Spring naar de content

Waarom Karskens jaagt op bejaarde oorlogsmisdadigers

Arnold Karskens, oorlogsverslaggever en voorzitter Stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden, wil toegang tot de naoorlogse archieven om oorlogsmisdadigers uit WOII toch nog voor de rechter te krijgen. Wij belden met Karskens om eens te vragen: waarom nu nog?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Annemijn van Langeveld

Karskens voelt een soort morele plicht om achter deze vermeende oorlogsmisdadigers aan te gaan. “Ik heb zoveel oorlogen meegemaakt, ik ben het verplicht aan de slachtoffers en nabestaanden die ik heb geïnterviewd. Een artikel schrijven is interessant, maar de verplichting van een oorlogsverslaggever gaat zoveel verder. Als oorlogsverslaggever zeg ik: de oorlog is pas over als de daders achter de tralies zitten. Daarnaast kom ik uit een verzetsfamilie. Die twee sporen, die motiveren mij om dit te doen.”

Inzage krijgen in de benodigde documenten gaat niet zomaar, het Nationaal Archief verhindert dit. Het wijst daarbij naar de Algemene Verordening Gegevensbescherming: inzage op naam van een persoon die korter dan 100 jaar geleden geboren is, is alleen mogelijk als de aanvrager kan aantonen dat de betrokkene overleden is. Karskens neemt de taak om deze toch te verkrijgen op zich. “Ik ben er al 10 jaar mee bezig. Ik heb het eerst vriendelijk gevraagd, onder andere aan de directeur van het Nationaal Archief. Ik heb ook nog met staatssecretaris Halbe Zijlstra om tafel gezeten, maar ja, dat schoot allemaal niet op. Op een gegeven moment hebben we maar een advocaat ingeschakeld: dan maar een proces. Het is een noodgreep, het zou natuurlijk veel makkelijker moeten zijn. Daarbij kost het erg veel geld. Ik moet met de pet rond om geld op te halen om dit soort zaken aan te kunnen spannen tegen de staat. Dat is toch onbegrijpelijk? Ik ben een crowdfundingsactie gestart, want dit kost me anders wel erg veel spaarcenten. Het gaat totaal waarschijnlijk alleen al een halve ton kosten om ons recht te halen, dan ben ik er nog niet eens. Dat is toch te gek voor woorden?”

Het mocht hem dan moeilijk gemaakt worden door het Nationaal Archief, toch verwacht Karskens succes te hebben bij de rechter. “Mocht het niet lukken bij de rechter, ja, dan zal ik in hoger beroep gaan. Maar ik zou het al te gek vinden als ik die stap zou moeten zetten in Nederland, kom op. Hier worden blokkeerfriezen zelfs veroordeeld! En de grootste schurken uit de grootste oorlog die we gekend hebben niet? Ik praat veel met die eerste en tweede generatie oorlogsslachtoffers en die leven nog dagelijks met het besef dat hun familieleden zijn vermoord. Die vernedering wordt alleen maar groter als je moet vechten om op zoek te kunnen gaan naar die daders.”

Misdadigers die Karskens nu nog voor de rechter wil krijgen, zijn de tachtig inmiddels ruimschoots gepasseerd. Toch heeft het volgens Karskens nog zin om hier achteraan te gaan. “Bij dit soort zaken vind ik het nooit te laat. Oorlogsmisdaden verjaren niet. Denk aan zo’n Klaas Carel Faber die ooit nog nummer één op de most wanted list van de meest gezochte oorlogsmisdadigers van het Simon Wiesenthalcentrum stond: die zat tot zijn dood (in 2012) als vrij man in Ingolstadt in Duitsland. We hebben de plicht om ze te berechten, vind ik. Alleen al OM het feit dat zij nog leven, dat kun je van hun slachtoffers niet zeggen. Ik vind het daarnaast ook een heel belangrijk signaal. Denk aan de mensen met een Nederlands paspoort die nu in Syrië zitten: we moeten hen niet het idee geven dat het OM niet langer geïnteresseerd is in zo’n zaak als ze 60 of 70 zijn. We moeten ze niet laten denken dat de wet privacybescherming je op die manier beschermt tegen oorlogsmisdaden. Ze moeten nooit het idee krijgen dat ze eronder uit kunnen, niemand.”

Het kan voor Karskens misschien nooit te laat zijn, maar de taak had eerder opgepakt kunnen worden. “We hebben jaren geleden enorm steken laten vallen en eigenlijk doen we dat nu nog steeds. Ik hou me bijvoorbeeld ook bezig met asielzoekers met een oorlogsverleden. Ik ken er een, die woont pakweg twee kilometer van het Ministerie van Justitie. En in Irak is hij ter dood veroordeeld, wegens genocide! Dat weten ze hier heus wel hoor, maar ze doen er niks aan. Ik vind daarom dat er meer aan gedaan mag worden. We moeten beseffen dat het bij dit proces tegen het Nationaal Archief gaat om rechtvaardigheid. De slachtoffers krijgen in het graf een trap na als we daders niet vervolgen tot de laatste man. Of vrouw.”