Spring naar de content
bron: Jos Lammers

In memoriam Matt Dings (1952 – 2018): buitenstaander van beroep

Op donderdag 8 maart is Matt Dings (25 januari 1952), verslaggever bij De Tijd en HP/De Tijd, overleden.  

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie

Matt begon in de jaren zeventig als stagiair bij het toenmalige dagblad De Tijd. Na een korte terugkeer naar zijn studie journalistiek en een dienstverband bij het Eindhovens Dagblad keerde hij terug op het vertrouwde nest als verslaggever voor het inmiddels tot weekblad omgeturnde blaadje. Daar werkte hij vervolgens als reporter en ging hij mee naar HP/De Tijd, waar hij tot zijn pensionering in verschillende hoedanigheden bleef.

Matt groeide op in het Noord-Limburgse Venlo, waar hij in 1952 als nakomeling werd geboren. Op dat moment hadden zijn zus en drie broers het ouderlijk huis al verlaten. Er gebeurde niet zoveel in zijn jeugd. In de zomers werkte hij in de kassen van zijn vader en broers en op zondag gingen de gesprekken over de plaatselijke politiek, over de verrichtingen van voetbalclub VVV of over de prijzen van de sla.

Stapje voor stapje raakte hij vervreemd van dit leven. Matt had een goed stel hersenen en komt op de hbs-a in aanraking met literatuur – hij was vooral onder de indruk van Jan Wolkers. Hij ging na het behalen van zijn diploma naar de School voor de Journalistiek in Utrecht, honderd kilometer weg van Venlo. “Het studentenleven, de revolutionaire opleiding, de krantenwereld: ik vond het een bevrijding,” zei hij eens tegen zijn latere De Tijd-collega Frans van Deijl.

Matt Dings
Matt Dings. Beeld:

Romantiek

Tijdens zijn stageperiode bij het toenmalige dagblad De Tijd raakte Matt verknocht aan het vak, vertelt schrijver P.F. Thomése. “De Nieuwezijds Voorburgwal werd de Nederlandse Fleet Street, naar de beroemde Londense straat met krantenredacties, genoemd. Daar maakte hij de romantiek van het wachten op de eerste gedrukte bladen mee.”

Thomése kwam Matt zowel bij het Eindhovens Dagblad als De Tijd als collega tegen. “Toen ik in 1979 bij het Eindhovens Dagblad op de redactie begon, was hij de sterreporter,” vertelt hij. “Hij schreef over allerlei zaken en wenste nooit minder dan een volle pagina ruimte. Dat klinkt als opschepperij, maar hij verdiende het. Het ene moment lag hij met zijn buik in het weiland verslag te doen van de Molukse treinkaping en even later schreef hij over een kwestie in de lokale politiek. Later bij De Tijd werd hij echt verslaggever van beroep, ging hij ook naar het buitenland om verhalen te maken en dong hij iedere week met collega Frénk van der Linden om het coververhaal.”

“Matt was vijf jaar ouder dan ikzelf ben,” vertelt Frans van Deijl, vanaf 1986 collega van Matt bij achtereenvolgens De Tijd en HP/De Tijd. “In mijn eigen eindscriptie voor de School van Journalistiek heb ik zelfs geschreven dat ik een verslaggever zoals Matt wilde worden. Zo goed was hij toen al.”

“Matt kon alles. Hij was een echte generalist,” memoreert Van Deijl. “Hij was nieuwsgierig naar mensen, landen en situaties. Het mooie aan Matt vond ik altijd dat hij nooit bozig, cynisch of sarcastisch was in zijn journalistieke werk. Hij keek altijd in verwondering om naar mensen, een goede houding voor een verslaggever. Je moet in die rol niet vooringenomen ergens instappen. Je moet altijd eerst kijken wat er speelt.”

Uniek door een vleugje poëzie

Matt had altijd oog voor kleine details waar normale mensen aan voorbij liepen. De magie van een brandgang kon hem bijvoorbeeld al fascineren en inspiratie geven voor een stukje. Of een lijstje met klassieke deugden en ondeugden.

Volgens zijn ex-collega’s combineerde Matt deze gave met een hele fijne pen. “Hij was een van de auteurs waardoor ik heel graag voor HP/De Tijd wilde werken,” vertelt HP-journalist Jan Smit. Hij wordt bijgevallen door Van Deijl: “Je kan als verslaggever iets heel plat opschrijven, maar Matt besteedde altijd veel aandacht aan zijn bloemrijke zinnen, zonder dat het te literair werd. Er zat altijd een vleugje poëzie in zijn verhalen. Dat maakte hem als verslaggever uniek.”

“Hij was heel erg benieuwd naar de mens, maar zonder op de voorgrond te treden,” stelt Smit. “De redactiediscussies uit het begin van deze eeuw staan me goed bij. Het ging er toen vrij fel aan toe over bijvoorbeeld het immigratiebeleid van ons land. Matt roerde zich niet heel actief in die discussies. Hij had geen zin in dat gehakketak, maar had altijd wel zijn woordje klaar als het nodig was. Dat maakte hem heel erg geliefd. Ik vond hem zelf als collega een zeer sociale man, en stilistisch was hij heel sterk. Hij bleef altijd voor het blaadje schrijven, en was zeer loyaal.”

‘Buitenstaander van beroep’

Volgens Van Deijl hoefde hij niet zo graag op de voorgrond te treden, net zozeer hij evenmin in Amsterdam wilde wonen. “Hij genoot van die rol. Het verschafte hem immers genoeg afstand tot zijn verhalen.”

Matt vond het prettig om iedere dag in de trein naar het zuiden te stappen en de kaasstolp van de Grachtengordel achter zich te laten. Volgens Thomése was de persoon en journalist in het geval van Matt heel erg met elkaar verweven waren. “Hij kon zichzelf goed wegcijferen, ook als verslaggever. De reisverhalen deed hij het liefste, dan kom hij in alle rust observeren en het verhaal optekenen.”

Matt noemde zichzelf een ‘buitenstaander van beroep’ en die rol zat hem als gegoten. Of zoals hij zelf zei: “Zo’n man die aan de kant staat met een opschrijfboekje en af en toe zijn hoofd schudt,” memoreerde hij zelf enkele jaren geleden. “Het is nog niet zo’n kwade positie.”

Onderwerpen