Spring naar de content
bron: anp

De laatste ronde

Na het werk fijn naar het café voor Wein, Weib (oder Kerl) und Gesang. Nou, vergeet het maar. Het aantal bruine kroegen in Nederland droogt in hoog tempo op. ‘Er zijn twee aartsvijanden van de bruine kroeg: het restaurant en het terras.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Willem Pekelder

Wat doet een mens hedendaags om vijf uur in de middag? “In de file staan,” roept Midas Dekkers sarcastisch. “Terwijl hij híer had moeten zitten!” Hij neemt een slok van zijn jonkie met ijs en vervolgt: “De pomp staat open, de kachel aan, wat wil een mens nog meer?”

Hier is café ’t Helletje in Weesp, de woonplaats van Dekkers. De 77-jarige bioloog is al zijn leven lang een verwoed caféganger, en schreef er zes jaar geleden een rijk gedocumenteerd boek over: Volledige vergunning. In feite één grote ode aan de bruine kroeg, die ook toen al in zwaar weer verkeerde. “De helft van de cafés die ik destijds beschreef, is tijdens het schrijven verdwenen.” Hij zucht.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

De cijfers over de laatste tien jaar stemmen droevig. Er sneuvelden in die tijd 3000 cafés. Anno 2023 zijn er nog 9000 over. Data-analist BoldData maakte de schrikbarende cijfers in mei bekend.

“Er zijn,” doceert Dekkers, “twee aartsvijanden van de bruine kroeg: het restaurant en het terras. Wat is er aan de hand? Jongelieden met veel geld en een goede opleiding kopen de boel op in oude wijken. Het eerste wat eraan gaat, is het traditionele buurtcafé. Er verschijnt een espressomachine en een kaart met hippe gerechten. Knotjes en bakfietsen komen er als vliegen op de stroop op af. Je ziet het in Amsterdam waar De Drie Wijzen uit Oost, zoals ze zichzelf noemen, voor een volledige gentrificatie hebben gezorgd.”

‘Vijf minuten schijt aan het rookverbod!’ riepen we vanachter de toog. Binnen no time stond de hele kroeg blauw.

Tineke Speksnijder, voormalig eigenaar van café De Schouw in Rotterdam

Dekkers kan het niet vaak genoeg herhalen: in een bruin café wordt slechts gedronken, níet gegeten. Ja, er staat een schaaltje pinda’s op de bar, maar dat is niet om je tot eten aan te zetten, maar juist om je van eten af te houden. “Door die pinda’s ga je niet op huis aan voor de piepers.”

Dan het terras. “Dat is precies het tegenovergestelde van de bruine kroeg,” dendert Dekkers door. “Je zit nota bene in het zonlicht, met de blik naar buiten, terwijl het in een bruin café draait om schemering en de blik naar binnen. Zo zit de noordelijke, protestantse kroegcultuur in elkaar. Een beetje morsig ja, denk aan Joop den Uyl.” En dan heeft de schrijver het nog niet over de logistieke problematiek op het terras: door de lange aanleverlijn van bier verdwijnt het contact met de kastelein.

Vertel Midas Dekkers niet dat een terras gezellig is, want hij gaat je slaan. Borrelen draait, naar zijn smaak, helemaal niet om gezelligheid, zeker niet in de bruine kroeg. De bioloog bevindt zich wat dat betreft in goed gezelschap. Luister maar eens naar Hans Dorrestijn:

Wie in het café naar binnen kijkt,

Ziet door het raam gezelligheid.

Vergis je niet het is maar schijn:

Neem dat maar aan van Dorrestijn.

Je zit in het café niet voor de lol, maar voor het leven, vindt Dekkers. “De wereld en de mensheid zijn geschapen door een niet al te vriendelijke god. Om het op aarde met elkaar en onszelf uit te houden, hebben we de kroeg uitgevonden. Onder de lichte verdoving van alcohol troosten we elkaar. Hoe verder de avond vordert, hoe hoger de graad van verbroedering: het Midden-Oostenconflict wordt een peuleschil. Een paar slokken en het is opgelost! Aan de ene kant jammer, want dan heb je geen gespreksonderwerp meer. Maar geen nood, dan ga je gewoon naar een aanpalend café om daar hetzelfde conflict nóg een keer op te lossen. Desnoods met een wildvreemde. Het fijne van het café is: je mag er ongestraft wartaal uitslaan.”

Alleen kan dat, volgens de cijfers van BoldData, dus op steeds minder plekken in Nederland. Maar er zijn kroegen die overleven. De Schouw bijvoorbeeld, aan de Witte de Withstraat in Rotterdam. Links en rechts vielen traditionele cafés om, De Schouw bleef al die jaren overeind. 

Maar nu dreigt ook voor De Schouw de slopershamer. Volgens pandbaas Ron Sterk is de bouwkundige staat van de kroeg zo belabberd dat die tegen de vlakte moet. Daarmee zou na 83 jaar een einde komen aan het roemruchte café, dat in september 1940 openging, omdat het stadshart – na het bombardement – wel weer wat gezelligheid kon gebruiken.

In de loop der jaren frequenteerden busladingen kunstenaars, dichters en schrijvers de bodega, die zijn naam dankt aan een open haard uit de beginjaren, waarin evenwel nooit één vuurtje brandde. Ondanks dat vonden tijdens het bitteruur vooral vele journalisten er warmte. We spreken over de jaren dat de Witte de Withstraat nog de Fleet Street van Rotterdam was, met vestigingen van het Algemeen Dagblad, Het Vrije Volk en de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC).

In het herinneringsboekje dat in 2015, bij het 75-jarig bestaan van De Schouw, uitkwam, staat gedetailleerd beschreven hoe ieder dagblad zijn eigen hoekje had. Het rode Vrije Volk ‘merkwaardig genoeg’ rechts achterin, NRC links voor en daartussenin het Rotterdamsch Nieuwblad, Trouw en De Rotterdammer. Beroemde pimpelaars waren Rien Robijns, Geert-Jan Laan, Peter d’Hamecourt en Herman Wigbold. 

Ach ja, Herman Wigbold, de roemruchte, maar bovenal superzuinige hoofdredacteur van Het Vrije Volk. Ieder die hem in De Schouw meemaakte weet hoe hij, als het op betalen aankwam, altijd quasi-wanhopig op zijn jas- en broekzakken sloeg, onder de exclamatie: “O, wéér m’n portemonnee vergeten.”

Velen dronken op de pof. Dichter Eddy Elsdijk herinnert zich in het jubileumboek dat ooit de tap overstroomde waar voor duizenden guldens aan bonnen lag. “Ze spoelden allemaal weg. Niemand hoefde te betalen. De barman reageerde doodkalm: ‘Morgen gaan we weer open.’” Ook dat was het bruine kroeggevoel.

Er werd, volgens Elsdijk, in de jaren zestig geouwehoerd over Cobra en Vietnam, terwijl Jules Deelder ‘zo stoned als een kruk’ (dixit: Deelder) aan de bar zat. “Ik was,” zo memoreert de dandy-dichter in het feestboek, “voor de gelegenheid gekleed in een witte pantalon en de scharlakenrode tuniek van een of ander garderegiment uit Engeland.”

Tineke Speksnijder, café De Schouw in Rotterdam. ‘In een bruin café hoef je nooit alleen te zitten.’

Achter de bar stond de laatste 25 jaar local celebrity Tineke Speksnijder, sinds 2013 als café-eigenaar. Afgelopen juli ging ze met ‘pensioen’. Sindsdien reist ze over de wereld. Waarom was De Schouw zoveel jaren een onverwoestbaar bruin café? Speksnijder: “Jules zei altijd: het is een jarenveertigkroeg. Op zich klopt dat, hoewel er in de loop der jaren natuurlijk wel het een en ander is verbouwd. Maar bruin is nog steeds een belangrijke kleur, ja. Nee, ik geloof niet dat De Schouw ooit Perzische kleedjes op tafel heeft gehad. Althans, dat hoop ik niet. Van die vieze, kleverige dingen. Bah!”

De Schouw overleefde in 1988 een financiële ramp, in 2008 het rookverbod, verder de verhipping van de Witte de Withstraat, én, mede dankzij een spaarpot, corona en inflatie. Wat is het geheim? Speksnijder: “Het thuisgevoel, denk ik. De student praat met de bejaarde. Daar slaat dat ‘bruine’ ook op: de goede sfeer. In een bruin café hoef je nooit alleen te zitten, tenzij je daar zelf voor kiest.” 

We zitten in café De Klapdeur in Kralingen, waar Speksnijder routineus een cola zero bestelt, en warme herinneringen ophaalt. “Bij ons 75-jarig bestaan hebben we met Jules en de Dopegezinde Gemeente een waanzinnig straatfeest gehad. We waren het laatst overgebleven traditionele café aan de Witte de With. Ze vroegen me altijd: Tien, hoe hou je het toch vol tussen al die hippe tenten? Ik zei: geen idee. Maar één ding weet ik zeker: hip zal ik niet worden. Dan ben je júist hip, zei dan weer een kunstenaar. Nou, begrijp jij het nog?”

Hip werd De Schouw nooit, maar het café ging wel met de tijd mee. En misschien was dat de laatste jaren zijn redding. “De achterkant was donkerbruin. Daar heb ik in 2014 een lichtere kleur overheen gegooid. Ook een nieuwe bar erin, een nieuwe vloer, en verder de plafonds en wanden laten restaureren. Een bruin café moet niet alleen maar vergane glorie zijn.”

Verder gaf Speksnijder ruimte aan een weekend-dj, een poëzieavond (Poetsclub) en De Aanschouw: wekelijks een nieuw kunstwerk in de buitenvitrine waarin vroeger de verse krant hing. Speksnijder: “Het publiek varieerde, laten we zeggen, van 18 tot 80. Een club skaters, een nieuwe lichting journalisten van Vers Beton, oudere mannen. Maar ook vrouwen alleen. Die voelden zich veilig in De Schouw.”

Ze bestelt een nieuwe cola zero en hervat: “De sfeer wordt voor een groot deel bepaald door de mensen achter de bar. Daar is geen formule voor. Ik was gewoon volledig mezelf: rap van tong, een grap en een grol. Na het rookverbod in 2008 hebben we een leuke running gag geïntroduceerd. ‘Vijf minuten schijt aan het rookverbod!’ riepen we vanachter de toog. Binnen no time stond de hele kroeg blauw. Het heeft De Schouw ook wel boetes gekost.”

In de ogen van Midas Dekkers is de kastelein niet zozeer een prater als wel een hogepriester, die ons in ruil voor fooi de absolutie schenkt. Onze aanwezigheid wordt slechts geduld, net als op het Boekenbal. Niet voor niets hing Carel Sligting van de gelijknamige kroeg in Overveen soms een bordje op de deur: wegens mensenkennis gesloten. “Een goede kastelein is net iets chagrijniger dan de klant. Daardoor voelt de laatste zich beter,” weet Dekkers, die ‘onder de bar’ ter wereld kwam: zoon van de uitbater van Monty Taverne in Haarlem. 

Legendarisch was het humeur van barman Ernst van café Welling. Dekkers:“De Groningse gedeputeerde Roel Vos had er eens een afspraak, en merkte dat Ernst niets anders deed dan nors voor zich uitkijken. Na een halfuur vroeg Vos: doet u hier de pr?”

Was die stuursheid misschien de reden dat actrice Mimi Kok (Gé Braadslee in Waldolala) in nachtelijk Amsterdam soms verzuchtte: “Ik wou dat ik naar huis wou”? Dekkers citeert de tragikomische uitspraak in zijn boek Volledige vergunning, maar hij denkt dat de oorzaak een andere was. “Mimi Kok voelde zich, vrees ik, nergens goed thuis. Zelfs niet in de kroeg. Terwijl dat toch de plaats is waar je je kunt neerleggen bij wie je bent. Je weet dat je niet helemaal deugt, maar na een biertje of wat kun je je daarmee verzoenen. Een gevoel van geborgenheid, net als vroeger in de kerk.”

Een goede kastelein is net iets chagrijniger dan de klant. Daardoor voelt de laatste zich beter.

Midas Dekkers

Juist daarom is het, in zijn ogen, zo zonde dat de bruine kroeg in rap tempo verdampt. Een plaats waar je je extended family trof, rangen en standen niet bestonden, en je onbevreesd de schemerkant van je ziel kon laten zien. Maar we leven in andere tijden, beseft ook Midas Dekkers. Een tijdvak waarin we perfect moeten zijn: mindfulness en fitness.

‘Bruine’ kasteleins die het tij wanhopig proberen te keren door vernieuwing, houdt de auteur graag het levensmotto voor van Jan Fischer, eigenaar van Hotel Van der Werff op Schiermonnikoog: “Vernieuwing is gebrek aan zelfbeheersing.” Dekkers: “We hebben al genoeg van die moderne cafés vol licht, lucht en properheid, waar de geur van het Zwitserlevengevoel je tegemoet walmt. Mensen komen er binnen met een laptop onder de arm. Hoe doe je dat, doorzakken met een laptop, vraag ik me af? Of je ziet vier klanten aanschuiven aan een tafel, en daar blijven ze de hele avond hangen. Waarom doe je dat niet thuis, denk ik dan? Ondertussen rennen hun kinderen ongestraft heen en weer door de zaak. Op zo’n moment denk ik: ach, waar vind je hem nog, zo’n Parijse kelner die precies op het juiste moment zijn been uitstrekt, waarna de ouders hem nog beleefd bedanken ook.”

Van ’t Helletje, waar de temperatuur inmiddels behoorlijk oploopt, terug naar De Klapdeur in Rotterdam Kralingen, waar Tineke Speksnijder tot slot een curieuze mededeling heeft. Over de dwergvleermuis… “Tijdens mijn afscheidsweek afgelopen juli kreeg ik van de pandeigenaar een appje dat er misschien een dwergvleermuis in De Schouw zou zitten. Dat is een beschermd dier, dus dan kan het café voorlopig niet worden gesloopt.”

Met andere woorden: de dwergvleermuis redt een goed beklant bruin café? Zo simpel ligt het niet, blijkt uit een telefoontje met vastgoedtycoon Ron Sterk. “Vleermuis of niet, het pand wordt gesloopt. Komend voorjaar moet uit onderzoek blijken of er echt een dwergvleermuis huist. Tot nu toe is het alleen maar een verdenking. Blijkt het verhaal te kloppen, dan gaat het diertje wat mij betreft naar een vleermuizenkasteel, en het pand tegen de vlakte. Daarna komt er een nieuw café terug, in de bouwstijl van De Schouw.”

Maar of de naam gehandhaafd wordt en of het een bruin café blijft, dat weet Sterk niet. “Dat ligt helemaal aan de uitbater.”

Midas Dekkers heeft er met zijn jarenlange kroeg-ervaring een hard hoofd in. “Ik heb het vaker gezien. Een nieuw pand, dat mislukt altijd. De Tagrijn in Zwolle bijvoorbeeld. Het café fikte af en er kwam nieuwbouw. Maar de ziel was eruit.”

In zijn boek mijmert de auteur dat hij zich zijn hele leven erop had verheugd een oud mannetje te zijn in een bruine kroeg. En nu ís hij een oud mannetje en raken de bruine kroegen langzaam op. Mistroostig staart Dekkers over zijn borreltje met ijs en verzucht: “Dat heb ik weer.” 

Eten is het nieuwe uitgaan

Het aantal (bruine) kroegen in Nederland daalde van zo’n 12.000 in 2012 naar 9000 begin dit jaar. Volgens data-analist BoldData in Amsterdam is de reductie al begonnen in 2008 met de invoering van het rookverbod. Door de nasleep van corona is het verval nog versneld. Alleen al in 2022 verminderde het aantal cafés in Nederland met 6 procent (575 zaken), in plaats van het ‘gebruikelijke’ gemiddelde van minus 2,5 procent.

Voorzitter Marijke Vuik van Koninklijke Horeca Nederland (KHN) vindt het jammer dat er steeds meer bruine kroegen verdwijnen, maar er is in haar ogen weinig aan te doen, omdat het een kwestie is van vraag en aanbod. “Als de markt vraagt om andere concepten, zullen ondernemers zich daarop gaan richten.” Ze doelt onder meer op lunchrooms die aan het eind van de middag tevens café zijn, of restaurants met een barfunctie. 

Amsterdam is van die ontwikkeling een goed voorbeeld. Uit het WNL-programma Stand van Nederland bleek in september dat de afgelopen tien jaar het aantal traditionele cafés in de hoofdstad met 26 procent daalde. Er zijn nu nog slechts zo’n vijftig bruine kroegen over. Maar tegelijkertijd steeg het totaal aantal Amsterdamse horecazaken in datzelfde tijdvak ook weer met 26 procent, onder meer dankzij hippe wijnbarretjes, koffietentjes en trendy restaurants.

Volgens Vuik is het landelijk precies zo: met het totaal aantal horecagelegenheden gaat het goed, er is zelfs een opgaande lijn (blijkens de laatste CBS-cijfers een stijging van vijf procent naar 72.000 zaken – red.). En ook met het traditionele café is het niet alleen maar kommer en kwel. “De consument weet de kroeg nog steeds te vinden. Er zijn minder cafés, maar er wordt méér uitgegeven. Helaas staan de winstmarges nog wel steeds onder druk.”

Dat laatste heeft te maken met de nasleep van corona, toen de horeca dicht moest, en de oorlog in Oekraïne, die de inflatie en (energie)kosten omhoog joeg. Vuik: “Voeg daarbij de krapte op de arbeidsmarkt en je begrijpt dat bedrijven failliet gaan of worden beëindigd. Dat is natuurlijk jammer. Elke kroeg die gedwongen wordt te stoppen is er een te veel.”

Vuik is er evenwel van overtuigd dat de bruine kroeg nooit zal verdwijnen. “Mensen blijven altijd behoefte houden aan een ontmoetingsplek. Alleen is er op dit moment minder vraag naar het traditionele café. Zoals gezegd, het is een kwestie van vraag en aanbod.”

De KHN-voorzitter bezit zelf twee cafés in Delft. Hoe houdt zij het hoofd boven water? “Ik let, net als andere ondernemers, scherper op inkoopprijzen, omdat alles duurder is geworden, tot en met de schoonmaak aan toe. Vaker leveranciers vergelijken, bewuster inkopen, daar valt winst te behalen.”

Maar de consumptieprijzen zijn ook flink omhooggegaan. Afgelopen april was een biertje een kwart duurder dan twee jaar eerder. Vuik: “Niet alle ondernemers voeren elke prijsstijging door. Een derde doet dat wel, en twee derde doet dat niet, om zichzelf niet uit de markt te prijzen.” 

De opvatting dat het ‘grote geld’ de stedelijke horeca zou overnemen met hippe tenten, iets waarvoor Stand van Nederland waarschuwde, deelt de KHN-voorzitter niet. “Een particuliere ondernemer kan met net zoveel passie een wijnbar beginnen als een bruin café. Je ziet ook hoe particuliere ondernemers hun best doen om hun bruine café te moderniseren ter vergroting van de klantenkring.”

In de cijfers van BoldData neemt Limburg een speciale positie in. Uitgerekend in de meest bourgondische provincie van het land daalde het aantal cafés in 2022 het hardst: minus acht procent. Er zijn nu nog zo’n 900 (bruine) kroegen over. 

Volgens Christiaan Fijen, regiomanager van KHN, is er desondanks met de culinaire voorliefde van de zuiderling niets mis. “We hadden in Limburg vanouds een hogere cafédichtheid dan andere provincies; dat moet je bij die daling incalculeren. Limburgers gaan nu veelal naar andere zaken. Die ontwikkeling is al jaren aan de gang. Je ziet het aan onze steden. Zaten er vroeger op het marktplein acht kroegen, nu zijn het vier restaurants en vier eetcafés. Eten is het nieuwe uitgaan.”

Door het oprukken van de eetcultuur is het totale aantal horecazaken in Limburg, ondanks de sluiting van vele cafés, nog altijd op peil, denkt Fijen. “En misschien is de totale hoeveelheid horeca zelfs gestegen.”

De kroegcultuur waarin Fijen zelf nog opgroeide – drie keer per week naar de dorpsbar voor het laatste nieuws – ziet hij niet snel terugkeren. “Je hoeft niet meer naar het café om te weten wat zich afspeelt in het dorp. Daar hebben we nu de sociale media voor. Vooral jongeren zijn weinig te vinden in het traditionele café. Er is bovendien veel concurrentie van evenementen.”

En zo verdwenen in de Limburgse dorpen en het landelijk gebied vele kroegen én – typerend voor het zuiden – cafézalen. De trek van jongeren van het dorp naar de stad deed de rest.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €5 per maand.