Spring naar de content
bron: Screenshot Fox Sports

#Kroketgate

Donderdagavond, in de rust van Feyenoord-Heracles, zag ik Michiel Kramer een broodje eten. Hap, slik, heet, weg. Iedereen zag het, het was dan ook de bedoeling dat iedereen het zag. Wat dat betreft was het eerder een broodje opgestoken middelvinger met extra mosterd.
In de studio van Fox Sports begonnen Ronald de Boer en Kenneth Perez te kokhalzen bij zoveel doelbewust uitgeserveerde desinteresse.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Dat Michiel Kramer al lang niet meer mee mag doen bij Feyenoord, dat ze liever nog Angelos Charisteas in de spits zullen opstellen dan hem, dat Van Bronckhorst liever met acht man doorspeelt dan dat hij Michiel laat warmlopen, bleef buiten beschouwing.
Een broodje kroket. Dat doe je niet.
De Boer en Perez schudden gechoqueerd hun hoofd. Zoiets kon vroeger misschien, maar tegenwoordig niet meer.

Speltrogge

Ja, vroeger…. Vroeger was sowieso alles anders. Aan de muur van mijn huis, boven de trap, op de plek waar sommige vrouwen zo’n zwartwitfoto van hun eigen hoogzwangere buik hebben, hingen twee broodjes kroket. Gefotografeerd door frituurfotografe Sacha de Boer gesigneerd door de uitbaatster van de Utrechtse snackbar Broodje Ploff en ingelijst door mezelf.

In die tijd leefde ik op broodjes kroket. Twee, drie per dagdeel. Dubbele porties in het weekend. Ik verorberde ze, zoals Obelix met zijn everzwijnen doet: razendsnel, en met het aflikken van de vingers als sluitstuk. Ik at broodjes kroket na het uitgaan, voor het uitgaan en tijdens het uitgaan. Ik at ze met Kerst en met Pasen, tijdens Carnaval en tijdens de Vastenperiode.

Soms zat er een dag tussen dat ik naar iets anders verlangde. Naar een broodje kaas, of een stamppot met zoete aardappel. Een enkele keer was ik al op weg naar de groenteboer, als ik een snackbar passeerde. Daar lagen ze, bij elkaar gedreven in de snackalage vol vette kindervingers, bevallig op die nepzilveren schalen in wit, onzalig kunstlicht, naast een tros plastic druiven, bleek en onschuldig nog, wachtend op het bad met vet waar ze, na een eenvoudig verzoek van mij, kopje onder in zouden gaan. En dan hield ik halt, mijn neus tegen de ruit en dan pas zag ik vaak de bolletjes, die in een reusachtige plastic zak zaten gepropt, kadet tegen kadet, een boterwitte glutenparade

Naar sla, of iets anders gezonds als een vierkazenpizza, taalde ik al lang niet meer.
Mijn god heette Van Dobben. Ja, vroeger…

Tegenwoordig woon ik samen. Met iemand anders. Die iemand anders noemt zich de vriendin. De vriendin is ook dol op broodjes kroket, maar meer zoals ex-junks dol zijn op heroïne: ze weten dat het ze zal slopen en daarom blijven ze er zo ver als mogelijk van. Ons dieet bestaat uit spelt, rogge en speltrogge. Bij lekkere trek, tijdens een verantwoorde documentaire over ballet in de Kaukasus bijvoorbeeld, scheuren we een zak rucola open. Het is een lifestyle, en alles went. In het deel van de stad waar we nu wonen, zijn geen snackbars. Aan broodjes kroket denk ik zelden nog.
Tot donderdagavond dus.

Knapperknoeperd

Ik keek naar Michiel Kramer, ik hoorde Perez en De Boer en het enige wat ik zag was dat broodje en de wereld die ertussen zat. Dampend, vlezig. De brei die ontstaat als je stevig in je kadet knijpt. De rest van de wereld zag een onprofessionele instelling, een lange joker met een autoriteitsprobleem. Een enkeling keek naar Kramer, naar hoe hij babbelde met de terreinknecht en zag de verwording van het Nederlandse voetbal.

Als het een broodje bal was geweest, of iets nog alledaagsers, had ik me duizend dingen afgevraagd. Hoe Kramer eraan gekomen was. Had hij een mannetje bij de snackkar staan? Heeft hij een hotline? Mogen voetballers altijd vóór? Wat doe je als je bij Real Madrid in de rij staat voor een pilsje en Toni Kroos probeert voor te dringen? En wat doe je erop? Mosterd, of gewoon alle sauzen? Neem je voor de andere reserves ook wat mee? En vooral: laat je het bij één broodje? Eén broodje is geen broodje, tenslotte.

Maar het was geen broodje alledaags, dat Michiel Kramer daar in zijn getatoeëerde klauw had.
Het was een broodje kroket. De Oorlog en Vrede van de frituur.
Ik kon alleen maar naar dat broodje kijken. In drie wellustige happen was het weg. Ik keek en voelde hoe mijn jaren geleden dichtgeslibde dichtader zich opende.

Kramer

Alles kan ik verdragen
Frikadellen, kaassouffle’s
Een bamischijf kan ik zonder water in de mond
Zien frituren
Daar ben ik werkelijk hard in.

Maar een wit kadetje, vochtig nog
Met zo’n bruine knapperknoeperd ertussen
Nee.