Spring naar de content

Erik Jan Harmens: ‘Als je zegt dat je de Bijbel leest, word je meteen afgemaakt’

De tachtigste editie van de Boekenweek is begonnen, en menig scribent trekt door het land om het literaire woord te verkondigen. HP/De Tijd zoekt de schrijvers echter thuis op, en neemt deze week een kijkje in hun boekenkasten. In de eerste aflevering: Erik Jan Harmens, van wie begin dit jaar de autobiografische roman Hallo muur verscheen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Erwin Reijers

Zijn nieuwbouwappartement is sober ingericht. In de huiskamer staat een boekenkast van de IKEA opgesteld tegen een brede muur. Erik Jan Harmens heeft maar 35 minuten voor het gesprek want zijn dochter is ziek. We moeten dus meteen met de ‘inspectie’ van de kast beginnen. “Als er brand uitbreekt, dan neem ik Jan Arends mee,” zegt Harmens, wijzend naar een uitgave van Arends’ Verzameld werk bovenop het witte meubel. “Jan Arends is onlangs opnieuw uitgegeven, door Lebowski en De Bezige Bij, maar dit boek is de oorspronkelijke uitgave van het verzamelde werk. Ik heb het vaak herlezen. Als je naar de foto van Arends op het omslag kijkt, zie je dat het een uiterst onaangename man moet zijn geweest. Hij kijkt heel sardonisch, een beetje gluiperig. Veel van de schrijvers die ik goed vind, zijn eigenlijk heel onaangename mensen, dat vind ik ontzettend grappig.”

Staan er meer onsympathieke schrijvers in uw kast?
“Ja. Louis-Ferdinand Céline bijvoorbeeld, dat is ook niet de ideale schoonzoon, net als Bukowski. De dichters in mijn kast zijn voor het grootste deel van die vage gasten.”

U heeft vooral poëzie.
“Ja, eigenlijk is de kast voor tweederde gevuld met poëzie.”

Welke boeken zou u nog meer willen redden van een brand?
Lachend: “Mijn eigen boek ook wel. En Journals van Robert Falcon Scott. Scott is een Engelse ontdekkingsreiziger die in een race verwikkeld raakte met de Noor Amundsen waarbij de inzet was wie als eerste de Zuidpool zou ontdekken. Amundsen ging met sledehonden en had zich goed voorbereid door in zijn blote bassie met het raam open te slapen terwijl Scott in zijn tweedkostuum in de club nog een cognacje zat te drinken. Scott deed echt alles fout. Hij had gemotoriseerde spullen bij zich terwijl Amundsen nog honden had. Scott ging met pony’s die onderweg natuurlijk allemaal doodgingen. Hij was de ultieme pechvogel. En op het moment dat hij dacht de Zuidpool te ontdekken, zag hij opeens de vlag van Amundsen wapperen die hem net voor was geweest. Dat staat allemaal in dit logboek. Ik lees daar nog vaak stukjes uit.”

Vindt u die mislukking mooi?
“Ja, dat vind ik prachtig.” Er valt een korte stilte. “Succes is helemaal niet zo interessant. Falen is eigenlijk veel ontroerender, zo veel zachter en menselijker. Falen is eigenlijk wat we de hele dag doen. Succes geeft de illusie dat we wondermensen zijn en dat we het onmogelijke kunnen bereiken. Terwijl succes vaak een optelsom van toevalligheden is.”

De boeken van Karl Ove Knausgård staan ook bovenop de kast met het omslag naar voren.
“Ik heb er geen letter van gelezen. Dat heb ik expres niet gedaan, want toen ik met Hallo muur (uitgeroepen tot Boek van de Maand door het boekenpanel van de Wereld Draait Door – ER) bezig was, wilde ik hem niet toelaten in mijn boek. Hallo muur is extreem autobiografisch en ongenadig. Ik wist dat Knausgård ook op die manier schrijft, maar dan meer wijdlopig, terwijl ik juist heel compact schrijf. En toch was ik bang dat ik door hem beïnvloed zou worden wanneer ik zijn werk zou lezen.”

Knausgård is geobsedeerd door schrijven, alles moet daarvoor wijken, zijn relaties en zelfs zijn gezin. Is dat bij u ook zo?
“Nee, dat heb ik niet. Bij mij gaan mijn kinderen vóór schrijven. Ik vind het ook heel overzichtelijk om mijn kinderen voor te laten gaan. Ik heb dat geleerd van Adriaan Jaeggi. Jaeggi was een goede vriend van mij die zeven jaar geleden aan darmkanker is overleden. Elke zin die ik hem liet lezen of toestuurde moest van het allerhoogste niveau zijn. Hij werd woest als ik hem iets toestuurde waarvan hij dacht dat ik daar beter over had kunnen nadenken. Hij wilde dat ik echt alles gaf om zo goed mogelijk te schrijven.”

Denkt u daar nog steeds aan als u schrijft?
“Ja, altijd. Hij is op die manier nog altijd aanwezig en ik denk daar elke dag aan. Je moet tot het uiterste gaan en alles van jezelf vergen om een zo goed mogelijk boek te schrijven. De enige grens is je kind. Het boek mag vóór vriendschappen gaan, maar gaat nooit voor mijn kinderen. Het is heel rigide maar je moet een beetje orde hebben in je leven.”

Heeft u een boek in de kast dat u troost geeft?
“Met de debuutbundel Ademgebed van Martijn Teerlinck heb ik dat. Ik lees zijn poëzie nog elke dag. Het zijn briljante gedichten, geschreven door iemand die wist dat hij het niet lang zou maken. Het is echt zo’n bundel die ik altijd weer zal openslaan, maar ik leen hem vaak uit en ben ik hem weer eens kwijt. Het is heel troostend dat door die bundel Martijn Teerlinck er nog is. Dat klinkt als een cliché, maar iets anders kan ik er niet van maken.”

Foto: Erwin Reijers
Foto: Erwin Reijers

Leent u veel boeken uit?
“Ja heel veel.”

Let u er ook op dat u ze terugkrijgt?
“Nee, totaal niet.” Lacht. “Erik Jan Harmens is altijd zijn fokking boeken kwijt.”

Is uw leessmaak in de loop van de jaren veranderd?
“Nee, niet echt. Ik heb altijd gehouden van ruwe, ongepolijste literatuur. Zoals dat logboek van Scott of The Basketball Diaries van Jim Carroll, het is een beetje rafelige literatuur. Ik hou niet van boeken die helemaal af zijn. Jim Carroll is prachtig omdat hij zo slordig schrijft. Het zijn de dagboeken van een drugsverslaafde en ze staan eigenlijk vol met gemompel. Het is geschreven zoals iemand praat. Levende literatuur. Heel veel keurige boeken doen mijn hart niet overspringen. Ik hou erg van imperfectie. Net als de boeken van Jack Kerouac. Kerouac is de man door wie ik ben gaan schrijven. Desolation Angels van Kerouac is eigenlijk helemaal niet zo goed, maar het is literatuur met een polsslag, het is echt. Hij pakte mij meteen, vooral met On the Road en Desolation Angels.

“In Alphen aan de Rijn, waar ik ben opgegroeid, ben ik Kerouac gaan lezen. Alphen aan de Rijn is zo verschrikkelijk lelijk met al die flats en nieuwbouwwijken. Boeken bieden een mogelijkheid om weg te gaan. Dat is denk ik het mooie van lezen, om te ontsnappen en in een andere wereld verzeild te raken, terwijl je eigenlijk thuis op de bank of in de bus zit. Ik ging vroeger vaak met de bus van Alphen aan de Rijn naar Amsterdam en dan had ik altijd een boek bij me.”

Maar dan heeft u waarschijnlijk ook geen schema’s aan de muur hangen waarop te zien is wanneer u bezig bent met een nieuw boek.
“Jawel hoor, ik ben juist wel heel planmatig. Ik ben dus helemaal niet zoals Kerouac. Ik ben juist heel gestructureerd. Ik hou van de literatuur die experimenteel geschreven is maar zelf zou ik nooit zo schrijven als Kerouac. Ik heb in die zin niet het idee dat ik door een schrijver word beïnvloed. Ik heb mijn eigen universumpje. En daar zit heel veel orde in.”

Bent u met Hallo muur ook zo te werk gegaan?
“Ja, daar heb ik heel erg gestructureerd aan gewerkt, en bovendien veel geschrapt. Ik heb het boek teruggebracht van 100 duizend naar 42 duizend woorden. Maar schrappen betekent ook dat je te veel kunt schrappen, net als bij een chirurg die te diep snijdt, en daar moet je voor waken, want dan loop je het risico dat de patient overlijdt.”

Leest u, als u een relatie heeft, elkaars boeken?
“Ik ben nu gescheiden, maar mijn ex las ook graag. We lazen elkaars boeken zelden; ze lagen altijd apart van elkaar.”

Ieder een aantal planken?
“Nee, ze stonden niet gescheiden in de kast, maar toen we uit elkaar gingen kon ik heel makkelijk mijn boeken eruit halen. Er was geen enkele discussie over van wie welk boek was. Grappig is dat de jongere vrouwen tegen wie ik aanloop – niet dat ik elke week een jongere vrouw heb hoor – niet eens een boekenkast hebben. De meesten hebben een plankje met de boeken die ze echt bijzonder vinden, de overige boeken geven of gooien ze weg. Terwijl ik vind dat een boekenkast in mijn huiskamer hoort. Dit is een collectie waaraan je kunt zien wie ik ben en waar je met je handen langs kunt gaan.”

Dus deze kast, dat bent u?
“Een beetje wel, ja.”

Direct nadat u bij uw vrouw en kinderen weg was, woonde u in een stacaravan in Den Ilp. Weet u nog wat u toen las?
“Er lagen twee boeken naast mijn bed: de Bijbel en een boek van Stephen King: Leven en schrijven.”

Dat moet een betekenis hebben, toch?
“Ik ben altijd voorzichtig wanneer mensen vragen wat ik toen heb gelezen, want als je zegt dat je de Bijbel leest dan word je meteen afgemaakt en word je ervan beschuldigd dat het niet oprecht is. Maar ik lees de Bijbel graag, want qua storytelling zit het in de Bijbel wel goed natuurlijk. Het leven in een stacaravan heb ik beschouwd als de bodem, dat schrijf ik ook in Hallo Muur. En als dat de bodem is, dan is het op zich ook wel een geschikt moment om de Bijbel te lezen.

“En Stephen King lees ik eigenlijk niet zo graag, maar dit boek van hem gaat over hoe je moet schrijven en hoe je met alcoholisme kunt omgaan. Hij is alcoholist en ik was net gestopt met drinken, dus het was heel leerzaam om dat nog eens te lezen. Ik heb het toen niet lineair gelezen, maar ik las verschillende stukken uit het boek omdat ik daar toen behoefte aan had.”

Wat leest u op dit moment?
“Alma Mathijsen. Ik had nog nooit iets van haar gelezen maar ik vind haar een erg goede schrijver. Zij is erg goed in het monteren van haar werk en het maken van tijdssprongen. En aan Alles van elkaar van Leon Verdonschot moet ik nog beginnen.”

Is er een boek dat u aan het huilen maakte?
“Ja, de Raw Shark Texts van Steven Hall. Het meest intrigerende in dit boek is de aanwezigheid van een virtuele haai. Een haai die soms onder je opduikt en waar je niet voor kunt vluchten. Die haai staat natuurlijk voor onheil en donkerte. Daar was ik erg door ontroerd omdat ik zelf ook altijd zo’n bassin onder me voel met oneindige dieptes en donkertes. Het is maar één van de vele dimensies van dat boek, maar die dreiging van die virtuele haai trof me erg. En kortgeleden huilde ik nog om Heb je blij?, een pas verschenen bundel korte verhalen geschreven door mijn ex-vrouw Gitta Veraart, over onze zoon Julian die autisme heeft.”

Staat er een boek in uw kast waarvan u zegt ‘Dát had ik willen schrijven!’?
De vreemdeling van Albert Camus. Daar ben ik nu heel vol van, maar misschien is dat over een jaar weer anders. Op dit moment is dat het volmaakte boek. Qua taalgebruik, thematiek, alles daaraan deugt. Dat is het boek waarvan ik denk: als ik zoiets ooit zou kunnen maken, dan is mijn schrijverschap geslaagd.

Hallo muur vind ik erg goed en ik ben er heel blij mee maar het is nog niet het laatste boek. Als ik ooit een boek als De vreemdeling zou schrijven dan denk ik dat ik zou stoppen als schrijver en andere dingen zou gaan doen.”

Wat maakt De vreemdeling zo goed?
“Het gaat over de onlogische wijze waarop dingen voltrekken, en de afwezigheid van een aanwijsbare reden. Wij denken dat als iemand een ander mens ombrengt dat daar een plan achter zit. Maar meestal gebeuren dingen in een opwelling, vaak is er drank of vermoeidheid in het spel. Het menselijk gedrag is helemaal niet zo rationeel, maar is vaak gebaseerd op toevallige omstandigheden. Dat is in De vreemdeling zo mooi opgeschreven. En met zo weinig woorden: het boek telt hooguit 130 pagina’s.”

U heeft sowieso veel dunne boeken in de kast staan. Is dat toeval?
“Er is een raar soort misverstand dat dikke boeken goed zijn. De reden daarvoor is volgens mij dat mensen boeken vooral aanschaffen om bijvoorbeeld mee te nemen op vakantie. Daar is helemaal niets mis mee, want je wilt zeker zijn dat je even vooruit kan met een boek. Maar heel vaak lees ik dikke boeken waarvan ik denk dat de helft geschrapt had kunnen worden. Dunne boeken zijn vaak zo schoon omdat ze zo zorgvuldig zijn geformuleerd. Waarmee ik overigens niet wil zeggen dat alle dikke boeken verkeerd zijn, hoor.”

Staat er iemand in uw boekenkast van wie u vindt dat hij of zij wordt ondergewaardeerd?
Jagers zijn wij, en ook prooi van René Stoute. Stoute wordt niet meer gelezen. Hij is later van geslacht veranderd en Renate geworden, en niet lang daarna overleden. Een ander prachtig boek van hem is Op de rug van vuile zwanen. Stoute is een echte schrijver van de straat. Rauw, hardvochtig en uiterst imperfect. Heerlijke literatuur. Al is hij niet eens ondergewaardeerd. Hij is gewoon vergeten.

Hallo muur gaat voor een groot deel over uw alcoholverslaving. Bent u niet bang dat het alcoholisme altijd aan uw imago blijft kleven?
“Nee, helemaal niet.”

En bang dat men er altijd naar blijft vragen?
“Dat valt eigenlijk wel mee. De meeste mensen zijn vooral geïnteresseerd in het verhaal. Het boek gaat veel meer over eerlijkheid. Dus mensen blijven ook niet heel lang bij die drank hangen.”

Waar bent u op dit moment mee bezig?
“Ik wil eigenlijk het liefst liefdesgedichten gaan schrijven, maar dan moet ik wel eerst verliefd worden. Dus daar wacht ik nu op.”

Het moet dus op waarheid gebaseerd zijn.
“Ja, het basismateriaal voor alles wat ik tot nu toe heb geschreven is mijn eigen leven. Ik weet niet of dat verandert, maar tot nu toe is dat zo.”

Voor zijn literaire blog ‘De boekenkast van’ zoekt Erwin Reijers bekende boekenkastbezitters op om een karakterschets te maken aan de hand van zijn of haar boekverzameling.

EJ Harmens_A