Spring naar de content

Dingen die ‘not done’ zijn in het openbaar (en waar we eigenlijk schijt aan zouden moeten hebben)

Slechts vijf dagen was ik van huis en gelijk ging Robin Williams dood, vertrok er een Russisch paard van Troje met gevechtsslaapzakken naar de Oekraïne en bleek er een landelijk Sinterklaasoverleg over Zwarte Piet te hebben plaatsgevonden. Drie potentiële columnonderwerpen die als gebraden kippen door de lucht vlogen, en ik was er niet. Zul je altijd zien. Toch, columns komen vaak vanzelf, ook dat zul je altijd zien.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Johanna Geels

Ik was in Berlijn met mijn kinderen en schoonkinderen en heb weinig van het nieuws gevolgd. Ik weet wel dat er brand was in het Spreepark (oud en vervallen DDR-pretpark in Berlijn) en dat mijn poëziebundel Detox niet meer bij de slijterij in de Oranienstrasse aan de voeten van Maria ins etalage ligt, maar het wereldnieuws heeft dit vooralsnog allemaal niet gehaald. Ik weet wel dat Berlijn nog steeds de leukste plek op aarde is en dat ik de liefste kinderen en schoonkinderen van de wereld heb. Ik ben natuurlijk stokoud in hun ogen en jammerlijk opgegeven, maar ze gedogen me, en daar ben ik ze dankbaar voor. Ze lieten me nog niet achter, jankend als een oude grijze wolf onder een volle maan op de Teufelsberg. (al kan dat natuurlijk ook zijn omdat ik degene was die terug naar Nederland moest rijden).

Zoenen in het openbaar
Op de laatste avond van ons verblijf hingen we in de kussens bij eetcafé Baraka in Kreuzberg, aten onze Barakatellers en kwamen te praten over zoenen in het openbaar. Mijn kinderen en schoonkinderen waren er duidelijk geen fan van. Aandachttrekkerij, vonden ze. Ik keek beschaamd een andere kant op. Meneer K en ik zoenen elkaar regelmatig in het openbaar als wij daar zin in hebben. Daar denken we eigenlijk nooit zo over na, geloof ik. “Met de tong?”, vroeg een kind ontsteld. Eh ja, met tong. Ze keken me aan alsof ik zojuist had opgebiecht graag uit rioolputten te likken. Ik stamelde iets van: is toch lief en zo, maar daar maakte ik het alleen maar erger mee. Zoenen in het openbaar was overduidelijk NIET cool.

Grauwe massa
Ik dacht aan wat allemaal nog meer niet cool was in het openbaar. Gekke dansjes maken, onbekenden op straat complimenteren, hardop zingen, het wordt over het algemeen niet erg op prijs gesteld. En waarom eigenlijk niet? Het is allemaal vrees, concludeerde mijn zoon. En dat is natuurlijk waar, maar waar zijn we dan zo bang voor? Wie heeft ooit bedacht dat we als een grauwe massa achter elkaar aan moeten sjokken, en dat het belangrijk is vooral niet op te vallen? Tot nu toe zijn het vooral zwervers of overduidelijke ‘gekkies’ die in het openbaar voor reuring zorgen. De zogenaamd ‘normale’ mens blijft in het openbaar strak achter zijn masker zitten. Ikzelf trouwens ook hoor, ik kijk wel uit, voor ik het weet roepen mijn kinderen lachend dat ik een maffe ouwe hippie slash kraker ben. En dat ben (was) ik natuurlijk ook (ooit), maar is dat zo erg?

Filefestival
De dag dat we terugreden naar Nederland kwamen we in een kilometerslange file terecht waar wij vijf uur in stilstonden. In eerste instantie gedroeg iedereen zich normaal, maar na een tijd stapten mensen uit hun auto, plasten in de berm, zetten muziek op, zongen mee of gingen een beetje keten. Uit een auto stapten twee hipsters van buitenlandse afkomst, gingen naast elkaar in de berm staan en begonnen te zingen. Toen bogen ze zich gelijktijdig voorover in het onkruid en werd het me duidelijk dat ze aan het bidden waren. Het was van een ontroerende schoonheid. Die devotie tussen de stinkende uitlaatgassen. Een auto verderop zag ik twee jonge mensen in een auto zitten die er uitzagen als boze skinheads. Totdat ze uitstapten met een klein katje in hun handen en een kattenbak. Het beestje werd er behoedzaam opgezet en deed zijn behoefte onder de liefdevolle blikken van het stel.

Ouwe hippie en aso’s
Ook aso’s lieten hun (keurige) maskers vallen. Een op het oog keurige man sloot met zijn dikke Mercedes de enige uitweg uit de file af, stapte doodgemoedeerd uit en ging bij het dichtsbijzijnde benzinestation koffie halen. Iedereen sprak er schande van. Toch bleef iedereen keurig wachten tot hij terugkwam, en dat verbaasde me. Ik besloot dat íemand iets over zijn asociale gedrag moest zeggen, en ik maakte een boos gebaar. De man begon tegen me te schelden en het viel me op dat niemand zich ermee bemoeide. Terwijl iedereen last van zijn gedrag had gehad. Allemaal vrees ook weer, uiteraard, maar zou het niet fijn zijn om gewoon eens schijt te hebben aan al die ongeschreven wetten, regeltjes, normen en waarden? Om gewoon te zoenen, te dansen, te bidden in het openbaar? En de aso’s te laten weten dat hun gedrag niet op prijs wordt gesteld? Dat we weer zelfdenkende en handelende personen worden? Zonder vrees. Of ben ik nou een ouwe hippie?