Spring naar de content

Tim Krabbé, de Veertiende Etappe en een reis naar de Mont Ventoux

Het moet ergens halverwege de jaren tachtig zijn geweest. Wij – een bont gezelschap van opgeschoten studenten – hadden genoeg van het jaarlijkse wieleruitje naar de Ardennen en wilden ook wel eens hogerop. De Mont Ventoux dus. Daar moesten we naartoe.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Mark van den Heuvel

Van wie het idee kwam weet ik niet meer, maar om het avontuur bergop extra spannend te maken hadden we Tim Krabbé, auteur van de klassieke wielerroman De Renner, uitgenodigd met ons mee te gaan naar Frankrijk. Krabbé, een jonge veertiger en enkele jaren eerder gestopt met serieus koersen, accepteerde de invitatie. En zo kon het dus gebeuren, dat wij samen met Krabbé in twee gehuurde busjes van Diks op weg gingen naar de Mont Ventoux. Het  respect voor ‘De Renner’ was groot. Helemaal toen hij een schriftje uit zijn tas haalde met al zijn tussentijden op de Ventoux, die hij in de loop der jaren had verzameld.

Zwarte sneeuw voor de ogen
Een dag voordat we de enorme berg zouden beklimmen zei Krabbé dat we de top vandaag even ‘van de makkelijke kant’ zouden benaderen, bij wijze van voorbereiding. Wat ik toen nog niet wist was dat er van de laatste zes kilometer van de klim er helemaal geen ‘makkelijke kant’ is. Krabbé moet met genoegen hebben gezien hoe wij met open ogen in zijn valletje waren getrapt. In mijn herinnering was het de grootste ontbering die ik ooit heb geleden, helemaal omdat het einde van de wereld steeds dichterbij kwam. Volgelopen benen, zwarte sneeuw voor de ogen, zo’n beetje alle wielerclichés zijn van toepassing op de Ventoux.

Rillend van de kou
Uit de aantekeningen van Krabbé konden we opmaken dat hij de heilige wielerpuist ooit in 1 uur en 22 minuten had bedwongen. Maar die tijd ging hij niet meer verbeteren, bezwoer hij ons, daar was hij inmiddels te zwaar voor geworden. De volgende dag, volgens Krabbé de officiële wedstrijddag, hebben we hem alleen aan de start gezien. Op de top van de berg stond hij ons vervolgens rillend van de kou aan de finish weer op te wachten. Onze Roeland werd tweede. Het feit dat hij juichend over de finish kwam, zeker tien minuten na Krabbé, sprak boekdelen. Van een serieuze wielerwedstrijd was geen moment sprake geweest.

Foto: Mark van den Heuvel
Foto: Mark van den Heuvel

Zelf ben ik die tweede dag al na een paar kilometer afgestapt, omdat dag één nog teveel in de benen zat. Vanuit de bus heb ik met een wegwerpcamera nog wel een paar foto’s gemaakt, me geen moment realiserend dat die nu, ongeveer dertig jaar later, weer zouden opduiken in een uitzending van De Wereld Draait Door waar de auteur te gast was. Van Krabbé, minder goed getraind dan tegenwoordig,  herinner ik me vooral de gespeelde klaagzang op de top van de Ventoux. Of we niet een beetje door hadden kunnen rijden, want hij had het daarboven verschrikkelijk koud gekregen van het lange wachten. Die avond, tijdens de sobere maaltijd, legde Krabbé ons geduldig uit dat hij een voorstander was van het gebruik van stimulerende middelen, mits onder toezicht toegepast. Gebiologeerd door de man en zijn wielerverhalen keerden we terug in Nederland.

Fundering en steigers
Alle herinneringen kwamen weer boven toen ik het onlangs verschenen boek De Veertiende Etappe van Krabbé las, 72 jaar inmiddels maar nog altijd actief op de fiets. De Veertiende Etappe is een bundeling van 71 eerder gepubliceerde verhalen, de basis van het boek is het in 1984 verschenen 43 Wielerverhalen. Conclusie: niemand in Nederland  kan zo mooi over wielrennen schrijven als Tim Krabbé. Dat wat betekenisloos lijkt, wordt bij hem iets boeiends. Zijn adagium:  “Als renner heb je te maken met de werkelijkheid, maar als schrijver ben je de meester van je verhaal.”De Veertiende Etappe doet verlangen naar een herlezing van De Renner. Of, zoals Arthur van den Boogaard schreef in Het Parool: “De Veertiende Etappe is misschien geen nieuwe De Renner, maar als een nog betere versie van 43 Wielerverhalen schetst het op prachtige wijze de contouren van dat boek. Was De Renner het te bouwen huis, dan is De Veertiende Etappe zowel de fundering als de steigers’.

Harry Valkenet, één van de studenten die dertig jaar geleden met ruime achterstand op Krabbé de Mont Ventoux beklom, opperde vorige week dat de uitgave van De Veertiende Etappe een mooie aanleiding is voor een reünie van onze wielerclub zonder naam. Dat is dus nóg een kwaliteit van Krabbé, hij verbroedert. Want geloof me Jan, Matthijs, Harry, Sebastiaan, Klaas, Roeland, Herman, Willem en Tim, die reünie gaat er beslist komen.

Iedere maand ontleedt Mark van den Heuvel voor HP/De Tijd een sport. Deze maand: wielrennen.