Spring naar de content

‘Politieke vrienden bestaan niet’

VVD-erelid Hans Wiegel (68) staat elke dag om zes uur op, neemt de kranten door en voorziet de wereld van gevraagd en ongevraagd commentaar. Een gesprek over het kabinet, de kiezers van Geert Wilders en hufterigheid in de Tweede Kamer. ‘Relativeringsvermogen is tegenwoordig ver te zoeken.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

De regering regeert niet, hoor je overal. Het CDA met de PvdA, dat kon ook niet goed gaan natuurlijk.

“Er is een oude spreuk, ‘Van mekaar meugen ze niet, bij mekaar deugen ze niet’. Er is altijd een gespannen sfeer geweest in coalities van PvdA en christen-democraten; dat was al zo in de tijd van Drees en Romme.”

Je had de puinhopen van acht jaar Paars. Na zeven jaar Jan Peter is het niet veel beter.

“De situatie is niet best, mede door de bekende oorzaken van buitenaf. Maar na de ingreep bij de banken heeft het kabinet geen standpunt ingenomen of plannen geformuleerd over hoe om te gaan met de crisis of hoe we de schade moeten repareren.”

Wat hadden ze moeten doen?

“Vorig jaar viel de bank Lehman Brothers een dag voor Prinsjesdag, maar het kabinet liet de koningin in de Troonrede zeggen: ‘Nederland staat er relatief goed voor.’ Dat bleek niet het geval. Die twintig ambtelijke commissies die nu bezig gaan, hadden ze ook in januari kunnen instellen. Dan waren de rapporten in april klaar geweest en had het kabinet voor de zomer standpunten kunnen formuleren. In september hadden ze dan kunnen zeggen: in 2010 doen we alvast wat, en een tijdpad naar herstel kunnen aangeven. Niets van dat al.”

De somberheid regeert.

“De tweede grote fout. Het lijkt erop dat het dieptepunt van de recessie voorbij is, er zijn voorzichtige tekenen van herstel. De koningin had kunnen zeggen: er is licht aan het eind van de tunnel, er zijn kansen, maar we zijn er nog niet. Er zijn onprettige maatregelen nodig, daar- en daarom. De eerste twee troonredes van Balkenende IV waren te opgewekt, de laatste was veel te somber. Sprak hij vanuit zijn mooie, zonnige tuin in Heeze, ha ha.”


Hoe lang geeft u het kabinet nog?

“Daar kun je nooit wat van zeggen. Gelet op de peilingen hebben de regeringspartijen geen enkel belang bij verkiezingen.”

Wat is het alternatief? Premier Wilders?

“Dat zal nooit gebeuren. In Nederland regeren die partijen die het ‘t minst met elkaar oneens zijn; coalities worden altijd links of rechts van het midden gevormd. Het is niet uitgesloten dat de PVV gaat meeregeren.”

Minister Wilders. Dan staan we er mooi op.

“O, maar Wilders is een heel intelligente man. Ik heb hem meegemaakt toen hij pas in de politiek zat. Een pientere kerel, aimabel, prettig in de omgang.”

Een leuke, geradicaliseerde vent.

“Hij is nu verkrampter inderdaad. Maar het is knap dat hij zo veel mensen achter zich heeft gekregen. Veel gewone mensen uit gewone buurten die vroeger op de PvdA stemden, stemmen nu op hem.”

De arbeider is rechts geworden.

“Ach, toen de Damslapers lang geleden werden verjaagd door mariniers, waren er genoeg linkse Amsterdammers die dat fantastisch vonden. Traditioneel is links van de hogere lonen en lagere prijzen, maar op het gebied van orde en gezag is men vaak een stuk behoudender.”

Tegenwoordig deelt men een afkeer van links met die van ‘de hoge heren in Den Haag’.

“Hetzelfde met Pim Fortuyn. Het bijzondere was dat al die mensen op hem stemden. Dan zag je beelden van Rotterdam, stevige kerels, blonde vrouwen, gouwen kettingen. Aanhangers van Pim, een professor met een geaffecteerde stem en twee van die hondjes. Maar toch was het ‘onze Pim’. Pim durfde het te zeggen. Pim was authentiek.”


De boodschap van links is moeilijker te verkopen?

“De vicepremier gaat met een rood bollend jack en een spijkerbroek op een kist staan, ik dacht ook nog met de broekspijpen omgeslagen. Dat is niet geloofwaardig. Marcus Bakker van de CPN zei het al: je vertegenwoordigt de werkende klasse, maar je moet er wel netjes uitzien.”

Dat was in de jaren zeventig.

“De samenleving is hufteriger geworden; dat zie je terug in onbeschoft gedoe in de Tweede Kamer. De afstand tussen politici en burgers is veel te klein geworden. Mensen willen respect hebben voor degenen die het land besturen.”

Moeten politici niet op de knieën, om ook de getatoeëerde klasse te bereiken?

“Dat moet je dus niet doen. ‘Naar de kiezers toe’ en zo, dat willen de kiezers helemaal niet. Je moet gewoon zeggen waar je voor of tegen bent; daarna maken de kiezers een keuze.”

Met alle respect, maar misschien hadden politici het in uw tijd gewoon wat makkelijker? Er was geen moslimdebat en geen kredietcrisis, je had geen op drift geraakt, twitterend en reagurend electoraat dat de politiek met zijn internetmeningen bestookt.

“Dat doen ze mede omdat politici het ook doen. Romme en Drees, vóór mijn tijd, hadden het grote voordeel dat tv en internet niet bestonden. Er was een natuurlijke afstand tussen regering en volk, er was ontzag en respect voor de leiders. Je moet als politicus ook niet zoveel op tv willen zijn, vind ik. Politici zijn aan slijtage onderhevig.”

In tegenstelling tot sommige VVD-ereleden.

“Heel juist.”

U bepleit een ‘brede liberale beweging’ van uw partij met de beweging van Rita Verdonk – inmiddels niet meer zo breed – en met de PVV van Geert Wilders. Wat is er eigenlijk nog liberaal aan Wilders’ ideeën?


“Op het gebied van moslims is hij veel te extreem, hij gooit iedereen op één hoop. Maar ik geloof dat er op andere, wezenlijke punten goed met Wilders is samen te werken. Wilders zal zijn moslimstandpunten moeten nuanceren. Dat moslimverhaal kennen we nu wel; daar komt een eind aan. Volgens mij realiseert hij zich dat ook. Je ziet dat hij nu op een breder gebied standpunten formuleert.”

Gaat het u om Wilders’ ideeën of om zijn kiezers?

“Om de kiezers natuurlijk.”

Wat vindt u van de hoofddoekjesbelasting?

“Onzinnig, quatsch. Dat had hij geloof ik zelf ook wel door. Je kon aan zijn ogen zien dat hij begon te twijfelen of het inbrengen van dat punt nou wel zo verstandig was.”

Populistisch rechts heeft een hekel aan links, maar ook geen affiniteit met de klassieke VVD’er die in een blauwe blazer staat te borrelen bij een Dixielandorkestje.

“Gezéllig! Wat is daar mis mee? Nee, de klassieke VVD’er bestond in mijn tijd al nauwelijks meer. De traditionele aanhang woont in Wassenaar, Blaricum en Bloemendaal. Dat is een kleine groep. Het gaat erom hoe je de weggelopen kiezers weer terug krijgt.”

U hebt bij herhaling openlijk getwijfeld of Mark Rutte de aangewezen man was om uw partij erbovenop te helpen.

“Bij de laatste Algemene Beschouwingen heeft hij het goed gedaan. Ik hoop oprecht dat het hem lukt om de VVD weer groter te maken. Ik ben niet voor niks erelid.”

Andere politici lijken Wilders te willen overtroeven in fermheid. Het valt op hoe gretig men ‘boe’ en ‘schande’ roept wanneer pubers in een Amsterdamse bioscoop met popcorn gooien.

“Het zet geen zoden aan de dijk. In de Kamer slaan ze elkaar met ferme teksten om de oren. Heel dom. Daarmee haal je politici naar beneden. Vroeger was het echte politieke gevecht misschien wel harder, maar het ging met het floret, met a twinkle in the eye. Den Uyl en ik mochten elkaar ook wel. Er werd nog eens een grapje gemaakt. Relativeringsvermogen is tegenwoordig ver te zoeken. Het is allemaal bloedserieus, van een toon die mij niet bevalt.”


Rutte heeft ook zo’n toon.

“Kan me niet schelen, het moet gewoon niet gebeuren. Misschien moet je wat minder praten over problemen en er gewoon eens wat aan doen. Ik was minister van Binnenlandse Zaken ten tijde van de krakersrellen in de Vondelstraat in Amsterdam. Daar stond ‘s ochtends om half zes het leger voor de deur, zonder dat we daar vooraf veel woorden aan vuil hadden gemaakt. Ik heb de laatste Molukse gijzelingsactie meegemaakt, van het Provinciehuis in Assen. We zaten in crisisberaad in de bunker onder het ministerie van Justitie, en zeiden: dit is afgelopen, we sturen het leger erop af. Na de ontruiming ben ik met mijn chauffeur in de ministersauto stapvoets door de Molukse wijk in Assen gereden, naar het Provinciehuis, met de ministeriële vlag wapperend op de motorkap: daar reed het gezag. Dat was een risico, maar soms moet je dat gewoon doen. Dan hoef je niet van die grote verhalen op te hangen.”

Hoe reageerden de Molukse bewoners op uw rondrit?

“Het kwam erop neer dat ze er groot respect voor hadden. Van mijn grootvader, die adjudant-onderofficier was in het leger in Nederlands-Indië, had ik vroeger gehoord dat Molukkers veel respect hadden voor het gezag. Zo kwam ik op het idee.”

Van gerespecteerd oud-politicus werd u ‘het orakel’, tegenwoordig van Heeze.

“Een mooie erenaam.”

Ja. Je kunt het ook uitleggen als: die roept maar wat. Laat maar kletsen.

“O, nee hoor, zo ervaar ik dat niet. Wat andere mensen vinden, interesseert mij niet zo.”

Waarom bemoeit u zich eigenlijk nog steeds met de landelijke politiek, met de gang van zaken in uw partij?


“Ik ben mooi op tijd uit de politiek gegaan, op mijn veertigste, op een tijdstip dat ze zeiden: jammer dat-ie weggaat. Dat is helaas weinigen gegeven. Ik heb nu een andere functie. Het politiek commentatorschap is fantastisch. Ik heb een wekelijkse column in De Pers; daar krijg ik leuke reacties op.”

Je leest onregelmatig dat u pleit voor zus of uithaalt naar zo. Komen ze nog aan, die pleidooien en uithalen van u?

“Sommige mensen vinden het niet leuk als je afwijkt van de officiële partijlijn. Ik heb een hekel aan stalinistische praktijken waarbij de partijtop bepaalt wat de rest moet vinden, en dat iedereen verder z’n mond moet houden. Toen ik partijleider was, mocht iedereen zeggen wat hij vond. We gingen destijds met een grotere vrolijkheid met elkaar om.”

Heeft u nog vrienden over in de VVD?

“Politieke vrienden bestaan niet. Ik heb maar een paar vrienden in de politiek, Hans Hillen onder meer, en Elco Brinkman. Die zitten bij het CDA.”

Worden uw aanvallen op Mark Rutte u in eigen gelederen nagedragen?

“Dat weet ik niet. Wat is erop tegen om op een nette manier te zeggen dat iemand het niet goed doet? Als hij het wel goed doet, zeg ik het ook. Politiek is een hard vak; als je daar niet tegen kunt, moet je wat anders gaan doen.”

Volgens jongerenorganisatie JOVD, waarvan u erevoorzitter bent, bent u met uw toenadering tot de PVV ‘politiek gezien de weg kwijt’.

“Dat zal best. Ik ga binnenkort weer eens met ze eten. Gezellig.”

Keert u nog terug in de landelijke politiek?

“Je weet nooit hoe het loopt.”

Zit de VVD nog op u te wachten?


“In de top van de VVD zitten mensen die mij niet zo aardig vinden, in het kader zitten mensen die mij niet aardig vinden en mensen die mij wel aardig vinden, en onder onze kiezers zijn er heel veel mensen die mij héél aardig vinden, ha ha.”

Bent u niet te oud?

“Och, professor Oud, de oprichter van de VVD, was op zijn 76ste nog fractievoorzitter. Leeftijd zegt niks. Je hebt ook figuren die voortijdig insuffen, die op hun veertigste geen pap meer kunnen zeggen.”

Onderwerpen