Spring naar de content
bron: Shutterstock

Waarom het kleinste landje van Scandinavië het beter voor elkaar heeft dan wij

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie
Het kleinste land van Scandinavië lijkt alles voor elkaar te hebben: uitstekende collectieve voorzieningen, korte werkweken, veel hygge, knusheid. Maar deze tevredenheid kan omslaan in een gevoel van superioriteit. En dan hoor je er als buitenstaander nooit helemaal bij. [caption id="attachment_566613" align="alignleft" width="300"]Denemarken Nyhavn in Kopenhagen. Beeld:[/caption] Henk en Henk, Westbroek en Temming, zongen in de jaren tachtig met Het Goede Doel dat ze het zo benauwd kregen in Nederland, in het drukke Utrecht, waar Westbroek later niet voor niets Lee aar Utrecht zou oprichten. Waar konden ze heen? Noord-Ierland, China en Duitsland vielen om uiteenlopende redenen af. België kon een alternatief zijn, zongen ze, zolang Pluto een onhaalbare kaart bleef. In België lachte iedereen, en dat taaltje was zo zacht. Het lachen is de Belgen inmiddels lang vergaan, met uitzondering misschien van de Nederlandse inwoners van Brasschaat, als die hun belastingformulieren invullen. Maar ook toen al hadden de Henken beter om zich heen moeten kijken. Naar het noordoosten. Deens, dát taaltje is pas zacht. De meest bizarre psychopaten in die heerlijke Deense series krijgen er nog wat aandoenlijks door. Ze worden er, na de bloedstollende plot, op een bijna gezellige manier mee ingerekend. Niet meer doen. Hold kæft! Denemarken is een land als het onze – klein, welvarend, een bescheiden rol op het wereldtoneel – maar het is er, op het eerste gezicht, in alles net iets beter toeven. Wat is het er mooi, schoon en rustig. Wat een vriendelijk, zacht golvend landschap, groen en graangeel, met van die schattige gekleurde huisjes en schuurtjes. Wat een áárdige mensen. Ze schreeuwen niet en rijden niet te hard, zoals wij, de Duitsers, de Fransen en de Italianen. Deze zomer waren wij in Denemarken. Zo, wat leuk! Op de camping was een servicegebouw met een horecavaatwasser, klaar in drie minuten, er was een heerlijk zwembad met een sauna en een hottub. Overal viel de hoge Deense levensstandaard op, de hoge kwaliteit van leven. Welvarende mensen reden in goeie auto’s over uitstekende wegen. Nergens was het dringen, nergens onveilig of zelfs maar unheimisch, zeker niet in Kopenhagen, een stad van mooi oud geworden baksteen, water en moderne architectuur. Als de dagen donker en guur worden, kijken we thuis naar Scandicrimi’s van Lumière. Gordijnen dicht, wijn en een kaasje: heerlijk huiveren bij in stukken gezaagde Scandinaviërs en de vraag wie dat heeft gedaan. De wereld op het scherm is nog donkerder dan bij ons buiten, maar binnen zijn we samen en geborgen in aangenaamheden: hygge, de Deense gezelligheid-to-the-max die de wereld verovert. Amsterdamse styling- bureaus adviseren over dure hygge, en in Engeland en Amerika is hygge nog veel groter dan hier. Dicht bij huis ken ik een paar Denen met heimwee naar Denemarken, erge heimwee en heimwee waarmee valt te leven. Ze wonen al jaren in Nederland. Waarnaar verlangen ze toch zo terug? Bij ons in Nederland is het toch ook goed? Wij zijn toch ook open, rijk, makkelijk in de omgang? Maar de banden met het fædreland slijten niet. De danneborger, de edele vrouwen, mooie maagden en vlotte mannen daar, ze begrijpen elkaar zoals wij ze niet helemaal begrijpen. Het enige dat vrienden en familie thuis in het goeie gamle Danmark niet willen begrijpen, is waarom zij niet meer in Denemarken wonen. Het zou kunnen natuurlijk: dat Denemarken een iets beter land is dan Nederland. Het is niet zo erg, wij zijn ook al vrij goed. Op de internationale geluksindex is Nederland vijfde of vierde. Denemarken meestal eerste, tot het dit jaar net werd gepasseerd door de dolgelukkige Noren. Het Scandinavisch geluk is een exportproduct. Duizend jaar geleden kwamen de Vikingen naar ons toe met moord en doodslag, nu met geinig spul van de Deense interieurketen Søstrene Grene. We mogen niet klagen in Nederland, en dat doen we dan ook niet. Er moet brood op de plank komen. De humeurige blikken in de file kunnen we beschouwen als grimassen van het geluk. We moeten vooruit, individueel en als land, anders worden we ‘het Jutland van Europa’, zei de regering eens. Inderdaad, dat zou wat zijn. Jutland. In een iets lagere versnelling naar een iets groter geluk. Jutland, waar nog ruimte is, waar de winters nog winters zijn en de zee nooit ver is. Waren we maar het Jutland van Europa. Waren wij maar Jutland. Tine Jensen groeide op in Kopenhagen en aan de westkust van Sjælland (Seeland), dicht bij waar nu de brug is naar Fyn (Funen). Ze ging met een projectontwikkelaar uit Groningen in een door hem ontwikkeld huis in een Groningse nieuwbouwwijk wonen. Ze kregen twee kinderen, die in Groningen opgroeien. De oudste gaat net naar de middelbare school. Ze heeft jarenlang heimwee gehad, naar haar familie, de rust, de kust. Een paar jaar geleden nog hadden ze serieuze plannen om ‘terug’ naar Denemarken te gaan. Maar Denemarken is duur, en Kopenhagen on- betaalbaar. Je moet met z’n tweeën fulltime werken. De kinderen zijn Nederlands, wat doe je ze aan met emigratie. Ze bezoekt haar familie thuis geregeld, al- leen, met haar gezin. Het is altijd heerlijk. In de winter wordt het er wel erg donker, vindt haar man. Daar moet je tegen kunnen. Tine heeft dadel-amandeltruffels met kokos gemaakt – een beetje hygge bij de koffie. Hygge is zoveel meer dan gezelligheid, zegt ze. Het is ook een werkwoord: je kunt samen hyggen, maar niet ‘gezelligen’. Je moet er werk van maken om goed te kunnen ontspannen. Hyggen kan trouwens prima alleen, met een boek, een dekentje, thee of wijn. Juist omdat het lastig is uit te leggen, is het een beetje exclusief voor Denen. Gezellig hoor, ineens een Slowaak of een Griek erbij in je vriendenkring, maar helemaal hygge is het niet. Even moeilijk om uit te leggen is wat het precies is waar in het buitenland verzeilde Denen naar terugverlangen. Het leven daar, de gemoedelijkheid van bijna zes miljoen mensen op een vergelijkbaar oppervlak als het met zeventien miljoen zielen volgepakte Nederland. Iets in de omgang, iets in de taal, op wereldschaal door maar een klein groepje gesproken. Ook in het misschien daaruit voorkomende gevoel van verbondenheid zit wat exclusiefs: waarom zouden Denen zich druk maken om mensen van elders? Ze wonen al in het beste land. De populistische Dansk Folkeparti is groter, invloedrijker én op punten rechtser (‘erger’) dan de PVV, zegt Tine. Bij de parlementsverkiezingen in 2015 werd de partij de tweede van het land, met 37 van de 179 zetels in het Folketing, in de van de tv-serie Borgen bekende Christiansborg. “Het Deense vreemdelingenbeleid is een van de hardste ter wereld,” zegt Tine. “Ik als Deen kan niet zomaar terugkeren. Ik ben al te lang in het buitenland.” Haar Deense vriendin Caroline Trautner verhuisde elf jaar geleden terug van Voorburg naar Kopenhagen. Ze was als kind met haar ouders meegekomen naar Nederland. “Ik had mijn tienerjaren in Voorburg-Den Haag doorgebracht, woonde al meer dan de helft van mijn leven in Nederland. Ik had het gevoel: ik moet naar huis. Ontdekken wat het is om Deen te zijn.” Haar moeder Jane Hansen woonde in Friesland voor ze anderhalf jaar geleden terugkeerde naar het land van herkomst. Op een vrijdagmiddag zit Caroline met moeder Jane in haar Deense keuken in Kopenhagen, haar zoontje Eske van 5 maanden op schoot. Af en toe komt dochter Ella (4) in beeld. Voor moeders en kinderen wordt in Denemarken uitstekend gezorgd. De ziekenhuiskosten van zwangerschap, bevalling en babytijd zijn allemaal geregeld. Denen betalen geen ziektekostenpremie, hebben geen zorgverzekering of eigen risico. “Het is fiin als je daar niet over hoeft na te denken,” zegt Caroline. De belastingdruk in Denemarken is met bijna vijftig procent van het bbp de hoogste in de EU. Maar als je alles optelt, zegt Caroline, zijn de Denen niet duurder uit dan elders. Onderwijs en gezondheidszorg zijn ‘gratis’, dat wil zeggen: uit de belastingen betaald. Zoals zoveel dingen waarvan de Denen hebben bepaald dat ze goed zijn voor – en ten goede moeten komen aan – alle Denen. Dat staat haaks op het ook in Nederland door sommigen aangehangen ‘Angelsaksische model’ dat niet zoveel zin heeft om voor de ziekte of werkloosheid van iemand anders te betalen. Zie het eeuwige geklaag in De Telegraaf over ‘de fiscus’. Caroline had vanaf de eerste dag terug in Denemarken het gevoel eigenlijk niet weg te zijn geweest. Voor Tine Jensen zijn de praktische bezwaren tegen terugkeer vooralsnog te groot. Gelukkig gaat er twee keer per dag een vlucht van Groningen naar Kopenhagen. Haar droom is nu een zomerhuisje aan de Deense kust. “Een vaste plek om naar terug te gaan, als het echt heel erg wordt.” In Kopenhagen staat het Happiness Research Institute, een driepersoons geluksbureau opgericht door Meik Wiking. Van Wiking is de internationale bestseller The Little Book of Hygge. Onlangs verscheen het vervolg, The Little Book of Lykke (geluk – red.). Wiking is zodoende very busy at the moment – de promotour voert langs Londen, Edinburgh, Dublin, Berlijn, Hamburg, Genève, Helsinki en Vilnius, alleen al in september. Isabella Arendt is analist bij het instituut voor geluks- onderzoek. “We willen wereldwijd geluk promoten en erachter komen wat mensen gelukkig maakt,” zegt ze op een stralende maandagmorgen. De tien gelukkigste landen zijn volgens haar quite similar, en Scandinavische landen zitten dicht bij elkaar. Het Happiness Institute onderscheidt acht key factors die het Deense geluk bepalen. “De eerste en belangrijkste is dat de Denen elkaar vertrouwen,” zegt Arendt. “Ook wij hebben een op- komst van populistisch rechts en wantrouwen tegen immigranten. Ze beïnvloeden het vertrouwen in negatieve zin. Maar het vertrouwen is niet weg. Nog steeds laten Denen hun baby in de wandelwagen buiten het café staan. Als we in de trein naar de wc gaan, vragen we medepassagiers om op onze tas met portemonnee en telefoon te passen. Dit soort dingen maakt het da- gelijks leven makkelijker. We verwachten dat mensen aardig zijn en naar elkaar omkijken.” “De tweede geluksfactor is dat de welvaartsstaat degenen die het minst gelukkig zijn helpt. We zijn er goed in de uitersten van ongeluk te ondervangen. We betalen veel belasting, maar daarmee creëren we sociale zekerheid. Het is makkelijk mensen aan te nemen en te ontslaan, maar je hoeft je geen zorgen te maken als je werkloos raakt. Je vindt snel nieuw werk, en in de tussentijd krijg je een werkloosheidsuitkering van tachtig procent.” De werkloosheid in Denemarken is ongeveer 6 procent van de beroepsbevolking. In Nederland 5,3 procent. “Het onderwijs is gratis. Kinderen kunnen studeren zonder schulden te maken. Iedereen krijgt vanaf zijn zestiende een beurs om een opleiding mee te doen, zonder dat er eisen worden gesteld aan de resultaten. De staat neemt zorgen uit handen. Als er wat gebeurt, is er gratis gezondheidszorg, ook voor iedereen.” Wat Nederland nog beter doet dan Denemarken, zegt Arendt, is een goede balans vinden tussen werk en privé- en gezinsleven. In Nederland is het wat makkelijker om werk en gezin te combineren. Deense vrouwen werken een stuk langer dan Nederlandse, gemiddeld 35 uur per week. Deense mannen 40 uur. Daar moet Denemarken aan werken, zegt Arendt, met dien verstande dat uiteraard ook de mannen werk- voor zorgtijd inleveren. Vrijheid, gelijkheid, democratie, de dingen waar iedereen overal gelukkig van wordt, ook op die punten slaagt Denemarken cum laude. Isabella Arendt kent de tegenwerpingen bij het Deense geluk, en de antwoorden erop. Dat Denemarken duur is – de lonen zijn ook hoog. Dat de Denen gesloten zijn, het geluk exclusief voor de Denen lijken te bewaren. Dat ze je niet groeten. “Wij beschouwen dat als beleefd. Dat je elkaar niet lastigvalt. Denemarken is geen Europees land, maar een Scandinavisch land. Die zijn wat geslotener.” Er is een schaduwzijde aan het geluk, namelijk dat wie ongelukkig is in een gelukkig land, relatief nog ongelukkiger is. In Roemenië is ongeluk gedeelde smart, in Denemarken doe je kennelijk iets echt niet goed als je ongelukkig bent. En o ja: de Denen zijn, in al hun geluk, grootverbruikers van antidepressiva, net als de Nederlanders overigens. Maar pillen zeggen niets over geluk, zegt Arendt, zoals appels niets zeggen over gezondheid. “Ze zeggen alleen iets over de toegang tot en het gebruik van pillen.” Vier jaar geleden was er op tv een mooie serie waarin filosofe Stine Jensen op zoek ging naar de barsten in het Scandinavische paradijs. Die vond ze ook. Zo hadden de Denen te lijden onder de Wet van Jante, een soort tien geboden van Deens zijn, waar elke Deen mee opgroeit. “Je moet niet denken dat je wat voorstelt,” vat ze samen. Een als prettig uit te leggen gevolg is dat Denemarken geen beleefde aanspreekvorm heeft en iedereen tot de premier aan toe bij de voornaam en met ‘jij’ wordt aangesproken. Maar het kan de Deen en zijn ambitie ook belemmeren, in een collectieve dictatuur van het maaiveld – nog erger dan bij ons. Door de drang naar harmonie bleven dingen onbespreekbaar, liet Jensen zien. De deken van hygge dekte misdrijven als incest en kindermisbruik toe – zie de film Festen. Dorpshysterie kon leiden tot een heksenjacht als in de film Jagten. Al met al hoefde Jensen, geboren in Denemarken en toen ze één was naar Nederland verhuisd, niet terug naar het Noorden. Het kwam als een verrassing toen ze op het eind zei toch van Denemarken te houden. We kunnen het proberen, als de Denen worden. Of, nog liever: Deen worden onder de Denen. Dat deed Caroline Boessenkool, schrijver van een blog met de leuke naam Klein Deens geluk. Daarop legt ze uit: “Ik ben Caroline Boessenkool, een 35-jarige tekstschrijver/journalist/techniekfan met roots in het oosten van het land. Na omzwervingen via Groningen, Zweden, Den Haag, Japan en Amsterdam verhuisde ik in november 2013 uiteindelijk van Amsterdam naar Kopenhagen. Dat komt: ik had daar een Duitse verkering opgeduikeld. En ik vond Scandinavië altijd al cool.” Boessenkool woont in een rijtjeshuis in Amager, het zuidoostelijke deel van Kopenhagen, bij de luchthaven en de bron (brug) naar Malmø. Midden tussen de Denen en zo geïntegreerd als een Nederlander in Denemarken maar kan zijn. Dat wil zeggen: niet helemaal geïntegreerd. Het laatste stukje Deen-zijn, daar kom je niet bij. Dat komt ook door de Denen, alsof ze dat het liefste voor zichzelf houden. Er is een punt waarop tevredenheid overgaat in zelfgenoegzaamheid, waarop het besef het goed voor elkaar te hebben gaat lijken op gevoelens van superioriteit. Denemarken zit soms op de rand. In de gerichtheid op binnenlands nieuws, waar tenslotte alles wat van belang is gebeurt. In het voorvoegsel ‘Deens’ bij producten van topkwaliteit: Deens water, het beste bruiswater ter wereld. Het Deense roggebrood is beter, de Deense aardbeien. Zo lijken de Denen een soort verkapte Fransen, met het verschil dat Denen wel Engels praten. Het Deense nationalisme is niet zo schreeuwerig als in andere met vlaggen zwaaiende landen, het superioriteitsbesef is meer ingetogen. Je moet niet denken dat je beter bent dan anderen, zegt de Wet van Jante. Bedoeld wordt, zonder veel woorden: niet beter dan andere Denen. Soms heeft Boessenkool heimwee naar een cultuur waarin ze zich niet ongemakkelijk hoeft te voelen in een lift omdat niemand wat zegt, ook niet bij binnenkomen of uitstappen. Of naar Amsterdam, waar je nog eens mensen tegenkomt die er anders uitzien dan de meeste andere mensen. Het zijn ergernisjes in een van de ongetwijfeld prettigste landen ter wereld. Ze kan er met haar eveneens niet-Deense echtgenoot heerlijk over klagen. Ze koestert haar kleine Deense geluk, de lusten die veel groter zijn dan de lasten. Hoe aan alles is ge- dacht, hoe de graad van afwerking het dagelijks leven veraangenaamt. Het stalen voetensteuntje naast het fietspad voor het stoplicht, als er even geen stoep in de buurt is om op te steunen. Wat groter: dat niemand je raar aankijkt als je om vier uur weggaat van je werk, omdat je de kinderen van de opvang moet halen. Een werkweek van zestig uur, hier te lande in sommige beroepsgroepen een bewijs van flinkheid, komt in Denemarken niet of nauwelijks voor. “Dan lacht iedereen je heel hard uit.” Op vakantie lijkt alles leuk. Ook een avond stortregen op de camping. Gezellig in de tent een spelletje doen of in het schaarse licht proberen te lezen, met chips, ranja en wijn. Hygge, of onze poging daartoe. Goed genoeg. Na afloop blijven alleen de foto’s over, van het strand en de camping, het servicegebouw met de vaatwasser, het zwembad met de sauna, de hottub, attractiepark Tivoli, Zweden en Stockholm, dat we ook prachtig vonden. Thuis gaan we naar IKEA. We zien de köttbullar in de koelvitrine liggen, die we altijd aten in Zweden. Om bij IKEA te komen moet je langs McDonald’s, waar sommige klanten hun zooi na gebruik gewoon uit het autoraam flikkeren. Wij schudden het hoofd. Dat deden ze in Denemarken dus niet, zeggen we.