Spring naar de content
bron: anp

Jacques de Leeuw (1933 – 2021): ‘Mijn grote kracht ligt in vooruitzien’

Afgelopen maandagavond overleed Audax-oprichter en eigenaar van HP/De Tijd Jacques de Leeuw op 87-jarige leeftijd in zijn woonplaats in België. Als eerbetoon aan de man die HP/De Tijd door al die jaren in leven heeft gehouden, herplaatsen wij een interview uit 2014 uit Het Parool, afgenomen door HP/De Tijd-hoofdredacteur Tom Kellerhuis: “Ik ben in mijn leven nog nooit verwaand geweest, want dat is niet nodig geweest.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tom Kellerhuis

Jacques de Leeuw weet van geen ophouden. Nu het zo slecht gaat in de uitgeefbranche, geeft hij zichzelf nog één grote taak. ‘Ik ben de enige die het bedrijf gezond door deze situatie kan leiden.’

Een week of zes geleden kreeg Jacques de Leeuw, oprichter van uitgeefconcern Audax, griepachtige ontstekingen. Eentje in zijn oor, eentje in zijn darmen en eentje in zijn duim. “Alles is genezen, alleen die in mijn duim nog niet. Het gaat beter, maar ik moet toch nog een keer naar de dokter. Want als ik hem stoot, doet het verdomde zeer.”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Ondanks dit euveltje lijkt de hoogbejaarde baas – “Ik ben al weer op de helft van de tachtig, op naar de 81!” – onvermoeibaar. In 2001 nam hij, toen 68, officieel afscheid als bestuursvoorzitter van Audax, maar nu, anno 2014, lijkt hij de touwtjes van het door hem in 1958 klein begonnen uitgeefconcern weer stevig in handen te hebben.

Jacques de Leeuw is alive and kicking: “En niet zo’n beetje ook. Ik word nog steeds op de proef gesteld met genoeg problemen. Dat weet jij zelf ook wel. Met de uitgeverij, met de geprinte en de digitale media.”

Zwaar weer in uitgeefland; u zag uw concern de afgelopen jaren de rode cijfers in duiken; het familiebedrijf moest van ruim 1400 medewerkers terug naar zo’n 900. Heeft print in uw ogen nog enige toekomst?

“De vier communicerende vaten bij Audax waren: distributie, logistiek, uitgeverij en retail. Als het voorheen met één van die vaten wat minder ging, werd dat door de andere opgevangen. Nu is de situatie totaal veranderd. Toch vind ik dat we in onze beste titels moeten blijven investeren. Maar er ook voor zorgen dat we een digitale versie hebben, die de klant met het product moet binden.”

U blijft geloven in print?

“Nee, in een samenstelling van beide. Ik denk niet dat print helemaal verdwijnt. Maar ik zeg gewoon wat ik denk, want geen mens weet wat de toekomst brengt. Hoe raar het ook moge klinken: zelf weet ik van digitale zaken bijna niks. En ik krijg mezelf er niet toe iets te leren opzoeken op internet.”

De kleinkinderen leren opa niet even hoe het moet?

“Nee, nee, nee. Ik heb een lieve assistente, die dat voor me doet. Dan ga je toch niet zelf op zo’n kil apparaat zitten prutsen? Maar goed, ik denk dat print blijft, hoewel er nu nog uitgevers zijn die denken dat alleen digitaal de toekomst heeft. Als het nieuwe eraf is, gaat het in mijn optiek zijn plek krijgen naast radio, tv en gewoon drukwerk.”

Had u vijf jaar geleden verwacht dat de situatie in bladenland zo ernstig zou verslechteren?

“Niet dat het zo ernstig zou worden. In 2008 zei ik al: we moeten anders leren denken. Dat is toen in gang gezet. Met HP/De Tijd ben ik daarin een beetje een voorloper geweest. Het is een totaal ander blad geworden. Vanuit de gedachte: hoe kun je vandaag nog een papieren blad uitgeven waar je uiteindelijk zonder advertenties geen verliezen op draait?

“Ik heb contact gezocht met Hans van Brussel, de oud-HP-uitgever. Samen hebben we HP/De Tijd uit de klei getrokken en er een maandblad van gemaakt. Dat betekent dat we nu werken met een kleine rompredactie van bijna louter zzp’ers. Bij de website daarentegen zitten inmiddels meer dan 35 zzp’ers.”

Ik fietste de hele nacht, dan kwam ik ‘s ochtends thuis om half acht, acht uur en dan moest ik één van vaders tijdschriftwinkels openhouden

“Mijn overtuiging blijft: print is het platform. Straks ook voor die jonge, getalenteerde schrijvers van de website. Ik ben bijna nooit tevreden, maar het resultaat dat we nu hebben bereikt, heeft mijn tevredenheid: van een behoorlijk verliesgevende uitgave naar bijna break-even. En nogmaals: zonder advertenties.” “We hebben trouwens net een advertentieacquisitiecontract met Vrij Nederland gesloten. Beide bladen passen qua doelgroep erg goed bij elkaar. WPG heeft een professionele advertentieacquisitiegroep. Zodra de markt wat aantrekt, zullen beide bladen via hun samenstelling een groot bereik opleveren voor toekomstige adverteerders. Vrij Nederland en HP/De Tijd hebben deze extra omzet heel hard nodig.”

Waarom ligt het eeuwige zorgenkindje HP/De Tijd u nog steeds zo na aan het hart?

“HP/De Tijd is altijd mijn favoriete blad geweest. Haagse Post, toen nog op roze papier, kende ik via het tijdschriftenbedrijf van mijn vader. Die liefde is nooit verdwenen.”

Vond u het niet triest dat u het weekblad HP/De Tijd ten grave moest dragen?

“Daar heb ik de meeste moeite mee gehad. Maar maak eens gewoon een analyse. Je ziet in deze tijd toch dat de leestijd steeds verder wordt beperkt. Je moet hem delen met alle geneugten die de nieuwe wereld ons brengt. Vervolgens is het weekblad achterhaald door allerlei andere en nieuwe media. Door de kranten bijvoorbeeld, die veel meer aan opinie zijn gaan doen. Vergelijk De Telegraaf van nu maar eens met de krant van 25 jaar geleden: een ongelooflijk groot verschil.”

En dan dus maar tweewekelijks?

“Een weekblad kon ik niet in stand houden. Veertiendaags was alleen maar bedoeld om een mooi compromis te bereiken met de redactie, maar ik wilde eigenlijk naar een maandblad en daar mijn advertentiebezetting op proberen te behouden. Elke advertentie minder is pure winst die terugloopt. Dat dat zo erg zou teruglopen, wist ik vijf jaar geleden ook niet.”

Even iets totaal anders: het had niet veel gescheeld of ik had tegenover de grootste sportschoolhouder van Nederland gezeten.

“Dat zou best gekund hebben. Ik heb tot mijn 22ste in mijn vaders bedrijf geholpen. Maar toen hij een onderdeel verkocht dat hij aan mij had beloofd, was mijn carrière bij hem weg. Toen ben ik een sportschool begonnen in krachtsport, die waren er toen nog niet. Als ik dat was blijven doen, had ik er nu misschien wel vier- of vijfhonderd gehad.”

Sport zat er altijd al in. Uit uw biografie blijkt dat u een spartaanse opvoeding heeft gehad.

“Ik moest van mijn vader als zestienjarige jongen een jaar elke nacht honderden kilometers op de fiets om die abonnementen weg te brengen. Daar ben ik nog blij om ook, want anders had ik hier niet meer zo fris gezeten. Ik heb ooit zelfs vierhonderd kilometer per nacht gefietst. Eerst van Tilburg op en neer naar Turnhout en toen van Tilburg op en neer naar Amsterdam. Reken maar uit.”

Dat is toch niet normaal?

“Nee, dat is niet normaal, maar mijn vader riep: fiets maar, want wij hadden geen geld. Wij zaten in een belabberde situatie. Mijn vader ging failliet, mijn moeder moest wel drie keer haar werk als kapster opnieuw oppakken en ik moest nachten fietsen. Het was in de tijd van het Tientje van Lieftinck. 1948. Toen werden ook geen blaadjes verkocht. Het medium van geprinte media; hoe hoog wij dat zelf ook inschatten, het is geen eerste levensbehoefte. Dat blijkt nu wel.”

Uw vader was behoorlijk hard voor u.

“Maar dat was niet erg. Na zijn dood vond ik zijn dagboeken en die waren zo mooi geschreven. Ik heb ze wel vier of vijf keer gelezen. Mijn vrouw heeft ze helemaal uitgetypt. Zijn visie. Prachtig.”

“En dan lees je af en toe over jezelf dat je een boeman was, omdat je het weer beter wist. Maar we hadden een goede relatie ondanks dat we tegenpolen waren. Ik heb zeker tot mijn achttiende gedaan wat hij ook zei. Zonder vragen te stellen. Rijden, rijden, rijden.”

“Het was voor mij ook een soort trainen. Dan heb ik kans, dacht ik, dat ik nog eens een keer een grote wielerwedstrijd win. Dat is er trouwens nooit van gekomen, hoewel ik wel altijd heel secuur met voeding ben geweest. Ik heb nooit gerookt en de eerste 35 jaar geen alcohol gedronken. Ik was echt op en top sportman.”

Door dat harde werken heeft u weinig opleiding genoten.

“Daar ben ik het niet mee eens. Ik heb veel geleerd op de handelsmulo, gericht op het vormen van ondernemers voor de toekomst. Daar moest ik veel zware boekhoudkundige problemen leren oplossen. Ook deed ik een schriftelijke cursus psychologie. Daarnaast heb ik een opleiding bij de luchtmachtpolitie in militaire wetskennis gevolgd en in mijn diensttijd een opleiding tot motortransport onderofficier.

“Ik was als adjudant verantwoordelijk voor de logistiek en het beheer van 220 militaire voertuigen. Tot op heden is deze ervaring ongelooflijk nuttig geweest.”

“Het klopt dat ik de verworven kennis noodgedwongen in de praktijk moest brengen. Ik ben door mijn vader van school gehaald, want ik moest meer voor hem gaan werken. Maar die schooldirecteur – daar ben ik hem nog dankbaar voor – heeft voor elkaar gekregen dat ik met twee dagen school toch mijn diploma’s kon halen.”

U had, zo lijkt het, helemaal geen vrije tijd?

“Dat lijkt zo, hè? Ik fietste de hele nacht, dan kwam ik ‘s ochtends thuis om half acht, acht uur en dan moest ik één van vaders tijdschriftwinkels openhouden. Als ik dan om twaalf uur werd afgelost, ging ik een half uurtje slapen en daarna studeren of sporten.”

Ik was op zeker moment gespecialiseerd in heffen met één hand. Ik pakte gewoon zo’n halter van 105 kilo en kon dat ding tot twintig keer optillen. Dat kon niemand

Want u was in die dagen ook een goede gewichtheffer.

“Jaha, één van de beste van Nederland. In verhouding met mijn gewicht. Ik werd ingedeeld in de hoogste klasse. Dus ik stond tegenover reuzen, zoals olympisch kampioen Bram Charité. Ik woog tachtig kilo, terwijl zij 130, 140 kg wogen.”

Heeft u nog spierballen?

“Jawel, jawel. Ik verdiende er zelfs geld mee. Ik had op mijn achtste van een oom twee gewichten gekregen met van die bollen eraan. Ik oefenen en oefenen. Om sterk te worden en geld te verdienen.”

“Als moeder of vader jarig was, kwam de familie en dan zei ik: ‘Kijk eens wat ik allemaal kan.’ Dan deed ik net of ze te zwaar waren en zei tegen die oom: ‘Probeer jij het eens.’ Die tilde natuurlijk makkelijk wat ik kon tillen. Ik zei: ‘Zullen we een wedstrijdje doen?’ Nou, daar trapten ze allemaal in. Jongen, ik verdiende op zo’n avond verschrikkelijk veel geld.”

Zo is uw startkapitaal ontstaan?

“Zo heb ik mijn eerste geld verdiend. Ik was op zeker moment gespecialiseerd in heffen met één hand. Ik pakte gewoon zo’n halter van 105 kilo en kon dat ding tot twintig keer optillen. Dat kon niemand. Daar sloot ik dure weddenschappen op af.”

Toch stopte u na drie jaar al met de sportschool.

“Ik dacht toen: hier kan ik mijn leven niet mee vullen. Mijn vader zat in de tijdschriftenwereld en ik wilde een leesportefeuillebedrijf beginnen. ‘Maar niet hier,’ riep hij, ‘want je moet niet gaan concurreren.’ ‘Ik begin wel in Oss,’ zei ik, ‘als ik jouw auto mag lenen.’ Op een gegeven moment zat ik in heel Brabant en kocht ik bij hem elke week 40.000 tijdschriften. Dus hij was uiteindelijk blij met mij.”

En zo groeide uw bedrijf tot het huidige concern.

“Ik werd groot en vooruitstrevend. Maar ik had één belangrijke filosofie: zorgen dat je nooit bedreigend wordt, want dan gaan ze je hinderen. Men kreeg omdat ik het zo goed deed wel een grote hekel aan mij, maar voor de grote mannen was ik niet bedreigend. Zij konden mijn resultaten wel tot voorbeeld stellen bij hun management.”

Wordt u nog steeds door Audax betaald?

“Nee. Ik word niet betaald door Audax of de holding. Wel ben ik voorzitter van de aandeelhoudersvergadering en daarin heb ik een aantal voorrechten die statutair zijn bepaald.”

Volgens Quote bent u privé goed voor bijna 80 miljoen euro.

“Dat heeft ook niks met Audax te maken. Ik heb een aantal ondernemingen die niet bij Audax horen. HP/De Tijd zit nu ook apart in een innovatieve vennootschap, om nieuwe systemen en formules uit te testen. Met die andere ondernemingen verdien ik hoofdzakelijk mijn geld. Dat heb ik in elk geval de afgelopen vijftien jaar gedaan.”

Klopt uw vermogen volgens Quote?

“Dat heeft nog nooit geklopt.”

De tekst gaat onder de foto verder.

Jacques de Leeuw in 2012

Ook niet bij benadering?

“Zeker niet.”

Meer of minder?

“Ze hebben het jaren te laag geschat.”

Wie is nu de baas bij Audax?

“Ik heb nu feitelijk de functie van voorzitter/commissaris. Daarnaast hebben we Eric Willems als ceo die de uitvoerende kant van de zaak behartigt. En ik ben degene die de vragen stelt als toezichthouder en adviseur.”

Want dat is noodzakelijk?

“Ik ben in mijn leven nog nooit verwaand geweest, want dat is niet nodig geweest. Maar op dit moment denk ik dat ik de enige ben die het bedrijf gezond door deze situatie kan leiden. En zelfs dat weet ik niet zeker. Ik ben de enige die het mogelijk zou kunnen, maar wel met een goed team.”

Waar ligt u grote kracht?

“In het vooruitzien.”

U had in 2006 al spaarverlichting in de tuin, omdat u niet van verspillen houdt.

“Nee, zeker niet. Maar als er bezoek kwam, riep iedereen: dan heb je zo’n enorm groot huis en dan bespaar je op het licht. Nu zit er geen spaarlamp meer in, maar led. En bij mij gaat het licht in de meeste kamers automatisch uit als er even niet in wordt gelopen.”

U heeft twaalf jaar gebouwd aan uw villa Le Blaireau in Loon op Zand. Bouwen is een andere grote passie van u?

“Jazeker. Dat komt voort uit het feit dat ik graag metsel. Als kleine jongen ging ik vaak bij de bouw kijken. Fascinerend vond ik dat. ‘s Avonds ging ik kijken wat ze hadden laten liggen en dan ging ik er zelf mee aan de slag. En bouwde er prachtige kasteeltjes mee.”

Een andere uit de hand gelopen hobby van u?

“Ik heb bij mijn huis in Frankrijk zelf de tachtig meter lange trap gemetseld. Af en toe met een hulpje erbij. In zeven jaar tijd. Laatst was ik aan het laatste stukje bij mijn poort bezig, helemaal bedekt met cement. Stopt er net een bus met Japanse toeristen. Die stappen uit en vragen: ‘De man die hier woont, is wel heel rijk hè?’ Ik zeg: ‘Nou, dat weet ik niet, maar ik weet wel dat hij mij heel goed betaalt.'”

Als wij bij Paul Bocuse in Lyon kwamen, stonden die schaaltjes al klaar. Gratis en voor niets. Maar ja, die man is echt een hondenliefhebber

Hoe sober leeft u?

“Ik leef gewoon normaal. En soms in heerlijke luxe. Als ik naar Amsterdam kom, haal ik mijn Cadillac van stal. Ik heb thuis ook een Mini, maar daar durf ik momenteel niet mee naar de zaak, want dan denkt iedereen dat we failliet zijn.”

Het verhaal gaat dat u uw hondjes altijd meenam naar sterrenrestaurants. En dat ze daar aan tafel chateaubriand te eten kregen.

“In de vorm van hachee op een zilveren schaaltje, ja. Als wij bij Paul Bocuse in Lyon kwamen, stonden die schaaltjes al klaar. Gratis en voor niets. Maar ja, die man is echt een hondenliefhebber. Ik heb vele honden gehad, maar Huppie was de eerste. Hij hield enorm van vanille-ijs. Waar we ook kwamen, ze wisten het. Aanvankelijk geneerden die obers zich om ijs voor zo’n hond te halen. Maar zo’n man als Paul Bocuse helemaal niet. Die leeft met honden.”

Een geweldig verhaal.

“Als je maar veel kunt lachen in het leven, vergeet je een beetje de problemen van de dag. Maar geen zorgen: die problemen komen gewoon weer terug hoor.”

U wordt een bourgondiër genoemd met calvinistische ijver.

“Dat kan goed zijn. Ik zeg ook wel eens dat ik de perfecte combinatie ben van een kapitalist en een socialist.”

In Tilburg noemen ze u, omdat u veel lokale doelen steunt, zelfs zalig.

“Mij? Je verwisselt me met Peerke Donders.”

Gaat u nog te biecht?

“Ik heb onlangs een standbeeld geïnstalleerd voor bisschop monseigneur Bekkers en waar mogelijk steun ik mijn kerk financieel. Maar als ik wil biechten, doe ik dat bij mezelf.”

Wat biecht u zoal op?

“Het is wel zeker dat je dat niks aangaat. Haha.”

Wat houdt u gezond?

“Mijn geest.”

U heeft lang suikerziekte en de ziekte van Crohn.

“Van die laatste ziekte hebben ze tot mijn stomme verbazing na 45 jaar gezegd dat het genezen is. Ik geloof het niet. Mijn Belgische arts zegt dat hij nog nooit zulke mooie darmen heeft gezien. Ik heb er minder last van, maar ik betwijfel of het helemaal weg is.”

Waarom blijft u maar ondernemen?

“Omdat mijn vingers jeuken. En de mensen om mij heen zeggen: als je echt stopt, is het met jou zo gebeurd.”

Dus hoe lang gaat u nog door?

“Dat moet ik elke keer bijstellen. Als ik één zonde moet opbiechten, is het dat ik zeg te stoppen en toch doorga. Ik heb nu gezegd: nog een dikke twee jaar.”

Daar geloof ik niks van.

“Dat gelooft ook geen mens. Maar ik ga een keer dood. Dat gelooft toch iedereen.”

In vervolg op dit interview zal op een later moment Hubert de Leeuw toelichten hoe hij de visie van zijn vader wil voortzetten.

Onderwerpen