Spring naar de content
bron: ANP/Jerry Lampen

Drs. Mallebrootje schiet Sven Kramer te hulp

Het is al laat als de bel gaat. De schemer hangt nog over de huizen en de merels, de spreeuwen, de duiven, de tureluurs, de kwartels en de kerstmussen zijn in diepe rust. Het enige wat te horen valt, is het gekwetter van een slavink, ergens ver weg.
In het strijklicht van de buitenlamp, tussen gieter en verweerd Boeddhabeeld, staat een opgewonden volksvertegenwoordiger. Het is Elsts favoriete Tweede Kamerlid, Drs. Mallebrootje, tevens bekend als uitvinder van het kunstgebit voor herkauwers.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen
Sven Kramer
Beeld:

“Ik wist niet dat u nog bestond,” zeg ik.
“Je verdwijnt niet wanneer er niet meer over je geschreven wordt,” antwoordt de politicus. “Er dient een kar getrokken te worden,” roept hij, de ogen vol politiek vuur.
Ik zeg dat het zondagavond is, en dat Zondag met Lubach op het punt van beginnen staat.
“Satire is goed, saffieren zijn beter,” antwoordt de lijsttrekker van de Lijst Mallebrootje, tevens bedenker van een mollenherkenningsprogramma voor t-kijkers. “We moeten stante pede vertrekken. Het is een noodgeval.”

De geur van brandnetelwijn

In de Tesla van het jonge ding uit de achterban is het stil. De verhoudingen tussen de doctorandus en zijn assistente zijn al enige tijd bekoeld, vanwege een korte vrijage met het gedachtengoed (en het haar) van Jesse Klaver. ‘Onvergeeflijk,’ had de doctorandus – ook ontwerper van een waterplas voor droge dagen – daarover gezegd op de webcourant Elst Daily. Intussen is het jonge ding teruggekeerd in de moederschoot van de partij, alwaar de politieke arbeid onverdroten voortgaat, maar op zon- en feestdagen maken zij en haar politieke leidsman nog altijd een uurtje ruzie, omdat het goedmaken zo prettig is.

Tussen Amersfoort en Wezep is het enige geluid de aangename bariton van drs. Mallebrootje die onafgebroken het partijlied neuriet. Na ieder couplet knabbelt hij van een reep kruidkoek. Bij Hattem wijst de partijideoloog op een bord in een weiland.
“Dat ben ik,” zegt hij tevreden.
Is uw gemeente ook zo’n zootje, stemt u dan toch Mallebrootje, lees ik.
“Heb ik bedacht,” zegt het jonge ding.
De doctorandus knikt en neemt een steelse slok uit een kruikje. De geur van brandnetelwijn vult de Tesla.
“We wilden een enorme pop van ondergetekende in het weiland van Boer Biet plaatsen,” monkelt hij. “Maar Boer Biet is niet meer.”

Een verward verhaal volgt. Iets over een boerderij die een B&B werd en een onterechte beoordeling in een televisieprogramma en een incident met een hooivork. Hoe dan ook: Boer Biet is ‘voorlopig elders’, vat het jonge ding de situatie samen.
Ter hoogte van Olderadiel durf ik eindelijk te vragen waar we heen gaan.

Schaatsenrijden

“Hebt u dan geen televisie gekeken?” vraagt de vermaarde volksvertegenwoordiger ontzet. “Hebt u het schaatsenrijden dan niet gezien vanmiddag? Wat een verdriet, wat een verdriet. Hebt u hem niet gezien, voor de microfoon van Ans Palingbroek? Het jonge ding zat erbij te snikken, gelooft u dat wel? Het koste haar drie smoothies en twee happen ongebluste kalk om weer een beetje boven Jan te komen.”

“#Fitgirl,” mompelt de assistente. Intussen stuurt zij de auto met vaste hand door het Friese duister. We passeren Nijetrijne, Munnekeburen, Echtenerbrug, Doniaga, Nijemirdum, Oudemirdum, Scharsterbrug, Legemeer en Heeg.
“Fijne plaats, fijne mensen,” zegt het Kamerlid bij elk plaatsnaambordje. De kruidkoekkrummels liggen overal. “Wij gaan de mensen hier een hart onder de riem steken. Die kar vroeg erom getrokken te worden.”
Na nog twee kruikjes brandnetelwijn is de bestemming bereikt. De doctorandus, het jonge ding en ik staan op een verlaten veldweg, in het stikkedonker van Friese verlatenheid.

“Ahhh, de geur van eerlijk leven,” zegt het Kamerlid en hij ademt diep in. Daarna loopt hij met onvaste tred naar een afgelegen hoeve waar nog een onzeker lichtje brandt en bonst op de deur. Een vrouwenstem vraagt: “Ben jij dat, Bonkjes?”
“Nee,” roept drs. Mallebrootje, “Ik ben het!”
De deur zwiept open en een schonkige silhouet verschijnt in de opening.
“Mallebrootje!” roept de boerin.
“Vrouw Kneupma!” roept de doctorandus, op die warme toon die hij reserveert voor kiezers.
“Toch geen slecht nieuws, hoop ik?”
“Geen zorgen, vrouw Kneupma. We komen voor uw logé.”
“Kom binnen. Is het jonge ding er ook? Eten jullie een bordje grauwe zult mee?”
“Daar zeg ik geen nee tegen. Jongens, kom!”

Sven Kramer
Beeld:

Gepootje-overd

Aan tafel krijgen we allemaal een bordje grauwe zult. De doctorandus, het jonge ding, Vader Kneupma, Moeder Kneupma en schrijver dezes.
“Hoe is het met Bonkjes?” informeert doctorandus Mallebrootje, altijd geïnteresseerd in het wel en wee van de gewone man.
“Hij komt nog maar zelden aan,” zegt vrouw Kneupma, met spijt in haar stem.
“Hij is druk met gemene raad kiezen,” vult vader Kneupma aan. “Lijst 15, Lijst Bonkjes.”

Even is het stil, ieders gedachten verwijlen bij de veldwachter die zich zo onverhoeds in het democratisch gewoel heeft gestort. Dan klinkt er gestommel en gezucht uit de bedstee.
“Dat is Mieke-Kee,” legt Vrouw Kneupma uit.
“Is ze aan het squatten?” vraagt het jonge ding.
“Niks niet skwotten,” zegt Vader Kneupma. “Gewoon een beetje zorg verlenen.”

En Vrouw Kneupma voegt eraan toe: “Toen wij over de telefoon van de dokkeranders hoorden dat die jongen op was, helemaal leeg, dacht ik meteen: dat is iets voor onze Mieke-Kee. Die kan zo’n man weer vullen. Dat is haar joeniek spelling point.”

Even later komt Mieke-Kee tevoorschijn, een gezonde blos op haar wangen en een schittering in de ogen. Erachter, ietwat afgemat en gekleed in niets anders dan een gesponsorde muts, Sven Kramer. “We hebben even gepootje-overd,” verklaart de boerendochter verlegen. En doctorandus Mallebrootje, tevens bekend als planner van een Noord-Zuidlijn voor trekvogels, neemt tevreden een extra grote hap grauwe zult.

Laat de verkiezingen maar komen.