Spring naar de content
bron: anp

Jumbo-Visma en de beperkte houdbaarheid van perfectie

Jumbo-Visma moet de ‘dominante sportploeg’ van het decennium worden. Het nieuwe Barcelona, maar dan uit Den Bosch. Maar het gaat niet om het team, het gaat om het individu, vindt Frank Heinen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Het gaat veel over Jumbo-Visma.

Terecht.

Ze winnen veel.

Wat heet: bijna alles.

Dominantie in de sport is zelden lang leuk. De opkomst is boeiend om te volgen, het begin van de heerschappij oogt nieuw en spectaculair. Zoiets hebben we nog nooit gezien, zeggen ze, dit verandert alles. Op een zeker moment wordt wat vers was rot. Dan wil de kijker weer wat nieuws zien, niet wéér dat geel en zwart, bah, nou lusten we wel weer wat anders.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Bij Jumbo-Visma wordt al enige jaren de professionele voorbereiding bezongen: maanden vóór belangrijke wedstrijden wordt het parkoers al verkend, zijn er al gesprekken over materiaal, de voeding is zoals-ie wezen moet, alle vliegtickets liggen klaar, iedereen kan de seizoensplanning lezen en het schijnt nog gezellig te zijn ook. In meerdere kranten las ik dit weekend dat Jumbo-Visma met kleurcodes werkt: rood voor de absolute kopman, geel voor de renners met een vrije rol en groen voor de helpers. Ook weer zo’n staaltje vernieuwingsdrift die zijn weerga niet kent. En het wonderlijke is: iedere halvezool weet dat dit zo’n beetje de voorwaarden zijn. Duidelijkheid, professionaliteit, kameraadschap en kleurtjes; het mysterie is waarom de ene ploeg het doet en de andere niet. Is dat onkunde, geldgebrek, onwil?

Het verschil met andere ploegen is inmiddels zo groot dat Jumbo-Visma met slechts één à twee van de tien meest getalenteerde renners ter wereld elke wedstrijd kan beheersen alsof het de Slagersronde van Kadijk is. De ploeg moet de ‘dominante sportploeg’ van het decennium worden, het nieuwe Barcelona, de Chicago Bulls, maar dan uit Den Bosch. Het is inmiddels zo ver gekomen dat de Tour winnen alleen niet genoeg meer is: voor dit jaar werd extra geïnvesteerd in renners voor het voorjaar, zodat eindelijk eens een Vlaams monument gewonnen kon worden.

Of: wanneer wielrennen een boodschappenlijstje wordt.

Het liefst zou manager Richard Plugge, Parijs-Roubaix winnen. De Ronde mag ook, maar liever Roubaix. Zijn oprit in Oegstgeest is bestraat met kasseien, zó dol is hij op die wedstrijd.

Je gunt het Plugge, iedereen gunt het Plugge. Hij was het die ooit de rokende puinhopen van het Rabo Wielerplan overnam zoals je wel eens extreem optimistische (of: verwarde) personen op tv een stuk vergiftigde landbouwgrond ziet aanwijzen. 

Hebben ze voor een prikkie op de kop getikt. 

Komt een eigen, utopische minimaatschappij op.

Echt waar!

Jaja Richard, ga maar even rustig zitten.

Pas als er geïmproviseerd moet worden, wordt het spel een sport.

Maar het is dus wel gelukt. Plugge en Merijn Zeeman en Arthur van Dongen hebben het voor mekaar gebokst. Van een lekke roeiboot een vloot gebouwd. Het valt niet genoeg te prijzen, en niet genoeg te bewonderen. Net als vorig jaar begint Jumbo-Visma het seizoen dit jaar ongeveer twee keer zo goed als de rest. De hele school wist dat er dit weekend examens waren, en alleen de klas van meester Merijn wist wat de stof was.

Alles lukt. 

Jumbo-Visma in het Vlaamse Openingsweekend was een jongleur met vijftien ballen, die op zijn hoofd gaat staan en gewoon doorjongleert, zonder een bal te laten vallen. Bijna achteloos werden toprenners als Wellens, Mohoric, Vermeersch en Pidcock gedegradeerd tot krabbelende stoethaspels. Zelfs de denkkracht van Taco van der Hoorn, die in principe elke wedstrijdsituatie voor aanvang berekent en voorziet, was niet opgewassen tegen de geel-zwarte regen. Jumbo-Visma was niet alleen de slimste, maar ook de sterkste – Asterix en Obelix samengesmolten tot één super-Galliër die het opneemt tegen de kreupele C-garnizoentjes van het Romeinse Rijk.

Zo onweerstaanbaar als het was hoe de ploeg afgelopen zomer de onverslaanbare Pogacar versloeg, door slimmer, gewaagder, verrassender uit de hoek te komen dan welke andere ploeg dan ook jarenlang in de Tour had durven doen, zo, ja, vanzelfsprekend en voorspelbaar was diezelfde intelligentie en durf in het Openingsweekend.

Het was schitterend om te zien, en tegelijk openbaarde zich in de overmacht het gevaar. Het gevaar van het succes dat misschien niet saai is voor wie het heeft, maar wel voor wie er langdurig naar moet kijken.

Een perfect uitgevoerde tactiek is geweldig, maar het is steriel. Manchester City voetbalt zo. Een plan dat tot in de perfectie wordt uitgevoerd is een boek waarvan het plot al op het omslag staat. Het geweldige aan precies de goede koersstrategie is de broosheid ervan. Dat het ieder moment op duizend manieren mis kan gaan.

Pas als er geïmproviseerd moet worden, wordt het spel een sport.

Wielrennen is al heel lang geen individuele sport meer.

Jumbo-Visma pepert het me elke dag opnieuw in.

Het team, het gaat om het team. Hallo!

Het gaat om Christophe Laporte, die met zijn zoontje op het podium van de Omloop verscheen, het zoontje waarvan hij wist dat-ie aan de finish zou staan

Toch gaat het mij, fan, in de meeste gevallen helemaal niet om het team. Het gaat me, hoe briljant en helder en grondig Plugge en Zeeman en Van Dongen en al die anderen die ooit de geschiedenis ingaan als de Guardiola’s en de Phil Jacksons van het smalle zadel de boel tot in de perfectie hebben omlijst, om de renner. Het individu.

Het gaat om de aanval van Benoot in de laatste rechte lijn in Kuurne, om hoe hij zich door een gaatje perst dat er niet is en met lange halen op gang komt, als een ronkende truck. Het gaat om de onovertroffen Nathan van Hooydonck, achter wiens fenomenale knechtenfaçade een oude, wijze kopman schuilt, het soort kampioen dat op de valreep van een carrière, als vrije jongen in een Vlaams kermisploegje, plots als eerste de wielerbaan van Roubaix opdraait, bij wijze van oogst na vijftien jaar zaaien. Het gaat om Christophe Laporte, die met zijn zoontje op het podium van de Omloop verscheen, het zoontje waarvan hij wist dat-ie aan de finish zou staan, om zijn vader als winnaar te onthalen ongetwijfeld, en die hem er desalniettemin van weerhield om zijn eigen kansen boven die van het team te plaatsen. Het gaat om Jan Tratnik, zo klein, zo sterk op een vanzelfsprekende manier. Wie is Jan Tratnik, wat beweegt hem? En waarom is hij al 33?

En het gaat om Van Baarle, die zo’n neus voor precies de juiste inspanning op precies het juiste moment heeft dat er zich tussen zijn neus en lippen een harige demarrage heeft afgezet. Wiens rug altijd horizontaal ligt, nauwelijks wiegt, de armen altijd gestrekt, het gaat om de fietser die in de rug wordt gesteund door managers, coaches, voedingsspecialisten, trainers, mental coaches en loyale teamgenoten, maar die – solo in de aanval – even eenzaam lijkt als ieder ander. Vol vertrouwen, in de zekerheid dat perfectie beperkt houdbaar is, en dat je je erin moet onderdompelen zodra het zich aandient.