Spring naar de content
bron: Pexels/Pixabay

Upcycling: ‘Mensen willen geen eenheidsworst meer van IKEA’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie
Oud is hot, roestig is het nieuwe strak. Steeds meer meubilair wordt gemaakt van afgedankte spullen: upcycling. Men vindt het prachtig en is bereid er goed voor te betalen. “Mensen willen geen eenheidsworst meer van IKEA.” Het was een oud olievat dat dienstdeed als prullenbak op een of andere creatieve markt in Deventer. De gebroeders Gijs en Chiel Bodt liepen daar rond, samen met hun ouders. En toen wees Gijs naar dat vat en zei tegen Chiel: “Volgens mij kunnen we daar iets mee.” In Gijs’ woonkamer, driehoog in Groningen, maakten de broers er een lamp van. Ze monteerden er een oud strijkijzersnoer aan en zetten er een foto van op Facebook. “Binnen een week was die lamp verkocht,” vertelt Chiel Bodt. “Toen kwam het idee in ons op: misschien kunnen we wel iets cools doen met oud ijzer en daar een boterham mee verdienen.” Gijs (31) en Chiel (29) zijn allebei afgestudeerd tijdens de financiële crisis – Gijs als criminoloog, Chiel als bouwkundige – en het lukte hun maar niet werk te vinden binnen hun vakgebied. Dus begonnen ze rommelmarkten, boerenerven en Marktplaats af te struinen op zoek naar oud ijzer. “Alles wat oud, ruig en roestig was, daar zagen we wat in.” In een plantenkas in het Groningse Garmerwolde, die zo oud was dat hij bijna in elkaar stortte, maakten ze meer hanglampen van olievaten. Maar ook staande lampen van oude handboormachines. En stoelen en hondenmanden van olievaten met kussens van oude spijkerbroeken, genaaid door hun moeder. Ze gingen ermee op markten staan. Inmiddels zit hun bedrijf Indusigns in Amsterdam-Oost en zijn de hondenmanden niet meer aan te slepen. Op hun Facebookpagina wemelt het van foto’s van tevreden honden van klanten. Ook heel populair: hun koperen lampen van oude boilers. “Mensen willen geen eenheidsworst meer van IKEA,” legt Chiel Bodt uit. “Ze willen weten waar iets vandaan komt en ze willen iets unieks. En dan vinden ze het geen probleem om daarvoor te betalen. Het loopt nu zo goed, dat wij de vraag met zijn tweeën niet meer aankunnen, dus we gaan nu iemand in dienst nemen.” Wat de broertjes Bodt doen, is geen recyclen, maar upcyclen – je verwerkt afval tot iets nieuws waardoor het meer waarde krijgt. Upcyclen is helemaal hot: er duiken wereldwijd steeds meer bedrijfjes op die meubels produceren van autobanden, tassen van oude dekens of lampen van lege bier essen. Het past precies in de belangstelling voor vintage, industrieel en duurzaamheid, die al een tijdlang toeneemt. Niet dat upcyclen iets heel nieuws is. De term zou bedacht zijn door de Duitse ingenieur en upcycler Reiner Pilz. Die had het er in de jaren negentig al over dat we naar een manier van recyclen toe moesten waarbij oude producten méér waarde kregen in plaats van minder. De godfather van het Nederlandse upcyclen is ontwerper Piet Hein Eek. Hij studeerde in het begin van de jaren negentig af met een kast gemaakt van sloophout aan wat tegenwoordig de Design Academy heet in Eindhoven. Die kast was in die tijd revolutionair, want design moest toen vooral strak, koel en ongenaakbaar zijn. Eek maakte hem niet zozeer uit milieuoverwegingen, maar vooral om het toenmalige denken over design te doorbreken. Hij was dus geen upcycler uit overtuiging maar, zo zei hij in een interview met een landelijk dagblad: “Ik heb een pesthekel aan weggooien, dat wel.” Hoe het verder is gegaan met Eek en zijn krankzinnig populaire meubels van sloophout is design-geschiedenis. Ook de gebroeders Bodt begonnen niet met upcyclen vanuit een roeping om het milieu te redden. “We zijn zelfs nooit van plan geweest om een bedrijf op te zetten,” zegt Chiel Bodt. “We begonnen er gewoon mee omdat we geen werk konden vinden, niet omdat we direct de wereld wilden verbeteren. Maar het is wel een leuke bijkomstigheid dat wij met wat we maken mensen de ogen kunnen openen voor wat je allemaal met oude spullen kunt doen. En het slaat aan. Aanvankelijk dachten we dat onze klanten vooral jonge creatieve- lingen zouden zijn. Maar we verkopen ook aan mensen die in steriele villa’s wonen met een interieur dat op een ziekenhuis lijkt. En daar hangen dan opeens drie van onze stinkende petroleumlampen. De ontwerpen van Indusigns zijn inmiddels zo populair dat ze regelmatig worden gekopieerd, vertelt hij. “Laatst belde er iemand die zei dat ze een hondenmand van ons had en dat die aan het roesten was. Wij zochten het uit en die hondenmand bleek helemaal niet door ons gemaakt. Mensen plukken gewoon foto’s van onze website en verkopen dan hun eigen imitaties via Marktplaats. Mijn broer Gijs raakt daar geïrriteerder door dan ik. Ik zie het als een compliment.” In een hip bedrijfsgebouw aan de andere kant van de stad legt ontwerper/stoffeerder Karin Pekelharing (40) de laatste hand aan haar collectie tassen, etuis en poefs van autogordels. Ze staat er morgen voor het eerst mee op een beurs en de sfeer in haar atelier is licht gespannen. Het idee om iets met autogordels te doen ontstond in 2008, tijdens haar studie, vertelt ze. Op het bureau van een medestudent lag een rol zwart materiaal. “Het was heel mooi, glad spul. Soepel, sterk, het voelde zacht aan en glansde prachtig,” vertelt ze. “Het bleek een opgerolde autogordel te zijn. Ik dacht meteen: daar wil ik iets van maken.” Op een bepaald moment had ze een tas nodig en maakte ze van zwarte autogordels een simpele maar stijlvolle rugtas. “Die heb ik jaren gebruikt. En elke dag spraken mensen mij erop aan – iedereen werd enthousiast van die tas. Dat bracht me op het idee er meer te maken. Ik ging naar de sloop om gordels te halen en daar keken ze me heel raar aan. Inmiddels heb ik een sloperij gevonden die de gordels speciaal voor me uit autowrakken snijdt.” Haar tassencollectie oogt verrassend chic vanwege de zijdeachtige glans van de autogordels en de aparte kleuren. Opvallend is het vuurrood van de autogordels uit oude Fiat Cinquecento’s. De petrol-kleurige gordels komen uit afgedankte Peugeots. Maar ze werkt ook met nachtblauw, goud en zuurstokroze. “Ik koop die gordels per kilo,” vertelt ze. “Er gaat veel tijd zitten in het sorteren en wassen. Het is bewerkelijk materiaal. Je kunt het bijvoorbeeld niet schuin afknippen, dan gaat het helemaal rafelen. Je moet goed weten wat je doet. Ik kan de productie niet uitbesteden naar China of Polen – ik heb het een keer geprobeerd, maar het resultaat zag er niet uit. Dus ik maak alles zelf.” Dat heeft gevolgen voor de prijs. Een shopper van Pekelharing doet meer dan tweehonderd euro. “Maar dan heb je ook een heel bijzondere, handgemaakte tas. Hij gaat jaren mee en hij kan gewoon in de wasmachine,” zegt de ontwerpster. “En mensen zijn meestal stomverbaasd als je vertelt dat die tas van autogordels is gemaakt.” Karin Pekelharing vindt het mooi dat er steeds meer aandacht komt voor hergebruik. “Upcycling is belangrijk. Er moet echt een omslag komen in de manier waarop we met spullen omgaan,” zegt ze. “Ik houd niet van die mentaliteit van een goedkoop product kopen om het twee weken later in de prullenbak te gooien. Ik heb liever minder, maar wel mooie spullen. Dat geeft rust in mijn hoofd. Daar moeten we allemaal naar toe. En dat gebeurt ook, steeds meer ontwerpers hergebruiken materialen en je ziet ook steeds meer winkels waar ze geüpcyclede spullen verkopen.” Een van die winkels is UpNew, niet ver van Pekelharings werkplaats, aan de Amsterdamse Bos en Lommerweg. Eigenaren Susanne Engels (48) en Rianne Griffioen (36) openden hun zaak in oktober. Hun corebusiness zijn tweedehands kasten en tafels die ze beschilderen met bloemen- en vogelmotieven, maar ook met geometrische patronen, waardoor ze er opeens heel hip uitzien. Engels was ooit documentairemaker, maar omdat ze graag iets anders wilde gaan doen, begon ze twee jaar terug met het beschilderen van meubels. “Het was een wild plan. Ik wist niet of het zou aanslaan, maar ik deed het gewoon. En er zit nu een stijgende lijn in.” Griffioen zat in de hulpverlening en ging meubels beschilderen omdat ze in haar werk ‘te weinig ruimte voor creativiteit’ kreeg. De vrouwen kwamen elkaar bij toeval tegen en besloten samen te werken met als resultaat UpNew. “Dat samenwerken bleek een heel goed idee,” zegt Griffioen. “Dit werk bestaat namelijk ook voor een groot deel uit sjouwen.” De meubels die ze verkopen zijn in on- gebruikelijke tinten geverfd. Opvallend is de zeegroene kast waar Griffioen een grote flamingo op heeft geschilderd. Of de jaren zestig-salontafels die Engels een heel ander aanzicht gaf door ze te beschilderen met grafische motieven. “We trekken steeds meer klanten,” zegt ze. “En die hebben meestal iets van ‘wauw’ als ze hier binnenkomen.” Ze vertelt dat ze vaak meubels van Marktplaats haalt, maar soms ook gewoon op straat vindt. Laatst nog trof ze een leuke teatrolley aan waarvan alleen het bovenblad kapot was. “En er komen steeds meer mensen naar ons toe die zeggen: ik ben het huis van mijn oma aan het leeghalen, kunnen jullie nog iets gebruiken? Of: ik heb nog een kast staan, wil jij hem? Ze gunnen het ons.” Of wat Engels en Griffioen doen echt upcyclen is, daarover lopen de meningen trouwens uiteen. Grafisch ontwerper Gilbert de Rooij, die een blog bijhoudt over wat er op het gebied van upcyclen in de wereld gebeurt en zelf lampen maakt van oude melkpakken, vindt van niet. “Het opnieuw beschilderen van oude meubels is natuurlijk geen upcyclen,” zegt hij. “Het gaat erom dat een oud of afvalproduct een nieuwe functie krijgt. En niet dat een kast een kast blijft. Hoe leuk die ook is geworden.” Hij vindt ook dat we ons niet te veel illusies moeten maken over de effecten van upcycling. “Je komt het steeds vaker tegen, dat is waar. Maar het gaat toch met name om kleinschalige initiatieven. Ik denk niet dat er door upcycling echt veel minder afval in de wereld komt. Het mooie van upcycling is dat je op een andere manier naar afval gaat kijken. En dat alleen is al waardevol.” Met haar bedrijf Werp Design, dat op een terrein met creatieve bedrijven aan de Weespertrekvaart zit, maakt Anja Brakenhoff (55) lampen van ribkarton. Anders dan je bij het woord ribkarton zou vermoeden, zien die lampen er luxueus uit. Je moet echt even goed kijken voordat je ziet dat ze inderdaad van karton zijn gemaakt. Het idee ontstond toen haar partner Arjen Abbestee, die ze omschrijft als ‘een soort Willy Wortel’, bezig was een 3D-printer te bouwen en daarvoor een laser cutter aanschafte. “Dat is een geautomatiseerde figuurzaag,” vertelt ze. “Toen we dat ding eenmaal hadden, gingen we kijken wat we er nog meer mee konden doen. En tijdens onze experimenten kwamen we uit bij ribkarton. Dat is heel mooi materiaal. En we vonden het leuk om uit bestaande materie iets te maken.” Ze maakte eerst een lampje van een sinaasappeldoos. En daarna een van een meloenendoos. “Ik maak nu ook lampen van berkenmultiplex, maar karton, dat is zulk gewoon, nederig materiaal, dat ik dat extra leuk vind. Het is simpel, goedkoop en erg sterk. Er worden van ribkarton zelfs muren en stoelen gebouwd.” De lampen van Brakenhoff bestaan uit schijven die met behulp van ringen in elkaar worden geschoven. “Geen lijm, geen schroeven. Het is heel basaal, maar je moet wel nauwkeurig werken, anders gaan die schijven loszitten,” zegt ze. Behalve hanglampen in allerlei maten zit in haar collectie ook een staande lamp met een voet uit sloophout. Inmiddels maakt Brakenhoff haar lampen niet meer van fruitdozen, maar van platen karton. “Die dozen zijn bijna niet meer te vinden. Fruit wordt tegenwoordig in kratten aangeleverd. Ik ben wel nog bij wat dozenfabrieken langs geweest om te kijken of ze exemplaren hadden waar ze van af wilden, maar het is ook heel arbeidsintensief om met die dozen te werken. Je moet ze uit elkaar scheuren en ze moeten ook nog eens de juiste hoogte hebben. Van een tomatendoos kan ik geen lamp maken. Maar de platen karton die ik nu gebruik zijn wel gerecycled, dus ik werk nog steeds met duurzaam materiaal.” Het probleem van upcyclen is dat het niet altijd is vol te houden, als je succes hebt, meer moet gaan produceren en niet Piet Hein Eek heet. Daar liepen de gebroeders Bodt ook tegen aan. “Als er twintig hondenmanden per maand de deur uit gaan, is het niet meer zo eenvoudig om altijd oude olievaten te gebruiken,” vertelt Chiel Bodt. “Die zitten vol olieresten. Het is veel werk die schoon te krijgen. Dus we gebruiken zo nu en dan nieuwere vaten. Maar bij sommige van onze producten, zoals de lampen van oude patrijspoorten, blijven we upcyclen. Van een bedrijf dat upcyclet zijn we nu een bedrijf geworden dat oud en nieuw combineert. Upcyclen is niet het makkelijkste businessmodel, je moet het echt doen uit passie. Het is natuurlijk prachtig om van afval iets cools te maken. Ik ken jongens die er heel strikt in zijn en echt alleen oude spullen gebruiken, maar die leven niet zoals ik.” Upcyclen is nu zo populair dat op verschillende plekken in Nederland workshops en cursussen worden gegeven waarbij particulieren aan de slag gaan om van oude troep hippe huisraad of leuke hebbedingen te maken. Ook de gebroeders Bodt geven workshops. “We doen het als bedrijfsuitje,” vertelt Chiel. “We nemen de medewerkers van zo’n bedrijf dan mee naar een oud ijzerboer. Daar mogen ze spullen uitzoeken waarvan ze onder onze leiding iets gaan maken. Het is allemaal heel kneuterig en gezellig. We hadden laatst het personeel van een juwelier over de vloer en ook de medewerkers van een creatief ontwerpbureau. En ze veranderen allemaal in kleine kinderen als je ze een hamer en een schroevendraaier in handen geeft.” Al die belangstelling voor oude rotzooi resulteert langzamerhand wel in schaarste, signaleert hij. “Wij maken lampen van ko- peren boilerketels en de lampen die groen zijn uitgeslagen en vol vlekken zitten zijn het eerst weg. Alles wat oud en authentiek is, daar springen mensen bovenop. Het ligt zo goed in de markt dat daar tegenwoordig een prijskaartje aan hangt. Als ik een oude werkbank koop, ben ik zo duizend euro kwijt, want het is vintage hè? Finaal doorgeroeste golfplanten, je betaalt er de hoofdprijs voor. Oud en versleten is het nieuwe gelikt.” Meer over upcycling: www.upcycledzine.com

Onderwerpen