Spring naar de content
bron: ANP/Jeroen Jumelet

Over een paar jaar kopen we vlees waarvoor geen dier gedood is

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Oswin Schneeweisz
Over een paar jaar kunt u in de supermarkt al vlees kopen waarvoor geen dier gedood is – goed voor dier, milieu en klimaat. Dat is althans de missie van ‘kweekvleesprofessor’ Mark Post. Zelfs de vleessector investeert er nu flink in. Er is een ware concurrentieslag ingezet, zo heeft het kweekvleesbedrijf Memphis Meats 17 miljoen dollar aan investeringen opgehaald. “Dit wordt een revolutie in de voedselindustrie.” “En wat mag het zijn?” vraagt de ober. De klant twijfelt: wordt het labzwezerik, in vitro-kip of een biefstukje uit de 3D-printer? Over vijf à tien jaar kan het realiteit zijn: vlees waar geen dier voor gestorven is. Vier jaar geleden presenteerde Mark Post in Londen zijn kweekvleeshamburger. Het was een unicum, een mijlpaal in de geschiedenis. Voor het eerst in het bestaan van de mensheid lag er een hamburger op een bord die volledig was opgekweekt uit stamcellen. Geen wonder dat Post, die inmiddels door het leven gaat als de kweekvleesprofessor uit Maastricht, wereldwijd breaking news was. Enkele maanden geleden toonde het Amerikaanse bedrijf Memphis Meats de eerste laboratorium-kip en laboratorium-eend tijdens een barbecue-feestje voor een select gezelschap aan de wereld. “De ontwikkelingen gaan snel, razendsnel,” zegt Bruce Friedrich. Friedrich heeft belang bij een positief verhaal, want hij staat aan het hoofd van The Good Food Institute, een lobbyorganisatie voor clean meat, gevestigd in Washington. Friedrich brengt investeerders en producenten bij elkaar. Friedrich: “Die kweekhamburger van Mark Post kostte een slordige 330.000 Amerikaanse dollar. Het kippetje van Memphis Meats had een paar jaar later een prijskaartje van nog maar zesduizend Amerikaanse dollar. In een paar jaar tijd hebben we dus al een grote prijsreductie bereikt.” Het is een leuk marketingverhaal, want het maken van nepkip is oneindig veel gemakkelijker dan het maken van rundvlees. Maar toch... het zegt wel iets over de ontwikkelingen in de sector. Alle aandacht is momenteel gericht op het opschalen van de productie, waardoor de prijs lager zal worden. Friedrich: “Waar we naartoe moeten is dat het product nog maar een paar dollar kost en qua prijs kan concurreren met het vlees dat we nu kennen. Het is geen kwestie meer óf kweekvlees er komt, maar wanneer. Mijn inschatting is dat het in 2020 of 2021 in de supermarkten ligt.” De manshoge blauwe incubator op het lab van de Universiteit Maastricht ziet eruit als een overmaatse vrieskast, alleen is-ie niet koud, maar warm. De digitale cijfers op het display geven 37 graden aan. Lichaamstemperatuur dus. In dit apparaat kweekte Mark Post zijn eerste hamburger. Het basisrecept is simpel: een paar stamcellen van een levend dier, een petrischaaltje en een serum waarin de cellen kunnen groeien. Vervolgens laat je het zaakje vier weken op lichaamstemperatuur rusten en dan heb je spierweefsel. Zo begon professor Mark Post, hoogleraar vasculaire fysiologie, ooit te experimenteren. Inmiddels is hij, samen met de Universiteit Maastricht, aandeelhouder in het bedrijf Mosa Meat. Een bedrijf dat voorlopig nog alleen op pa- pier bestaat met Peter Verstrate (ex-werk- nemer bij Stegeman) als CEO. Voorlopig reist Post nog de wereld rond om de nodige fondsen bij elkaar te krijgen, maar in 2020 wil hij de markt op met zijn kweekvlees. Eerst als luxeproduct à zestig euro per kilo en later als concurrent van het reguliere supermarktvlees. Post: “Over twintig jaar vragen we ons af hoe we ooit zo barbaars konden zijn om massaal dieren te slachten voor vlees.” Post raakte bij toeval in het nepvlees verzeild. Hij maakte deel uit van een groepje wetenschappers dat onderzoek deed op het gebied van weefsel-engineering. Geïnspireerd door de man die in Nederland ooit het idee opperde om stamcellen te gebruiken om vlees te kweken (Willem van Eelen) ging Post met een klein team aan het werk. “Dat konden we doen dankzij een subsidie van de overheid, maar die werd na vijf jaar stopgezet,” zegt Post. “Ik vond het onbegrijpelijk, maar zo gaat het wel vaker met overheidssubsidies voor wetenschappelijk onderzoek," vervolgt hij. "Het is soms pure kapitaalverspilling. De overheid financiert jarenlang de meest vage, esoterische wetenschappelijke onderzoeksprojectjes, maar hier trok de commissie na de eerste ronde de stekker uit. Het NOS Journaal was bij ons langs geweest en dan ben je bij die subsidiecommissies meteen verdacht. Dan vinden ze je al snel te populair. Er zat voor ons dus weinig anders op dan een particuliere financier te vinden. We moesten ons doel via de media bereiken, maar daarvoor moesten we groots kunnen uitpakken en op dat moment hadden we nog niets. Aanvankelijk wilden we in Londen een kweekvleesworst presenteren. Het varken dat de stamcellen leverde, zou dan vrolijk rondbanjeren op het podium. Toen Sergey Brin, een van de oprichters van Google, echter besloot de presentatie financieel te ondersteunen, hebben we er een hamburger van gemaakt. Amerikanen hebben nu eenmaal meer met hamburgers dan met worst.” Terugblikkend op zijn hour of fame zegt Post: “Al die media-aandacht heeft een gigantisch effect gehad. Niet alleen voor ons team, maar ook voor de publieke discussie over kweekvlees. Tot die tijd stond bijna alleen het dierenwelzijn centraal in discussies over onze vleesproductie, maar sinds de kweekhamburger is ook de gemiddelde consument gaan nadenken over waar zijn vlees eigenlijk vandaan komt en hoe belastend dat voor het milieu is.” Na de wereldwijde media-aandacht is er veel veranderd voor Post en zijn team. De overheid geeft nog steeds geen geld, maar elke week melden zich nieuwe potentiële geldschieters. Post: “Het is een ongekende luxepositie en het maakt ook duidelijk dat veel mensen het belang inzien.” Tien miljoen euro heeft hij nodig voor de opstart van Mosa Meat en de contracten zijn al bijna rond. Nog dit jaar verwacht Post dat de eerste financiële horde genomen is. Dan kan de eerste paal – bij wijze van spreken – de grond in en is Maastricht niet alleen de stad van de ballen van Mora, maar ook van de burgers van Mosa. Wie zijn de suikerooms en -tantes achter het nepvlees van eigen bodem? Allereerst is er Sergey Brin van Google, die volgens Post investeert uit ideële motieven. Dan is er nog een grote Europese vleesverwerker die zich hult in geheimzinnigheid en zijn er vele kleinere, particuliere investeerders die veelal bijdragen uit ideële motieven. Naar exclusieve rechten op het product kunnen investeerders overigens fluiten. Post: “Daar beginnen we niet aan. Als je dat doet, ga je de markt opdelen en wordt het voor toekomstige investeerders minder interessant.” Voor de paar bedrijven uit de vleessector die nu over de brug zijn gekomen gelden vooral strategische overwegingen. Post: “In die sector begint men langzaam te beseffen dat we op deze manier niet verder kunnen. Niet uit ethische overwegingen, maar ook vanwege het klimaat en het milieu. Er is wereldwijd simpelweg niet genoeg landbouwgrond om op deze manier door te gaan. Zeventig procent van de landbouwgrond in de wereld wordt nu gebruikt voor veevoeder. De veehouderij draagt volgens de VN jaarlijks 14,5 procent bij aan de uitstoot van broeikasgassen. De rek is eruit. De vleesindustrie zit dus, naast het slechte imago, met een fiks probleem. Dat heeft men jarenlang ontkend, maar nu zie je het veranderen: men noemt zich bijvoorbeeld geen vleesproducent meer, maar leverancier van eiwitten of proteïnen. De vele rapporten over de werkomstandigheden in de slachterijen in de VS liegen er ook niet om. Human Rights Watch betitelde de omstandigheden voor werknemers in Amerikaanse slachterijen recent nog als een grove schending van de mensenrechten en dan hebben we het nog niet eens over dierenwelzijn. Als er niets verandert, wordt de vleesindustrie de sigarettenfabrikant van de toekomst.” Een Skype-interview met Eli Soglowek, directeur van Soglowek Food Industies (een vleesverwerkend bedrijf dat zestig procent van de vleesmarkt in Israël in handen heeft) bevestigt dat beeld. Soglowek: “Het maakt ons niet uit waar onze proteïnen vandaan komen. Als we maar proteïnen hebben, want dat is onze corebusiness. Wij verkopen proteïnen, in wat voor vorm dan ook.” Soglowek volgt de kweekvlees-ontwikkelingen op de voet en steunt ook diverse onderzoeken financieel. Waarom hij dat doet? Soglowek: “Kweekvlees wordt een revolutie in de voedselindustrie. Het gaat de manier waarop de mensheid zich voedt veranderen. Als die revolutie uitbreekt, willen we vooraan in de linie staan.” Daarom tekende hij onlangs een contract met de Israëlische start-up SuperMeat. Daar wordt, anders dan bij Mark Post, niet gewerkt met het laten groeien en vermenigvuldigen van stamcellen, maar met technieken uit de weefseltransplantatie bij mensen. Door weefsels te laten groeien zegt SuperMeat zelfs in staat te zijn vlees te produceren met de complexe structuur en textuur van echt rundvlees. Soglowek heeft zich onlangs bereid verklaard te investeren in dit project, mits het de eerste onderzoeksronde goed doorkomt. Soglowek: “Het past in de traditie van ons bedrijf om innovatief te zijn. Toen mijn grootouders na de Tweede Wereldoorlog naar Israël kwamen, waren ze de eerste die op grote schaal, via een speciale techniek, ham van kalkoen gingen produceren. Het zou prachtig zijn als mijn generatie nu een positieve rol kan spelen bij de introductie van clean meat.” Nederland, Amerika en Israël behoren tot de koplopers wat kweekvlees betreft. Mosa Meat gaat zich uitsluitend op de Europese markt richten, Memphis Meats focust zich op de Verenigde Staten. Post: “Memphis Meats doet in principe hetzelfde als wat wij doen, alleen zijn ze verdacht stil over wat voor cellen ze precies gebruiken. Wij werken met volwassen stamcellen. Die zitten bijvoorbeeld in je spieren en doen helemaal niets. Ze zitten gewoon te wachten totdat er een scheurtje ontstaat. Dan pas gaan ze zich delen om de boel te repareren. Het zijn stamcellen die al in een bepaalde richting geduwd zijn, namelijk het maken van spierweefsel." "Nadeel is dat ze op zeker moment ophouden met delen," vervolgt hij. "Dan moet je terug naar het dier om nieuwe cellen te oogsten. Een biopt van één centimeter kan zo’n duizend kilo vlees maken. Het is opvallend dat juist Memphis Meats een patent heeft genomen op zogenaamde IPS- cellen, oftewel geïnduceerde pluripotente cellen. Dat zijn eigenlijk geen stamcellen, maar gewone cellen uit bijvoorbeeld een stukje huid. Als je daar vier genen in stopt, worden het stamcellen. Het is buitengewoon interessante technologie, maar je bent op zo’n moment wel bezig met genetische manipulatie en in Europa hebben we afgesproken dat we dat niet willen.” Post zet niet alleen vraagtekens bij de torenhoge ambities van Memphis Meats, maar ook bij de overmatige aandacht voor kip in het algemeen bij kweekvlees- kwekers. Post: “Het is de gemakkelijkste weg. Een kipfiletje opkweken uit stamcellen is namelijk helemaal niet zo moeilijk. Het vlees heeft een vrij simpele structuur. Het is wit vlees en dat is gemakkelijk na te maken met plantaardig eiwitten. Ik zie het maatschappelijke voordeel ook niet. Een kip is immers een vrij efficiënt dier. Qua uitstoot van broeikasgassen haalt het weinig tot niets uit. Kweekvleeskip is eigenlijk alleen verdedigbaar vanuit het oogpunt van diervriendelijkheid. Een andere noodzaak is er niet. De echte doorbraak komt als we in staat zijn om een sappige biefstuk of entrecote op te kweken met de juiste verhouding tussen spieren vetweefsel en de juiste structuur en textuur. Dat is pas echt moeilijk.” In Wageningen werkt men inmiddels, in samenwerking met Unilever, aan een plantaardige biefstuk. Met een nieuwe techniek worden plantaardige eiwitten van bijvoorbeeld sojabonen net zo lang bewerkt totdat ze de structuur hebben van een biefstuk. Ook hier zijn de ambities weer torenhoog. Over vier jaar wil de Wageningse universiteit met een eerste productielijn komen, waarmee bedrijven zelf vleesvervangers kunnen maken in verschillende ‘vlees’-structuren. Je hoeft volgens Post echter geen topkok te zijn om te constateren dat het vlees in elk geval qua uiterlijk in de verste verte (nog) niet op biefstuk lijkt. Vier jaar na Posts eerste nephamburger is er sprake van een ware hype in de vleessector. Om de haverklap duiken er berichten op over kweekvlees en kunstmatig geproduceerde eiwitten. Afgelopen maand haalden Finse wetenschappers nog het nieuws met een eiwit dat werd gemaakt zonder dat er een plant of dier aan te pas kwam. De onderzoekers gebruikten een laboratoriumopstelling met elektriciteit en CO2. De Finnen spreken al van een wereldveranderende uitvinding die alle honger de wereld uit zou kunnen helpen, zonder gebruik te maken van kostbare landbouwgrond. Maar Post is kritischer. “Het is minder revolutionair dan het lijkt. We kunnen immers nu al eiwit maken zonder plant of dier, maar daar hebben we dan bacteriën voor nodig. Als elektrische energie inderdaad onbeperkt en goedkoop beschikbaar is, kan dit een efficiënte eiwitbron zijn. Maar dan heb je nog steeds geen vlees, met specifieke eigenschappen die moeilijk na te bootsen blijken met niet-dierlijke eiwitten. Dat geldt ook voor deze zogenaamde ‘elektrische’ eiwitten.” Dat de traditionele voedselproducenten in beweging zijn gekomen blijkt wel uit de cijfers. Danone kocht vorig jaar voor 10,4 biljoen dollar Whitewave (producent van onder meer vegetarische burgers en soja- producten), Canada’s grootste vleesverwerker Maple Leaf kocht enkele maanden geleden voor 140 miljoen dollar Lightlife (producent van vegetarisch vlees), vleesproducent Tyson Foods nam onlangs een aandeel van vijf procent in Beyond Meat (producent van vegetarische hamburgers) en Hampton Creek, in de VS bekend van de veganistische mayonaise, maakte onlangs bekend dat het 120 miljoen dollar investeert in de ontwikkeling van een kweekvleesburger die volgend jaar al in de winkelschappen moet liggen. “Een ongelofelijk ambitieus plan,” zegt Bruce Friedrich van het Good Food Institute. “Maar Hampton Creek heeft al vaker bewezen dat het in staat is om het onmogelijke waar te maken. Het is binnen vijf jaar van een start-up uitgegroeid tot een miljoenenbedrijf ter waarde van 1,1 miljard Amerikaanse dollar. Het zou mij niets verbazen als de hamburger binnenkort uit Silicon Valley komt.” Kortom, wat ooit begon als een ‘hersenspinsel’ van vegetarische milieuridders en dierenactivisten, wordt langzamerhand overgenomen door capital funds en commerciële investeerders. Zelfs McDonald’s heeft al laten weten geïnteresseerd te zijn in wat men noemt het ‘democratiseren’ van de kweekvlees-hamburger. “Wij zullen niet leading zijn, maar wel volgend en kunnen de burger betaalbaar aanbieden aan een groot deel van de wereldbevolking, zei algemeen directeur van McDonald’s Nederland Manu Steijaert onlangs tegen een verslaggever van RTL Z. Nu de commerciële bedrijven het toneel betreden, veranderen echter ook de regels van het spel. Het draait niet louter meer om onderzoeksresultaten, maar ook om mogelijk te behalen winsten en belangen van aandeelhouders en investeerders. Wie het eerst zijn kweekvleesburger in de schappen heeft liggen, is de concurrentie te slim af. Er lijkt dus ook sprake van een groeiende concurrentieslag in de kweekvleessector. Post: “Wij trekken ons daar niet zoveel van aan. We laten ons niet door allerlei commerciële belangen opjagen. Natuurlijk willen investeerders snel resultaat zien, maar voor ons staan het wetenschappelijk onderzoek, het maatschappelijk belang en de veiligheid voorop. En de markt is groot genoeg voor meerdere spelers. Wij hoeven niet zo nodig volgend jaar met een kweekkip op de markt te komen uit marketing-overwegingen. Wij gaan voor het rundvlees. Dat duurt langer, maar je kunt er wel een maatschappelijk probleem mee oplossen en dat is vanaf het begin onze doelstelling geweest.” In de afgelopen jaren heeft Post een aantal belangrijke stappen gemaakt. Post: “We zijn nu in staat om alle technieken die nodig zijn om een sappige en smaakvolle biefstuk te maken los van elkaar toe te passen. De komende jaren moeten we al die technieken succesvol in één product integreren. Verder concentreren we ons op het opschalen van de productie, want we moeten in staat zijn om het kweekvlees grondstof-efficiënt te vervaardigen. We moeten bijvoorbeeld nog ontdekken hoe we met dezelfde grondstoffen meer vlees kunnen maken. Bijvoorbeeld door hergebruik van materialen. Bij een koe is dat onmogelijk, in het laboratorium kan dat wel. Die slag moeten we nog maken. Dat is het grootste struikelblok. Als we daar niet in slagen, moeten we ermee stoppen.” De hamvraag blijft natuurlijk of mensen überhaupt kweekvlees zullen wíllen eten en of het qua smaak kan concurreren met geslacht vee. Een koe is immers meer dan spiervezels. Het is ook een zichzelf kruidend systeem, althans als ze het ge- luk heeft in de wei te mogen grazen. De smaak wordt mede beïnvloed door ras en voeding. Post: “Ik twijfel er niet aan dat de smaak vergelijkbaar zal zijn, want we kunnen in het lab alles toevoegen wat we willen. Misschien gaat dat nog wel gemakkelijker dan wanneer de boer specifieke grassoorten en kruiden moet aanbieden om de smaak van het vlees te verbeteren. Daarnaast hebben de stamcellen van een Holstein- of Limousin-koe hun eigen specifieke kenmerken. Kenmerken die tijdens het fermentatieproces in het lab behouden blijven.” Maar er is ook weerstand en niet te weinig ook. Vlees uit het lab wordt als onnatuurlijk beschouwd. Volgens Post valt het met die weerstand wel mee. Hij zegt: “Het zit vooral tussen de oren. Mensen zijn nu eenmaal gewend om iets wat ze niet kennen in eerste instantie af te wijzen, zeker als het gaat om voedsel. Maar wees eerlijk: wie weet wat er in de frikandel zit die op je bord ligt? Het recente omvangrijke eierenschandaal bewijst weer eens dat we met onze bio-industrie op de verkeerde weg zitten.”