Spring naar de content

Het licht ontvlambare homowereldje

Zaterdag is de traditionele botenparade van de Gay Pride. Hoe machtig zijn Nederlandse homo’s eigenlijk? Zijn ze goed georganiseerd of kunnen ze nog wel een cursus lobbyen gebruiken? Vorig jaar interviewde HP/De Tijd homo-activist Henk Krol over de gay vote, roze netwerken en de regenboogcreditcard.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ivo van Woerden

In de huiskamer van Henk Krols Eindhovense villa ligt een naakte man op de grond. Zijn geslacht ligt slap tussen zijn benen en hij doet een buikspieroefening. Het is een beeld van brons, gebruikt als voet van Krols salontafel. Krol goot het beeld 22 jaar geleden helemaal zelf. Een goed uitziende Franse ober van een nudistenstrand lag model. “Het moeilijke was om het beeld zo te maken dat het glazen tafelblad er recht op zou blijven liggen,” zegt Krol, terwijl hij er goedkeurend een rondje omheen loopt. “En het is zwaar, joh. Voel maar.” De verslaggever knijpt in de koude kuit van het massieve beeld en knikt. Wie hier binnenkomt, weet direct: hier woont… “Een homo,” maakt Krol de zin lachend af. Verder laat het bronzen beeld meteen zien dat de hoofdredacteur van de Gay Krant en lijsttrekker van de Brabantse afdeling van de partij 50PLUS creatief en eigenzinnig is en zich nergens voor schaamt. Eigenschappen die homo’s vaker worden toebedeeld.

Zit dat in de aard?
“In Amerika is onderzoek gedaan naar hoe het komt dat homo’s creatief en trendsettend zijn. Het heeft te maken met dat je in je jeugd ontdekt dat je anders bent dan je directe omgeving. Bovendien moet je jezelf aanleren daartegen bestand te zijn. Als je bijvoorbeeld een andere huidskleur hebt, leer je van je ouders meestal wel hoe je je moet verweren tegen de buitenwereld. De meeste homo’s en lesbiennes kunnen niet op ouders terugvallen en moeten die veerkracht uit zichzelf halen. Daarmee worden ze ook kritische consumenten die zeggen: ‘Ik ben geen sukkel die alleen maar achter anderen aanholt, ik ben gewend mijn eigen beslissingen te nemen. Als jouw product iets is, omarm ik het volledig, en als het niks is, dan heb je nog nooit zo’n pak kritiek over je heen gekregen als van mij.’ “Dat verklaart ook meteen waarom nichten om de haverklap heibel met elkaar hebben als het niet zo gaat zoals ze vooraf in hun hoofd hadden gehad. We buigen maar voor één ding, en dan heb ik het niet over meningen. Haha.”

Samenwerken is moeilijk?
“Het is onvoorstelbaar hoe slecht nichten kunnen samenwerken. Ieder jaar weer die enorme heibel rondom de Amsterdamse Canal Parade van organisaties die elkaar de tent uit vechten. Het is een licht ontvlambaar wereldje.”

Wie zijn de machtigste homo’s van Nederland?
“De rijkste is, geloof ik, Jacob Gelt Dekker. In de media hebben we de welbekende Paul de Leeuw, Albert Verlinde, Carlo Boszhard. Die hebben op hun manier macht.”

In de politiek?
“Herman Tjeenk Willink is de allerhoogste in ons land. Maar hoe groot die macht is, weet ik niet precies.”

Gaan mensen protesteren als premier Mark Rutte uit de kast zou komen?
“Dan zijn er vast twintig mensen die het moeilijk zouden hebben. Maar ik denk dat er honderden zouden zijn die juist zouden overstappen naar de VVD. Kijk naar Onno Hoes, die burgemeester van Maastricht is geworden. Mensen weten dat hij homo is, maar het speelt verder niet mee. Iemand is
toch goed om wat hij doet en om de capaciteiten die hij heeft?”

In uw Gay Krant en op de website van het COC werd rond de Statenverkiezingen in het kader van de gay vote verwezen naar kandidaten die homoseksueel zijn of zich voor homoseksuelen inzetten. Waarom zou je op een homo stemmen als het gaat om wat hij kan en doet en niet om wie hij is?
“Ik denk dat onze abonnees en leden dat willen weten en daarom werken we daaraan mee. Maar het is niet per se nodig. Over het algemeen hebben homoseksuelen ook meer te danken aan hetero’s die zich inzetten voor de homostrijd. Ik denk dat Mary Servaes met haar simpele liedje Luister Anita veel meer mensen heeft bereikt en aan het denken heeft gezet dan Robert Long met zijn prachtige teksten heeft gedaan. Datzelfde geldt voor de politiek. Ronald Plasterk heeft heel veel voor elkaar gekregen. Zo blijkt iedere keer opnieuw: als je een hetero kunt inzetten voor de homostrijd, vinden wij homo’s dat extra belangrijk. ‘Wat een goede vent,’ zeggen we dan. ‘En hij doet het niet uit eigen belang.’ Ook in de heterowereld wordt dat goed gevonden.
“Bij de Gay Krant heb ik op de afdeling advertentieverkoop liever een hetero; het klinkt bijna discriminerend. Als daar een heel leuke homo werkt die tegen een adverteerder zegt (Krol zet een verwijfde stem op): ‘U sou ’s in de Gay Krant moeten adverteren,’ dan weet je bij voorbaat: dat wordt helemaal niets. Terwijl als er iemand binnenkomt die vertelt dat hij gisteravond nog een lekkere wip met zijn vriendin heeft gemaakt en daarna zegt: ‘Ik heb nog een leuke doelgroep voor je en die is geïnteresseerd in jouw product. Die kiezen wel de kleuren die je normaal niet kwijt kunt,’ dan komt dat veel geloofwaardiger over.”

Gênant dat daar een hetero voor nodig is.
“Dat is heel gênant. En toch is het zo. Bij de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor homo’s zijn het vooral de heteroseksuele vrouwen in de politiek geweest die er heel hard aan getrokken hebben. Homo’s houden zich sneller gedeisd, omdat ze bang zijn dat anderen denken dat ze weer voor hun eigen hachje aan het vechten zijn, maar wat is daar nou op tegen? Een boer zegt ook met openlijke trots dat hij voor de landbouwpolitiek opkomt. Dat is toch niet schandelijk? Doe dat nou gewoon.”

Een homoseksuele politicus of leidinggevende gaat anders te werk?
“We zitten natuurlijk minder in een traditioneel rollenpatroon vast. We hebben onszelf van jongs af aan geleerd out of the box te denken. Flexibel te zijn. Ons aan te passen aan de situatie ten behoeve van een soort zelfbehoud. Minderheidsgroepen hebben vaak een enorme buffer. Dat zie je terug in humor. Ik bedoel: om nichtenmoppen lachen we zelf het hardst. Zelfspot is bij leidinggeven heel belangrijk. Dus ja, ik denk toch dat er heel wat mensen zijn die daar hun voordeel mee zouden kunnen doen.”

Hoeveel ‘roze’ netwerken zijn er eigenlijk?
“Waar heb je géén netwerk voor? Er zijn de binky boys voor de verzamelaars van oude auto’s. Je hebt de zweefmiepen voor homo’s die geïnteresseerd zijn in paranormale verschijnselen. Horsemen is een club voor mannen die groot geschapen zijn, en de kleiner geschapenen kunnen zich bij de pinkeltjes voegen. Je hebt de songfestivaltruzen. En er is een business netwerk waarin allerlei homoseksuele zakenmannen en -vrouwen zitten.”

Op de website van het COC las ik dat het een misvatting is dat er een glazen plafond bestaat voor homoseksuelen. Ze kiezen er gewoon eerder voor om vrije ondernemer te zijn dan dat ze zich naar een bedrijfsprofiel richten.
“Er zijn heel veel zeer geslaagde kleine ondernemers. Er zijn talloze voorbeelden van verschrikkelijk rijke nichten die gewoon met hun eigen hersens en handen een bedrijf hebben opgebouwd en niet in het old boys network van langs de hockey- en de tennisvelden passen.”

Maar zitten ze daar niet omdat die wereld hen niet wil of omdat hun interesse daar niet ligt?
“Het kan twee kanten op. Zij komen niet met hun kinderen bij het hockeyveld, dus dat netwerk ontbreekt. Dat is niet eens kwaaie wil. En omgekeerd kom je als homoseksueel zo veel mede-ondernemers tegen die ook gewoon een klein bedrijfje hebben dat het veel leuker is om met hen bij te praten.”

Maar stel dat homo’s er toch moeilijk tussenkomen. Zijn die hockeyvelden daar dan de enige reden voor?
“Je hoort weleens dat ze niet goed in die geijkte bedrijfsstructuur passen. En homo’s hebben er aan de andere kant geen zin in om voortdurend begripvol te zijn. Hetero’s realiseren zich vaak niet hoe vervelend het is dat ze voortdurend roepen dat ze geen problemen met je hebben. Dan denk ik: zeg je dat ook tegen vrouwen? ‘Ik heb geen problemen met vrouwen, want mijn beste vriendin is toevallig ook vrouw?’ Of van die domme opmerkingen als: ‘Ik ken Piet uit Amersfoort en die is homo, ken jij die ook?’ Brrr, misselijk word ik daarvan. Ze bedoelen het niet kwaad, maar ik denk weleens: word wakker! Ze doen zichzelf te kort. Al die grote bedrijven die moeite hebben om goede directieleden te benoemen, zouden eens moeten kijken naar de succesvolle bedrijven die worden gerund door een homo. Homo’s hebben nou eenmaal een goede neus voor zaken.”

Ik heb weleens bij een lesbisch stel in de auto gezeten dat een rondleiding gaf door de Texaanse stad San Antonio. Ze wezen uit hun raampje naar allerlei winkels en zeiden: “Dat is het gay tuincentrum en dat is de gay ijzerwinkel.” Die deden alleen maar boodschappen in zaken die voor en door homo’s gerund werden, los van het product. Die zaken hadden flinke klandizie.
“Hadden we maar een heel klein beetje van dat principe, dan zou dat al enorm schelen. Je kunt je juist op economisch gebied goed organiseren. Te veel bedrijven willen zich nog niet verbinden met de homoscene. Als wij alleen zouden binnenlopen bij de winkels die dat wél doen, zou onze macht veel en veel groter kunnen zijn. We moeten ook meer onze eigen boontjes doppen.
“Voor de Canal Parade in Amsterdam is bijvoorbeeld subsidie nodig. Hallo zeg! Bedrijven zouden op hun knieën moeten gaan en goed moeten betalen, zodat ze door de honderdduizenden bezoekers gezien kunnen worden. Als alle homo’s bovendien een minimaal percentage zouden afstaan om ervoor te zorgen dat we onze broek kunnen ophouden, dan hadden we die hele overheid niet nodig. Dan zouden we die juist nog veel meer onder druk kunnen zetten.”

Is er dan niemand in de homowereld die het voortouw neemt om dat voor elkaar te krijgen?
“Daar heb ik toevallig een plan voor: een speciale creditcard. Een idee uit Amerika. Ik heb met een grote creditcardmaatschappij na veel onderhandelen en met hulp van enkele goede investeerders een afspraak gemaakt. Eind dit jaar wordt die kaart gelanceerd. We geven de gebruiker van die kaart allerlei voordelen als hij of zij iets koopt op een homovriendelijke plek. Stel, je gaat naar een wellnesscenter, dan is dat voor de tweede persoon gratis. Je kunt alleen aan een klein regenboograndje zien dat het zo’n kaart is, verder niet. Een leuke bijkomstigheid is dat als je door een knappe ober wordt bediend, het natuurlijk erg leuk is om die kaart neer te leggen en te zeggen (kijkt schalks): ‘Meneer, ik wou even afrekenen…’ En als hij homo is, weet hij genoeg.”

Het is dus een pick-up line.
“Altijd.”

U denkt dat zo’n terloops excuus om een afspraakje te maken annex voordeelkaart de oplossing is om beter samen te werken?
“Het zit ’m hierin: een percentage van de opbrengst gaat onder andere naar de stichting Vrienden van de Gay Krant. Ik zou de twee ton schuld die nog openstaat voor de juridische strijd en het lobbyen voor het ‘homohuwelijk’ ermee kunnen afbetalen. Maar we willen ook dat de opbrengst naar andere stichtingen en organisaties gaat. Je hoeft dan niet lid van al die verschillende clubs te worden, je gebruikt voor de betalingen waar je anders een gewone kaart voor had gebruikt nu je RainbowCard. Met de opbrengst kunnen we dan eindelijk onszelf bedruipen. En is er bijvoorbeeld lesmateriaal nodig om voorlichting te geven, dan hebben we daar een pot voor in plaats van dat we weer onze hand moeten ophouden bij de overheid.”

Als dat geld en die samenwerking er eenmaal zijn, staat u aan de top van de piramide?
“Nee, daar hebben we een commissie voor die gaat bekijken wat er met het geld kan worden gedaan. Bovendien heb ik mijn tijd wel gehad. Ik zou wel graag iemand anders willen inwerken, helpen, ondersteunen. Als je al 33 jaar meeloopt in dit wereldje, heb je fouten gemaakt waarvan je hebt geleerd.”

Welke fouten?
“Je moet met zo veel dingen rekening houden. Wat je in ieder geval niet moet doen, is op het moment dat er in Den Haag naar jouw oordeel iets fout gaat de telefoon pakken en protesteren. Nee, je moet jarenlang twee keer per week bij Nieuwspoort komen, alle politici kennen, overal je neus laten zien en als het dan een keer fout gaat, kun je iemand bellen en zeggen: ‘Hoe is het met je dochter? Is ze toen nog in Australië aangekomen? Heeft ze het er naar de zin? En nu ik je toch aan de lijn heb…’

Je moet het dus persoonlijk maken.
“Precies. Nu heb ik nog het vermogen om dat zelf te doen, nu ken ik de mensen nog, maar over twintig jaar niet meer. Dus ik moet het afbouwen en overdragen.”

Bent u invloedrijk?
“Nee, dat vind ik niet. Ik ben ooit door Nieuwe Revu in een lijst met invloedrijke Nederlanders gezet. Dat ging niet eens over specifieke nichtendingen. Heel gek.”

Noemt u de netwerken waar u bij hoort eens op.
“De leukste netwerken waar een mens lid van kan zijn, zal hij nooit opnoemen. Dat is de kracht van zo’n netwerk. Je laat dat nooit aan een ander weten, want dan zou je je eigen glazen ingooien. Maar het zijn geen nichtennetwerken.”

Wat geheimzinnig.
“Er zijn enkele netwerken waarin een aantal mensen het heel leuk vindt om met elkaar te sparren. Mensen die best belangrijke beslissingen moeten nemen, worden vaak omringd door ja-knikkers. Als jij minister bent, zal een ambtenaar niet snel roepen dat je iets niet kunt. En dan is het fijn dat je eens in de twee maanden in een groep kunt komen waarvan je denkt: hier krijg ik positieve, maar ook negatieve feedback op mijn idee.”

Dus u behoort toch tot de old boys hockeyveldnetwerken?
“Er zijn er waar ik wel toe behoor en waar ik niet toe behoor. Buiten de kunstenaarswereld kom ik daar trouwens maar weinig openlijk homoseksuelen tegen.”

Wordt u dan uitgenodigd als Henk Krol, lijsttrekker van de Brabantse afdeling van 50PLUS, of als Henk Krol, homo-activist?
“Heel gevarieerd. Het komt voor dat ik ergens ben en dat iemand zegt: ‘Zie ik je volgende week vrijdag?’ En dan zeg ik: ‘Hoezo, wat is er volgende week vrijdag?’ En dan zeggen ze: ‘O, ben jij niet euh…’ Even later volgt dan een uitnodiging. Het zijn vaak clubjes waar het leuk is om met een mensen te praten en meningen te horen van mensen die niets aan je verplicht zijn. Iedereen die daar komt, vertelt een beetje waar hij mee bezig is en waar hij steun bij zou kunnen gebruiken. Er wordt ook aan mij gevraagd: zou jij daar in de Gay Krant niet eens over kunnen schrijven? Soms is het echt een goed onderwerp en dan heb ik weer een leuk verhaal. En omgekeerd kan ik zeggen: ‘Ik zit ergens mee, weet jij niet iemand?’”

Sprak de lobbyist.
“Precies. En dan is dit interview mooi rond.”

Dit artikel verscheen op 11 april 2011 in het weekblad HP/De Tijd.