Spring naar de content
bron: anp

Een rijk uitgedoste vrouw

Na een lange periode van verval is theater Tuschinski in oude overdaad hersteld, conform het credo van de oorspronkelijke uitbater: de Hollander kijkt het eerst naar comfort en dan pas naar het toneel.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ron Kaal

“Zijn tempel," schreef Menno ter Braak in Propria Cures, "werd hoger en hoger en inwendig bont beschilderd, maar gestyleerd vooral. Draaiende lichtbollen spiedden over de nachtelijke stad en riepen: ‘Komt, komt toch, gij allen, naar meneer Tuschinsky! Hij heeft van alles de beste kwaliteit!' Een zware portier verscheen in de luisterrijk met floeplicht geïllumineerde voorhal, snoepige meisjes ventten chocolade, toenmaals nog geen ‘Norico', er waren kwijnende lampen en gezellige loges." 

Het jaar was 1926 en 'Wereldtheater Tuschinski' in de Amsterdamse Reguliersbreestraat vierde zijn eerste lustrum. De woorden van Ter Braak lijken misschien een lofzang, maar het tegendeel was de bedoeling, zoals blijkt uit het vervolg. “‘Ons Theater' ging steeds maar voort de supers-van-de-supers te serveren voor zo goed als geen geld; de loges werden rood bijgeverfd, omdat het zo weinig kleurig was; meneer Tuschinsky, achter de schermen van zijn Huis, vermeerderde de roem van zijn geslacht door zijn amerikaans orgel en zijn Max Tak... Daar kwamen de Tien Geboden met de Rode Zeepzee en de joden, alsmaar geprolongeerd, omdat het zo super-super was; en er kwam nog veel, veel meer, allemaal van meneer Tuschinsky, die niets voorhad dan Amsterdam prettig te stemmen en daarvoor eigenlijk liefst geen geld wilde hebben..." 

Paywall

Wilt u dit artikel lezen? Word abonnee, vanaf slechts 5 euro per maand.

Lees onbeperkt premium artikelen met een digitaal abonnement.

Kies een lidmaatschap