halen lijkt iets op te lossen. Het opwaarderen van dat treurige grijs naar een wat steviger kleur maakt de stedelijke positie al vanzelfsprekender. Ook de balkons kunnen een bijdrage leveren als ze van een contrasterende tint worden voorzien. En kan Miniworld mooie etalages maken aan de arcade? Dan willen we daar misschien ook eens naar binnen! En er is vast nog wel meer te doen. Het gebouw staat op een toplocatie. Er is een grote lege hal beschikbaar, met billboardfunctie naar het spoor. Iemand weleens aan eens schaatsbaan gedacht?
Heeft u een suggestie voor een lelijk gebouw op een belangrijke plek in de stad? Laat het weten.