Spring naar de content

Kerst

Op nulde kerstdag begon het om twee uur te sneeuwen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie

Eerst kwamen voorzichtig, alsof de hemel niet meteen aan het hoofd-programma wilde beginnen, wat kleine verkenners omlaag. Die smolten meteen weg. Maar toen ik tegen zes uur een rondje om de Westerkerk maakte, waren de gleuven tussen de straatstenen wit en ging op een brug de eerste fietser onderuit, een meisje dat ongehavend opstond en fluitend haar weg vervolgde. Voor en naast de kerk stonden dranghekken en daar klom een man overheen, die wilde lezen wat er stond op het bord naast de ingang. 

“Lees even voor,” zei ik. 

“Om tien uur begint vanavond de dienst,” zei hij. 

Toen ik om negen uur terugkwam, was de rij wachtenden al langer dan de rij hekken, maar ook waar die ophielden stonden de mensen ordelijk tussen onzichtbare hekken. Ik sloot aan op de hoek bij de Keizersgracht, nog net tegen de wind beschut door de kerk. Even later maakte de rij een U-bocht naar de frietkraam op de Westermarkt, bereikte al gauw de haringtent en toen de bloemenkiosk. Intussen liepen dames en heren met kerstboomslingers om de nek de rij af met plastic bekertjes en warme chocolademelk, die we straks binnen konden afrekenen als de collectezak langskwam. Om half tien kwam de rij in beweging en schoven we de met veel groen versierde kerk in, waar een man nog bezig was om de laatste kaarsen in de luchters aan te steken met een op een lange stok bevestigde gasbrander. 

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

“Hoe krijgen jullie het hier zo lekker warm?” vroeg een man achter mij aan zijn buurman. 

“Vloerverwarming,” zei de buurman. “We houden hem altijd op vijftien graden en dan heb je hem zo op twintig graden.” 

Ook toen alle zitplaatsen bezet waren, kwamen er nog steeds mensen binnen. De laatkomers konden op stoelen achter het koor gaan zitten, waar ze niets zouden zien, of in de gangpaden op de stenen vloer. De vloerzitters kregen paardendekens onder 

hun kont. 

“We hebben nu zo’n tweeduizend tot tweeëntwintighonderd mensen binnen,” zei de man van de verwarming. 

“Die zul je hier niet elke zondag hebben,” zei zijn buurman. 

“Gewoon op zondag heb-ben we hier zo’n zes- tot achthonderd man.” 

Om tien uur begon orgelmuziek door de kerk te dansen, want zo’n organist is Jos van der Kooy, de vaste bespeler van het Westerkerkorgel. Zijn orgel brult en dreunt niet, maar danst en maakt grapjes om duidelijk te maken dat je voor je plezier in de kerk bent. En dan maar zingen dus, de gemeente en het koor, soms in beurtzang zoals in ‘Komt allen tezamen’ met een betoverend moment waarin de sopranen van het koor over de gemeentezang heen vliegen. En natuurlijk werd er gegrijnsd onder het zingen van het lied dat Nederlandse voetbalsupporters sinds jaar en dag ook op het repertoire hebben: ‘De herdertjes lagen bij nachte’. 

De dominee maakte met haar preek ook al gauw een lach los. Intussen verscheen naast de orgelpijpen een geheimzinnige, zwijgende vrouw. Stelde ze een engel voor? Ik keek naar de kaarsen in de luchters en zag dat het op die hoogte tochtte, alle vlammetjes wapperden de kant op van de geheimzinnige vrouw en het vet droop ook aan die kant van de kaarsen af; de tocht was zo sterk dat het vet stolde in de vorm van vleugeltjes of armpjes die naar die engel reikten. Halverwege de preek zong ze een lied van Hugo Wolf, zo hemels zal die muziek zelden hebben geklonken. Na de preek kon de gemeente zich ontladen in `Ere zij God’, met dat eindeloos uitgerekte Glo-o-o-o-o-oria, waar iedereen grijnzend op stond te kicken voor we elkaar een gelukkig kerstfeest wensten.

Het sneeuwen was opgehouden toen we door een wonderlijk stille stad naar huis liepen. Pas op derde kerstdag achtte de hemel de tijd rijp voor het witte hoofdprogramma.