Spring naar de content

De 15.000 uur van Ibi Afellay

Sierd de Vos, de man die vanuit zijn Hilversumse bezemkast altijd precies de sfeer in de straten van Valencia of Valladolid kan peilen, had het exacte aantal dagen paraat. 624. Zeshonderdvierentwintig.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Ongeveer 15.000 uur.
Zo lang had Ibrahim Afellay niet voor FC Barcelona gespeeld. Gisteren viel hij in de 87e minuut in voor Alexis Sanchez, een spichtige Chileen met een gezicht waarop je zijn familiegeschiedenis tot ver voor de jaartelling kan aflezen. Het gelaat van Afellay was, ook na 15.000 uur van frustratie en pijn, nog even rimpelloos als altijd.

Gladwell
Je vraagt je af wat hij in die 15.000 uur heeft gedaan, Ibi. Een tijdje zonder al te veel succes in Gelsenkirchen rondgehangen, een flink aantal dagen in Barcelona’s fraai geoutilleerde gym waarschijnlijk… Maar verder? 15.000 uur is veel. Volgens de maatstaven van Malcolm Gladwell moet het ruim genoeg zijn om iets Heel Goed onder de knie te krijgen.

Franse politiek
Meer dan een halfjaar geleden was ik op vakantie in Barcelona. Op zaterdagavond vlogen we terug, mijn vriendin en ik. Het was de avond van de Champions League-finale tussen Bayern München en Borussia Dortmund – terwijl wij incheckten, galmde de Wagneriaanse CL-hymne over Wembley.
We deelden het vliegtuig onder meer met een keurige VWO-bovenbouwklas van een of ander Haags gymnasium. Naast mij zat een jongen van een jaar of vijftien.
Hij was de kleinste van de klas, zijn voortanden waren enkele centimeters verwijderd van de rest van zijn gebit en zijn stugge haar zag eruit alsof het nog niet vaak gekamd was.
De jongen haalde een Engelstalig tijdschrift over robots uit zijn tas en begon er in te lezen met een aandacht een betere zaak waardig.
Op Wembley floot de scheidsrechter nu ongeveer voor het begin.
De vliegtuigmotoren ronkten zich warm en mijn buurman begon me uit het niets uit te leggen hoe het kon dat zo’n zwaar toestel straks in de lucht bleef hangen.
Daarna vroeg hij: ‘Volgt u de Franse politiek?’
Ik schudde van nee.
‘Jammer,’ zei hij en verzonk weer in een artikel over een Chinese man die een tuinrobot had ontworpen.

Voetbal is leuk als je het kunt
Het vliegtuig steeg op, alle passagiers keken ietwat gespannen naar de hoofdsteun voor zich en beneden ons werd de stad steeds overzichtelijker.
In Londen passeerde Ribery voor het eerst een tegenstander en de jongen naast me vroeg: ‘Wat leest u?’
Ik toonde hem het tijdschrift, een Duits blad waarin een lange voorbeschouwing stond van de wedstrijd die ik nu aan het missen was.
‘Oh,’ zei hij, ‘Voetbal.’
‘Hou je niet van voetbal?’ vroeg ik.
‘Ach, weet u: voor de mensen die het doen, is het leuk. Maar voor de mensen die het niet kunnen, is er over het algemeen niets aan.’ Hij was even stil. ‘En het is ook goed om je lichaam af en toe te bewegen,’ voegde hij eraan toe, op de toon van een vegetariër die het belang van het dagelijks eten van een biefstuk erkent.

De passagier voor ons draaide zich half om. Hij droeg een zwarte pet van Nike.
Ibrahim Afellay grijnsde en draaide zich toen weer terug.
Misschien dat hij er gisteren nog heel even aan dacht toen het Camp Nou zijn comeback met een ovatie beloonde. Voetbal is vooral leuk voor de mensen die het doen. Voor hen die het niet kunnen, is er niets aan.
De 15.000 uur – een handvol potjes in Gelsenkirchen niet meegeteld – zitten erop.
Voor Ibi Afellay is voetbal weer leuk.