Spring naar de content
bron: anp

Hans Croiset (86) neemt afscheid van het toneel: ‘Het is genoeg geweest’

Acteur Hans Croiset (86) neemt na een carrière van bijna zeventig jaar afscheid van het toneel. De voorstelling Eindspel, waar hij tot 6 juni mee door het land toert, wordt zijn zwanenzang.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Croiset maakte in 1953 zijn theaterdebuut in het stuk De getemde feeks bij het Rotterdams Toneel. Sindsdien speelde hij bijna honderd toneelrollen bij diverse gezelschappen. In 1973 richtte hij het theatergezelschap Publiekstheater op, wat in 1987 opging in Toneelgroep Amsterdam. In 1986 was hij oprichter van Het Nationale Toneel. In 1980 en in 2017 won hij de Louis d’Or – de toneelprijs voor beste mannelijke acteur. Tegenover HP/De Tijd bevestigt hij dat Eindspel, de voorstelling waarmee hij nog acht keer op de planken staat, zijn laatste toneelrol wordt, waardoor er toch vrij abrupt een einde komt aan de bijna zeven decennia durende carrière van de nestor van het vaderlandse toneel.

Meneer Croiset, u stopt volgende maand na een carrière van bijna zeventig jaar met acteren. Wat is de reden om in de ogen van buitenstaanders toch vrij abrupt afscheid te nemen van het toneel?

“Ik dacht er al veel langer over om afscheid te nemen van het toneel, maar door die coronatoestand schoven er zoveel projecten op dat ik besloot het nog even uit te stellen. Nu die eindelijk gedaan konden worden – het in première brengen van Het oog van de storm en de herhaling van Eindspel – denk ik: het is genoeg geweest. Ik ben 86, langer doorgaan zou belachelijk zijn. Veel mensen zullen het zich niet voor kunnen stellen, maar een avond spelen is topsport. Ik merk dat ik daar te oud voor wordt; je gaat toch elke dag een beetje achteruit. Daarom wil ik stoppen voordat ik lastig word voor m’n collega’s.”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Eindspel gaat over vier personages in een schuilkelder. Ze spelen hun eindspel. Is het toeval dat juist dit uw laatste productie is of had u daar voor aanvang van de tournee – ruim voor de coronaperiode – al aan gedacht?

“Nee, nee, je leeft er langzaam naar toe, dus het is min of meer toevallig. In mijn hoofd ben ik altijd met toneel bezig, en dat zal ook niet veranderen. Het spelen is daar slechts een onderdeel van. Ik ben als acteur in de luxueuze positie geweest dat ik altijd met andere regisseurs kon werken, terwijl mijn hoofdbaan eigenlijk altijd artistiek leider en regisseur is geweest. Zo eens per jaar maar speelde ik zelf in een stuk. Ik heb daardoor als acterende regisseur om het zo maar te noemen ontzettend veel geleerd van regisseurs als Peter Scharoff, Ton Lutz, Jan Grossman, Theu Boermans, Johan Simons, Gerardjan Rijnders, Ger Thijs, Frits Marquardt, Ivo van Hove en Eric Whien. Ik geloof dat ik als enthousiaste toneelbezoeker duizenden voorstellingen heb gezien. Dat pakt niemand mij meer af. Als toneelspeler ben ik nooit ontzettend ambitieus geweest. Het toneelspelen valt op omdat je het in de openbare ruimte doet, maar voor mij is het niet meer dan een deel van mijn leven en dat sluit ik nu af. Ieder eindpunt is ook een beginpunt. Ik kijk vooruit. Er is nog zoveel dat ik wil doen, dus ik verheug me ook op nieuwe periode.”

Ik ben 86, langer doorgaan zou belachelijk zijn

Uw vrouw zei afgelopen december in Volle Zalen: ‘Als Hans stopt met acteren, is het einde nabij.’ Zit daar wat in?

“Nee, hoor. Ik heb stapels boeken die ik nog wil lezen en ben zelf ook bezig met een boek, dus ik heb genoeg te doen. Ik ga ook gewoon verder met de tv-serie Oogappels en er staat een film op stapel – waarvan je nooit weet of het doorgaat vanwege het magere subsidiesysteem – dus nee, mijn vrouw hoeft zich geen zorgen te maken.” (Lacht)

Volgend jaar zit u zeventig jaar in het vak. Waarom wacht u niet nog een jaartje en neemt u groots afscheid?

“Volgend jaar… Groots afscheid… Ik reken niet in getallen. Het zegt mij wel wat dat ik mijn laatste voorstelling speel in Rotterdam, de stad waar ik ooit ben begonnen. Freek de Jonge heeft een serie gesprekken met me gemaakt, dat vond ik ook leuk, maar verder ga ik er een beetje nuchter mee om, hoor. Ik wil dat gedoe niet van een afscheid. Het moet niet teveel over mij gaan. Toneelspelen doe je samen. Op het moment dat ik die tweede Louis d’Or kreeg, geneerde ik me voor m’n collega’s die ‘m niet kregen. Je bent geen primus inter pares, je bent een onderdeel. Ik speel de laatste voorstelling en dan besef ik niet eens dat het de laatste voorstelling is. Dan doe ik m’n schminkkoffertje dicht en ga ik vrolijk naar huis.”

Mijn eerste voorstelling speelde ik in een platgebombardeerd Rotterdam, waar de koeien graasden tussen het Groot Handelsgebouw en de schouwburg

Bent u voor aanvang van een voorstelling nog net zo zenuwachtig als in 1953 bij De getemde feeks?

“Ja, dat is niet veranderd. Ik kan me voor aanvang nog steeds niet voorstelling waar het stuk naar toe zal gaan. Elke avond ontdek je opnieuw waar het over gaat. We zijn nu weer aan het repeteren voor Eindspel. De laatste keer dat we ‘m speelden was twee-en-een-half jaar geleden. In die twee-en-een-half jaar heb ik er bijna iedere dag aan gedacht. Het is een stuk dat me bezighoudt; ik heb nog nooit zo’n ingewikkelde rol gespeeld. Ik merk nu dat ik zelf ook twee-en-een-half jaar ouder ben geworden en verder ben gekomen in het doorzien van die tekst. Je ontdekt telkens weer nieuwe dingen. Dat is de macht van theater.”

Wat beschouwt u, als u terugkijkt op uw acteercarrière, als het beste wat u heeft gemaakt?

Professor Bernhardi van Arthur Schnitzler. Waarom? Omdat het dicht bij mijn eigen karakter kwam van verzet, verlies, terugkrabbelen, overeind komen, doorlopen, in de valkuil trappen, opnieuw beginnen.”

Wat is het grootste verschil in vergelijking met zeventig jaar geleden?

“Als ik die zeventig jaar overzie dan is de maatschappij zo ingrijpend veranderd… Ik ben begonnen tijdens de wederopbouw van ons land. Mijn eerste voorstelling speelde ik in een platgebombardeerd Rotterdam, waar de koeien graasden tussen het Groot Handelsgebouw en de schouwburg. Ik ben als zeventienjarige begonnen tussen allemaal oudere acteurs die uit een periode van voor de oorlog kwamen en die de oorlog bewust hadden gemaakt. De hele stijl van repeteren en spelen is ingrijpend veranderd als je het vergelijkt met nu, en ik ben zelf een van de aanjagers geweest om aan die veranderingen deel te nemen. Elke tien jaar verandert de wereld. Uiteraard, het toneel is een weerspiegeling van de werkelijkheid, maar het toneel voorspelt ook. Het toneel is een soort thermostaat van de samenleving. Als de samenleving verandert, is dat vaak al in het spelen aangegeven. Als ik mezelf bijvoorbeeld eens op een oud televisiefragment bekijk, dan denk ik: ben ik dat geweest die zo stijf en geaffecteerd praatte? Alles is veranderd… Behalve het culturele klimaat. Nederland staat nog steeds totaal onvriendelijk tegenover toneel.”

Stel: u krijgt dit najaar de rol van uw leven aangeboden. Denkt u dan toch niet: misschien moet ik dit doen?

“Nee. Ik wil geen Heintje Davids worden. Ik heb al twee keer eerder gezegd dat ik ermee op wilde houden, maar dat heeft toen gelukkig weinig rumour opgeleverd. (Lacht) Er kwam altijd wel weer iets moois op m’n pad waardoor ik het niet kon laten om een nieuwe rol aan te nemen, maar nu is het genoeg geweest en zeg ik: stop!”