Spring naar de content
bron: anp

Jan des Bouvrie (1942 – 2020): ‘Ik laat voor iedereen het licht schijnen’

Interieurontwerper Jan des Bouvrie is op 78-jarige leeftijd overleden. In het voorjaar van 2000 onderwierp Tom Kellerhuis hem aan zijn beroemde honderd vrijpostige vragen. Des Bouvrie destijds: “Rijkdom is de grootste armoe die er is. Ik kan morgen terug naar een zolderkamer. Ik schilder hem helemaal wit, zet er een tafel in met een tekenboek erop en een pen.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tom Kellerhuis

Wanneer kwam u erachter dat u de risee van de culturele elite bent geworden?

‘Als ik wist wat dat is, zou ik je kunnen antwoorden. Emmy Huf heeft mij eens gezegd: “Alles is in eerste instantie altijd voor de elite gemaakt. En dan is het de kunst om te zorgen dat het uiteindelijk bij de middenmoot terechtkomt.” Aangezien ik het zoontje van een retailer ben, ligt mijn hart daar.’

Bent u overschat?

`Ik heb het idee dat ik nog precies zo ben als toen ik vijftien was. Ik ben vrij onzeker, heel emotioneel. Maar ieder product dat ik maak, ontwerp ik zoals ik het zelf zou willen hebben. Dat is mijn enige zekerheid.

Kan het u wat schelen als de mensen roepen: Jan des Bouvrie is uit?

`Dat deden ze al toen ik negentien was.’

Die hoon heeft u altijd aangekleefd?

`Ja, maar dat heeft me wel sterk gemaakt.’

Heeft u Nederland mooier gemaakt?

`Veel blijer.’

Waarom niet mooier?

`Ik ben niet met mooi of lelijk bezig. Ik merkte op een gegeven moment dat een donkere, sombere woonomgeving op je humeur en je karakter gaat werken. Dus ging ik experimenteren met wat licht doet. Ik gebruikte mijzelf als experiment en ik geloof dat ik dat nog doe.’

Waarom gaat het bij u nooit eens over mooi of lelijk?

`Omdat ik dat totaal niet interessant vind. En omdat ik lelijk soms heel mooi vind en andersom.’

Bent u de Nederlandse Terence Conran, de man van Habitat?

‘Ja.’

En waarom dan wel?

‘Omdat hij exact hetzelfde doet als ik. Hij legt zijn vak en zijn product uit aan een groot publiek door middel van die prachtige boeken en zijn winkels. Hij heeft een wereldwijde formule bedacht en ik denk dat je in formules moet denken. In je eentje bereik je niks.’

Wat vindt u van Oisterwijk-banken?

`Soms zie ik zo’n bank bij iemand thuis. En dan blijken die mensen heel gezellig te zijn en te passen in dat interieur.’

In uw metamorfosen op TV mietert u dat soort banken er toch onmiddellijk uit?

`Ik vind ze als meubel dus ook lelijk. Maar ik ben ervan overtuigd dat mensen in een lelijk interieur heel goed kunnen wonen. Je kent die sketch van Wim Sonneveld: Wim belt een platenzaak op en zegt: “Heeft u een plaat van Sonneveld?” Waarop die man zegt: “Ik ken Sonneveld niet.” Dan legt Wim het uit en dan zegt die man: “Ja, dat ken ik, maar dat vind ik niet mooi.” Zegt Wim Sonneveld: “Over smaak valt niet te twisten en zeker niet met u, want u heeft geen smaak.'”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

U houdt op bij ‘over smaak valt niet te twisten’. Om uw klanten niet voor het hoofd te stoten?

`Absoluut niet. Dat zou veel te makkelijk zijn en dan zou ik ook allang door de mand zijn gevallen. Over iets waar iemand aan gehecht is, mag je geen oordeel vellen. Dat doen de meeste van mijn collega’s wel. Maar iedereen mag zijn eigen smaak hebben.’

En dan moet dat oerlelijke tafeltje blijven?

`Dat is bijna een eis van mij. Wij vragen altijd eerst: wat zijn de dingen waaraan je gehecht bent? Dan blijkt het meestal maar om een of twee spullen te gaan.’

Ik werd geloof ik pas volwassen op mijn vijftigste. Daarvoor was ik een stuurloze man

Het is toch maar gewoon huisraad?

`Gewoon huisraad? Het gaat over een dekenkist van opa, of een klok van tante Betje.’

Wie bent u eigenlijk om te zeggen: we gaan het helemaal anders doen?

`Omdat ik dat voel. Natuurlijk ben jij heel gelukkig in je huisje, maar je weet niet hoe het anders kan omdat je het nooit hebt geprobeerd.’

Dat is toch arrogant?

`Ik probeer je alleen maar los te maken van de dingen waarvan jij denkt dat het zo hoort. Heb je bijvoorbeeld ooit de tafel aan het raam gezet? Nou dan! Ga nu een keer aan het raam zitten en kijk dan hoe het lente wordt.’

Maar nogmaals, is het niet uit de hoogte om dat op te  dringen?  

`Het is dom van jou dat je er nooit aan gedacht hebt om de tafel bij het raam te zetten. Mijn arrogantie is gewoon weten.’

Ik vind uw metamorfosen net decorstukken.

`Dat zijn het ook. Moet je luisteren: wij maken zo’n interieur in één dag. Dan is het toch onmogelijk om er drie jaar leven in te brengen?’

Wat u aanbeveelt moet toch ook nog eens in de smaak vallen?

`Ik denk dat het anders zit. Iedereen creëert zijn eigen droomwereld. Waarom was die onzinnige tv-serie Dynasty een succes? Omdat het was gemaakt om mensen te laten dromen. Ik denk dat dat een goed uitgangspunt is.

Gelooft u in sprookjes?

`Ik geloof heel erg in Les uns et les autres. Die film heeft mijn leven veranderd. Die heb ik wel tien keer gezien. Ik geloof dat we hier zijn om energie aan elkaar door te geven, en waar we naar toe gaan, weet ik niet.’

Waarom signeert u al uw tekeningen?

`Omdat ik ze eigenlijk als een soort dagboekje gebruik. Kijk, als ik in dit bankje een kussen leg, is het opeens een mooie bank.’

Nee, niet naar uw tekeningen, maar even bij het signeren blijven: u bent ijdel?

`Ik weet het niet. Ik vind dat ieder tekeningetje dat ik maak…’

…een kunstwerk is?

‘Nou ja, kijk, hier heb ik een bank waarmee ik vorig jaar de Nederlandse meubelprijs heb gewonnen. Dat vind ik zeer de moeite waard om mijn handtekening onder te zetten. Als ik goed bezig ben, signeer ik. Zo’n tekening doe ik overigens in tien minuten. Kijk, deze tafel heb ik niet gesigneerd, omdat ik er niet uit ben.’

Mensen vinden het toch leuk een gesigneerde Des Bouvrie te hebben?

`Mwah. Ik signeer ook niet alles. Hier ben ik aan het knoeien. Ik heb heel veel geleerd van de tekenboeken van Picasso.’

Was u niet liever kunstenaar geworden?

`Ik moest naar het voorbereidend jaar van de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam; dat weet bijna niemand. Want ik was al genomen, had me opgegeven voor binnenhuisarchitectuur. Maar ik moest en zou van hen naar de grafische kant, het illustreren. Ik had in Artis apen getekend en ze vonden mij dus veel meer geschikt voor tekenen.’

Kunt u een zelfportret maken?

`Nee. Bij de Gelderland-fabriek lever ik een tekening in en dan zegt meneer Gelderland altijd: ga er nou niet verder aan knoeien, laat ons maar.’

Wat heeft Cees Dam dat u niet heeft?

`Cees Dam heeft de joie de vivre om professor in de binnenhuisarchitectuur te zijn. En dat is hij helemaal niet; hij is gewoon architect.’

U vindt het een beetje raar dat hij hoogleraar is in de binnenhuisarchitectuur?

`Ja, ik denk dat het twee werelden zijn; hij denkt daar heel anders over. We zijn heel goede vrienden, maar we hebben het hier nooit over.’

Heeft u nooit een hoogleraarschapje geambieerd?

`Ik heb lesgegeven in Rotterdam op de academie en ik heb er ook wel eens gesprekken over gehad, maar ik kan daar gewoon de tijd niet voor maken. Ik zou het kunnen en als ik de tijd had, ook willen.’

Was Gert-Jan Dröge met zijn `Glamourland’ een vloek of een zegen?

`Een zegen. Gert-Jan is een enige man. Voordat hij met zijn programma begon, zat ik met hem in Brasserie Van Baerle met Paul de Lussanet te lunchen. Het ging over een geweldig idee: een programma vol glamour. Gert-Jan wist alleen niet hoe hij moest beginnen. Toen heb ik hem uitgenodigd op een chique presentatie bij mij thuis van mijn nieuwe bestekcollectie. Dat is zijn eerste en meteen meest succesvolle aflevering geworden.’

Sindsdien bent u bijkans niet meer uit zijn programma weggeweest. Bent u echt zo’n partytijger?

`Ik ben altijd alleen maar ergens voor het werk. Altijd te laat en altijd te kort. Hooguit vijf minuten. Als ik tussen al die mensen sta, voel ik me benauwd. En dan wil ik eruit.’

Niet echt een feestvarken meer?

`Ik denk dat ik dat vroeger meer was. Altijd leuk, die gezellige meiden. lk ben een ontzettende vrouwenman.’

Heeft u wel eens voor de vrouwtjes moeten vluchten?

`Louter door mijn eigen knoeierij. Maar even serieus nu: ik denk dat het voor veel mannen aan te raden is niet te snel te trouwen. Met name als ze carrièredrang hebben. Ik was op mijn twintigste getrouwd, veel te vroeg. Als je die expansiedrift in je hebt, mag je dat risico niet lopen.’

Maar bent u een womanizer?

`Wat is een womanizer?’

Een man die achter de vrouwen aan zit?

`Ik ga niet zo snel op vrouwen af. Dat komt misschien door de band met mijn moeder, maar ik vind vrouwen echt een bijzonder ras.’

U doet een beetje nichterig. Kom eens uit de Jan des Bouvrie-kast?

`Ik denk dat iedere man en iedere vrouw hetero- en niet-hetero-achtige karaktertrekken heeft.’

Waar zit die homokant van u?

`Ik ben alleen maar met vrouwen bezig. Echt, ik ben een echte vrouwenman. En ik ben bijvoorbeeld gek met homo’s. Die hebben iets vrouwelijks dat me zeer aanspreekt. Ik heb een vriend die op mannen en vrouwen valt. Daar kan ik wel iets van begrijpen. Ik sta open voor ieder mens.’

Er zijn toch mensen die je niet moet?

`Dan mis je zoveel. Ik zat eens met Toon Hermans te eten in Zuid-Frankrijk en toen zei iemand hem gedag. Zijn antwoord was: “Ik zit te eten.” Daar heeft hij het recht op, maar ik denk: die vrouw heeft een enorme stap gezet om hem een hand te geven; dan is het zinnetje “Dank u wel, wat leuk!” toch net zo lang?’

U gaat er prat op dat u met iedereen overweg kunt. Is dat echt zo?

`Is echt zo. Daarbij wil ik niet zeggen dat dat voor iedereen continu  geldt, maar ik geef wel iedereen de kans.’

In principe kan iedereen een vriend worden van Jan des Bouvrie?

`Nee, nee. Ik heb, net als velen, maar één vriend. Hij heet Willem Hendriks, komt uit Amsterdam en zit in de textiel.’

En heeft u misschien ook vijanden?

`Het zal best.’

Dat weet je toch?

`Ik weet van mensen die mij niet moeten. Maar als ze me dan tegenkomen, zijn ze opeens heel aardig. Zeg het gewoon eens in mijn gezicht!’

Houdt u van mensen?

`Ik heb het idee dat ik maar van heel weinig mensen hou, omdat ik zo open sta. Die kan ik gewoon opnoemen.’

Hoeveel klaplopers hebben uw pad gekruist?

`Ze hebben mijn pad soms gekruist, maar ik ben heel sterk in het natuurlijke afwenden.’

Vroeger haalde u met uw vader de niet betaalde meubeltjes terug. Moet dat nog steeds?

`Daar heb ik dan ook veel moeite mee.’

U doet het wel?

`Je moet wel. Maar over het algemeen mogen we daar niet over klagen. Ik heb hier een keer een jongen gehad die voor veertigduizend gulden meubelen kocht, het zoontje van de president-directeur van de ABN-Amro. Toen belde ik zijn vader en vroeg: “Kunt u niet garant voor hem staan?” Waarop die man zei: “Ik ken hem niet.” Bleek het gewoon een flierefluiter te zijn.’

Moet u ook wel eens iets bij bekende mensen terughalen?

‘Nou, zelden. Eigenlijk niet. Maar al is iemand wereldberoemd, hij moet gewoon betalen. Ik moet toch ook mijn dingen betalen? Daar ben ik vrij resoluut in.’

Wordt u nooit eens kwaad?

`Vroeger wel. Driftig. Dat had ik van mijn vader: ook driftig.’

Wanneer is dat verdwenen?

`Toen ik weer vrijgezel werd. Toen merkte ik dat ik op een manier leefde waarbij ik op niemand anders een bepaalde druk legde. Ik heb op Monique nooit druk gelegd. Ik heb het idee dat ik twee levens heb geleefd. Ik hoef aan Monique nooit uit te leggen waar ik ben of wat ik doe. En het gevolg daarvan is dat ik het dus altijd ga uitleggen.’

En dat deed u niet bij Joke, uw ex. U heeft van dat eerste huwelijk geleerd?

`Inderdaad. Dat huwelijk was echt over. We gaan nog wel met elkaar om, zij is gelukkig weer getrouwd. Ik moet daar nog iets over zeggen. Wij trouwden op een manier die niet meer bestaat. Je ging je huisje inrichten en je kreeg je kinderen. Dat ging zo.’

Terwijl u eigenlijk niet met Joke maar met uw werk was getrouwd?

`Klopt. Het heeft me heel veel pijn gedaan. Ik werd geloof ik pas volwassen op mijn vijftigste. Daarvoor was ik een stuurloze man.’

Rijkdom is de grootste armoe die er is.

Als u daarop terugkijkt, wat vindt u dan van uzelf?

`We hebben er echt alles aan gedaan, maar ik heb gefaald. Eeuwige liefde bestaat niet, althans voor mij niet.’

En als het huwelijk tussen u en Monique over is?

`Dan zou ik hopeloos verloren zijn.’

U overleeft het wel?

`Dat zeker.’

Kent u de zware depressie?

‘Toen ik ging scheiden, ben ik heel depressief geweest. In die periode heb ik ook fantastische zwarte interieurs gemaakt: heel theatraal en zwaar. Die mensen hebben nu prachtige interieurs, maar je zou er niet in moeten wonen, zeg. Ze hebben toch een stukje van mijn depressie meegekregen.’

Hoe zit het met de erotiek van een meubelstuk?

`Ik geloof dat wonen enorm veel met erotiek van doen heeft. Waarom steekt een vrouw anders ‘s avonds een kaars aan?’

Maakt u banken waarop het ook lekker wippen is?

`Ik denk dat alles wat ik maak, gemaakt is voor de erotiek.’

Maar de harde seks?

`Harde seks heb je op de keukentafel. Dat is mooier dan welk bed dan ook.’

Heeft u een goed seksleven?

`Ik heb een geweldig seksleven. Zeer monogaam, terwijl mijn vorige leven dat niet was.’

Bent u in de periode na dat huwelijk niet ook verschrikkelijk aan de drank geraakt en gaan zwieren?

`Ik heb tot mijn dertigste en vierendertigste respectievelijk nooit gedronken en nooit gerookt. Ik ben geloof ik nog nooit dronken geweest. Ja, één keer dat ik achterover viel. Ik kreeg toen zo’n hekel aan mezelf doordat ik geen controle meer had.’

Dus ook nooit andere stimuli gebruikt?

`Nooit.’

Terwijl u op feestjes natuurlijk wel van alles tegenkwam?

`Als iemand een hekel aan drugs heeft, geloof ik dat de vrienden die het wel gebruiken, je daar nooit mee confronteren.’

Wat doet u als u het ziet?

`Dan loop ik weg. Meteen. Een keer in een hotel, ik dacht het Amstel, was ik op een feestje ergens in zo’n suite en zat ik opeens alleen in de kamer. Waar zijn ze, dacht ik. En toen liep ik per ongeluk de badkamer in, waar iedereen aan het snuiven was.’

Hoeveel geld gaat er in de BV Des Bouvrie om?

`Wij zetten dertig miljoen per jaar om. Waarvan twintig miljoen retail. Toen ik uit Bussum kwam, was dat viereneenhalf. Dat lijkt een heleboel, maar met vijfenveertig man is het een heel normale omzet, die je ook minimaal moet draaien.’

Wat is uw inkomen dan?

`In een bedrijf moet je als directeur altijd een hoger salaris dan je hoogste medewerker hebben.’

En hoe hoog is dat?

`Eh… tweehonderdduizend gulden.’

Dus Monique, die ook in het bedrijf zit, verdient 190 duizend gulden?

`Nee, Monique verdient tachtig- of negentigduizend gulden.’

Sinds wanneer bent u binnen?

`Ik heb het nu weer even heel zwaar.’

Hahaha. Dat zegt iedereen die binnen is.

`Nee, nee, nee, o helemaal niet. Ik heb helemaal geen geld. Al mijn geld zit in mijn bedrijven. Dat kun je zo checken via mijn boekhouding. Ik ben niet iemand die uit is op geld. Ik heb aan Het Arsenaal behoorlijk verdiend. Dus dan heb ik het helemaal voor elkaar: lean back and enjoy it. Maar wat doe ik? Twee nieuwe Arsenalen openen. Allemaal gezeik, maar ik vind het heerlijk. En als het niet loopt, ben ik gewoon failliet.’

Wat is het hoogste bedrag dat ooit op uw girorekening heeft gestaan?

`Ik heb mijn hele leven altijd rood gestaan.’

Dat gelooft toch niemand?

`Heus. Kijk, als ik kapitaliseer, kan ik morgen een eilandje gaan zitten in een mooi huis en het moeiteloos op de van mijn leven uitzingen. Ik denk dat het de grootste armoede zou worden die ik ooit heb geproefd.’

Het grootste cliché dat ik ooit heb gehoord.

`Dan heb je niet naar mijn verhaal geluisterd. Dan kan ik niet meer functioneren zoals ik nu doe. Er is me gegeven om iets te creëren en dat uit te leggen voor een heel groot publiek.’

Maar maak eens korte metten met alle verhalen rond uw gigantische vermogen?

`Kapitaal is absoluut nooit te vertalen in geluk. Ik vertik het om me dat te laten zeggen.’

De Hollandse traditie: er niet over willen praten?

`Hallo! Ik heb je net verteld welk bedrag ik verdien. Mijn kapitaal bestaat uit mijn bedrijf, mijn mensen en mijn succes. Rijkdom is de grootste armoe die er is. Ik kan morgen terug naar een zolderkamer. Ik schilder hem helemaal wit, zet er een tafel in met een tekenboek erop en een pen. En mijn gezin is net zo gelukkig als nu.’

Bent u niet gewoon te rijk om dit te kunnen zeggen?

`Jongen, op jouw leeftijd had ik helemaal niks. Jij hebt nooit het gevoel gehad morgen failliet te gaan. Ik wel.’

Wat vindt u van Nina Brink die tweehonderd miljoen uit haar bedrijf heeft gesluisd?

`Ik ken haar toevallig erg goed. Ik heb ooit haar huis mogen inrichten in België. Ik denk dat zij een ongelooflijk goeie zakenvrouw is, maar als ik die berichten hoor, denk ik: dat kan toch niet als je zo groot bent? Zo zit ik dus niet in elkaar.’

Wat is uw uurtarief?

`Zelf vraag ik vijfhonderd gulden en mijn tekenaars honderdvijftig gulden. Ik zou wel duizend of tweeduizend gulden per uur kunnen vragen. Maar ik wil het haalbaar houden.’

U bent niet iemand die snel nee zegt?

`Dat is mijn grootste fout.’

De kritiek is: hij gaat in zee met bedrijven die geen kwaliteit hebben.

`Dat gaat niemand wat aan.’

U werkt bijvoorbeeld samen met winkelketen Trendhopper.

`Ik ben juist met Trendhopper begonnen om iets meer kwaliteit neer te zetten. Trendhopper is de hoofdsponsor van mijn tv-programma. Logisch dus dat hun producten erin zitten en hun naam wordt vermeld. Maar ik zal nooit een Trendhopper-tas in mijn handen hebben. Of een pot Histor. In grote lijnen bepaal ik het programma en de sfeer. Dat pakket sponsors geeft mij de ruimte om mijn ideeën over wonen neer te zetten. En Histor zal nooit zeggen: “Jan, je moet zeggen dat dit een verfje is om je vingers bij af te likken.” Dat is mijn absolute limiet.’

Kunt u zich vinden in de kritiek?

`Meestal is kritiek gebaseerd op niet weten.’

Wat is het laatste boek dat u heeft gelezen?

`Ik lees niet.’

Nooit?

`Echt nooit.’

U bent dyslectisch. Daarom niet?

`Ik heb mijn leven zo ingesteld dat ik het niet mis.’

Er bestaat zoiets als een gesproken bibliotheek, maar u bent niet benieuwd naar de wereldliteratuur?

`Ik geloof dat ik daar niet mee bezig ben. Ik heb het in mijn leven op een andere manier gedaan. Daardoor ben ik op bepaalde gebieden veel beter geïnformeerd dan wie ook.’

U bent juist visueel ingesteld. Heeft uw kleine handicap een rol gespeeld in wat u nu bent?

`Ja. Ik denk dat ik veel meer tijd heb voor andere dingen. Denk eens aan wat jij in je leven gelezen hebt en trek dat eens af. Dan hou je toch enorm veel tijd over?’

U zegt: daar heb ik geen tijd voor?

`Ik zou een eenvoudig boek kunnen lezen. Ik heb ooit één boek gelezen: korte verhalen van Roald Dahl. Daar had ik een moeite mee, joh, je hebt geen idee! Ik was kapot. En dan liet ik het door een ander lezen en die beleefde het heel anders.’

U heeft zeker nooit een boekenkast ontworpen?

‘Jazeker wel. En die staat ook bij mij thuis, want ik heb de grootste boekenverzameling die er bestaat.’

Alleen maar plaatjes?

‘Er zit geen leesboek bij. Architectuur, fotoboeken, kunst; het meeste is kunst. En autoboeken.’

Profileer uw klandizie eens?

‘Van A tot Z? Ik had vanmorgen wat oudere dames hier die een dagje uit hadden van een verzekeringsclub. Er komen hier ook bussen en dan denk ik: ach, die mensen komen helemaal uit Zeeland en hebben kinderen tegen wie ze zeggen: we zagen bij Jan een leuke bank staan. Ja toch? Dat moet je allemaal laten gaan.’

U zegt: bussen, laat maar komen?

`Laat maar komen.’

Niet zoals Youp van ‘t Hek vindt: geen abonnementen en geen bussen in de zaal?

`Maar dan had hij gewoon boekhouder moeten worden. Als je je openbaar uit, moet je geen keuzen maken in wie luistert of kijkt. Dat kun je niet maken.’

Doet u veel voor het koningshuis?

`Nee. Ik geloof wel dat hier en daar een bank van me staat. Ik heb Irene een keer mogen inrichten, maar dat vind ik niet belangrijk. Wat ik belangrijk vind, is dat Beatrix met kunst bezig is. Met avant-garde. Ze heeft nu net die nieuwe Chinezen gekocht die ik ook heb, bij de galerie van Rob Malasch. Dat is toch fantastisch?’

Jan des Bouvrie gaat op een gegeven moment dood. Het Arsenaal heb ik zo neergezet dat het een eigen concerntje aan het worden is

Nu is Het Arsenaal toch een blanke toko. Hoe zit het met de allochtonen markt?

`Je vraagt me iets heel raars. Als ik iets doe, is het voor iedere markt. Jij onderschat de mensen die hier wonen en niet hier vandaan komen. In Het Arsenaal loopt echt iedereen rond. Er wordt zo misselijk over buitenlanders gesproken. Het is grote onzin dat zij niet ook leuk willen wonen. Een Nederlandse vrouw trouwt tegenwoordig toch gewoon met een Turkse man? Kom, zeg.’

U wilt het licht…

`Voor iedereen laten schijnen. Iedereen kan bij mij binnenkomen. Iedere deur staat bij mij open.’

Ook voor de Nederlandse homo? `Nou ja, dat weet je toch, dat is mijn grootste markt. Ken jij homo’s zonder smaak?’

Zijn er mensen voor wie u niet wilt werken?

‘Ja. Gevoelloze mensen.’

Beschouwt u Ikea als het voorportaal van Het Arsenaal?

`Ook. Zij hebben het eikenhout uit Nederland verdreven. De gemiddelde vrouw uit Tietjerksteradeel weet gewoon wat er aan de hand is, en toen ik begon, wist zij helemaal niks.’

Eerst naar Ikea, dan naar Des Bouvrie en dan naar echt iets moois?

`Nee, ik ben zelf niet klaar. Ik ben net begonnen. Ja-ha! Ik denk dat ik een Jan des Bouvrie-collectie wil maken.’

U gaat door tot u erbij neervalt. Wie volgt u op?

`Jan des Bouvrie gaat op een gegeven moment dood. Het Arsenaal heb ik zo neergezet dat het een eigen concerntje aan het worden is. Waar Monique in kan werken, waar mijn kinderen in kunnen werken, waar andere mensen in kunnen functioneren. Het Arsenaal wordt een Bijenkorf.’

Een familiebedrijf?

`Nou familiebedrijf: gewoon een groot concern. Het Arsenaal is een formule waar heel veel mensen in werken. Die zijn met z’n allen Het Arsenaal. Dat ben ik niet.’

Hoe exclusief bent u dan nog?

‘Dat heb ik je al eerder gezegd: ik ben helemaal niet zo exclusief.’

Dat begrijpen we nu.

`Toevallig heet ik Jan des Bouvrie en ben ik een Hugenoot. Iemand die zijn vak verstaat en dat met een ongelooflijke beroepskennis doet.’

Maar bent u een mens of een merk?

`Ik ben een merk. Ik kijk soms naar mijn producten en denk: dat ben ik helemaal niet. Als de mensen eens wisten hoe ik was, dat zouden ze niet geloven.’