Spring naar de content
bron: Remko de Waal/ANP Foto

De mythevorming rond Max van Weezel gaat net even te ver

Nu Max van Weezel het einde nadert, realiseer ik mij opeens dat ik zo langzamerhand de oudste Nederlandse journalist ben die nog in full swing is. Die aardige jongens van het bejaardenblad Argus tel ik niet mee, want als je eenmaal voor niks gaat schrijven is je beroep een hobby geworden.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Max Pam

John Jansen van Galen schrijft nauwelijks meer, helaas. Frits Barend bestiert met zijn dochter het blad Helden en verschijnt af en toe nog in de media, als het over Joodse zaken gaat. De oudste zijn is wel verontrustend. Ik heb een hele generatie – mijn generatie – journalisten het loodje zien leggen: Ischa Meijer, Martin van Amerongen, Martin Bril, noem ze maar op. Drank, geld en lekkere wijven. En roken. En scheidingen. Die gemene mix heeft hen opgebroken.

Mijn eerste vrouw, Alice Fuldauer, is onlangs op haar 59steaan Alzheimer overleden. Ze was ook journalist.

Automatisch denk je: wanneer ben ik aan de beurt? Ik ben nu nog gezond en fit, maar die man met de hamer kan achter elke deur staan te wachten. Ook in je eigen huis. In het verleden heb ik die vervelende vent verschillende keren naar buiten geranseld, maar hoe lang kun je dat blijven doen?

Mijn grote voorbeeld is Leonard Barden, de man die sinds september 1955 een wekelijks schaakrubriekje in The Guardian schrijft. Over negen maanden doet hij dat werk 64 jaar, net zoveel jaren als velden op het schaakbord. Bovendien verzorgt Barden sinds 1954 een dagelijkse (!) probleemrubriek voor The Evening Standard – tegenwoordig alleen nog online – en publiceert hij ook nog regelmatig in The Financial Times. De oude baas is inmiddels 89 jaar en weet van geen ophouden, terwijl hij ooit met schaken is begonnen om niet te hoeven werken!

Dat is ook het grote verschil met de Angelsaksische landen. Oudere journalisten worden daar iconen. Men ziet tegen ze op. In Nederland ben je die ouwe lul, die nog niet met pensioen is en de plaats inneemt van een jongere. Wat dat oplevert, kun je zien als weer zo’n jongen of meisje, nog niet droog achter de oren, worstelt met de vragen in zo’n simpel spelletje als De Slimste Mens. Ik noem dat het Tim den Besten-syndroom: niks weten en dan hysterisch gaan zitten doen, zodat je als halvegare idioot nog vaker door de televisie wordt uitgenodigd.

Maar even terug naar Max van Weezel.

Iemand die stervende is, heeft het recht zijn leven te hullen in een eigen mythe, maar soms gaat het net even te ver. Tegenover Eva Jinek en later tegenover Dionne Stax, die ook niet echt voor het vak van kritische journalist is geboren, zei Van Weezel dat hij had geleerd dat je soms ook met rechtse mensen door één deur kunt. In de tien jaar dat ik dagelijks bij Vrij Nederland op de redactie kwam, heb ik daar in elk geval weinig van gemerkt. Van Weezel behoorde toen tot de linkse scherpslijpers. Hij is kennelijk een lange weg gegaan.

Als je lid bent geweest van de CPN, in De Waarheid hebt geschreven, en je later vanuit de linkse pantsertrein die Vrij Nederland heette zogenaamd op de Hollandse bourgeoisie moest schieten, dan is er misschien toch iets ontspoord als je aan het eind van je leven wordt uitgezwaaid door je twee grootste fans: Dries van Agt en Hans Wiegel.

Enfin, zou wijlen Martin Bril zeggen.

In haar portret verspreidde Dionne Stax ook weer de mythe dat Joop van Tijn, met wie Van Weezel samen stukken schreef, een groot journalist is geweest. Dat is onzin. Van Weezel zal daar begrijpelijkerwijs anders over denken, maar nagenoeg alle andere collega’s die met Van Tijn hebben samengewerkt, vonden hem een totaal overschatte luiwammes. Joop was geliefd onder hen die niet beter wisten. Stukken kreeg hij nooit af, hij liet anderen het werk doen, diende enorme declaraties in en had een secretaresse op de loonlijst staan die niet bestond. Van wat hij – met moeite – bij elkaar heeft geschreven, blijft niet veel over als je het nu terugleest. Nooit is hij veel verder gekomen dan politiek Den Haag.

Misselijke streken had hij vele. Toen ik een keer met Jeroen Henneman op reportage ging in het buitenland, bleek dat Joop in onze afwezigheid had geprobeerd afspraakjes te maken met onze vrouwen. Zo’n soort man. De mythe van de joviale allesweter die Joop om zich heen had gecreëerd, hield zijn omgeving in een ijzeren greep.

Laatst had ik het met Frits Barend nog over onze tijd bij Vrij Nederland. Hij vertelde mij het volgende verhaal. Bij VN moest iedereen gelijk zijn, ook in salarissen, dat was nu eenmaal een voorschrift van het ware socialisme. Maar op een gegeven moment kwam uit dat Joop en Rinus Ferdinandusse – de hoofdredacteur – zichzelf in extra hoge loonschalen hadden ingedeeld. Nergens bleken de journalisten zo ongelijk in hun salarissen als juist bij Vrij Nederland.

Niettemin Max van Weezel, jongen, hou je taai, je hebt je best gedaan en wij zijn allen ploeteraars.

Dit waren andere tijden, gauw terug naar de onze.

P.S.: Voordat iemand boos wordt – je hebt natuurlijk ook Paul Brill, Marc Chavannes en nog vele andere journalisten.

Onderwerpen