Spring naar de content

Gerard Reve, de man van de gasfabriek

De komende weken wordt het één groot feest voor de Revianen en de andere liefhebbers van het werk van Gerard Kornelis van het Reve.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Max Pam

Begin oktober komt het derde en laatste deel uit van de door Nop Maas geschreven biografie. Alle juridische hobbels zijn genomen en het boek ligt klaar. Maar intussen is ook verschenen Ons Leven Met Reve van Teigetje en Woelrat, de twee homovrienden waarmee Reve tussen 1963 en 1975 heeft samengewoond. Vooral hun ménage a trois in Huize Het Gras te Greonterp is destijds niet ongemerkt aan de media voorbij gegaan.
Twee zulke mooie boeken over Reve in zo’n korte tijd – het kan niet op en waar hebben wij het aan verdiend, om met Reve zelf te spreken.

Ons Leven Met Reve heb ik in één ruk uitgelezen. Willem Bruno Albada en Hendrik Lambertus van Manen – want zo heten Teigetje en Woelrat in werkelijkheid – hebben een humoristisch boek geschreven, waaruit Reve naar voren komt als de getourmenteerde, anaal gefixeerde neurasthenicus die hij zo’n beetje vanaf zijn geboorte moet zijn geweest. Een groot schrijver en een geweldig geestige man, die Reve, maar onmogelijk in het dagelijkse verkeer. In hun boek vertellen Teigetje en Woelrat dat zij, niet lang nadat het uit was, werden aangesproken door hun opvolger in de liefde: de jonge Joseph Cals – inderdaad de zoon van de premier die Reve nog eens een reisbeurs heeft onthouden. Joseph vroeg zich af  hoe Teigetje en Woelrat het zo lang met Reve hebben volgehouden, want “hij had het na één nacht al moeilijk gevonden”.

Een prangende vraag, maar toch gaat het mij in dit stukje om iets anders. Wat het boek van Teigetje en Woelrat zo onweerstaanbaar grappig maakt, is de schier eindeloze reeks van gezegden en stoplappen van Reve, zoals: ‘het kompt (sic!) nooit meer goed’, ‘een mens kan maar beter dood zijn’, of ‘in de auto is het altijd mooi weer’. Het was de gewoonte van Reve om voortdurend clichés, dubbelzinnigheden en scabreuze grappen te debiteren. De schrijver had een groot en vast repertoire, waartoe behoorde het laten van een wind in een wijnglas. Ook beleefde hij er plezier aan om zijn lul op een schoteltje te leggen, waarna hij op het gezelschap toetrad met de vraag: ‘Wie lust er een plakje worst?’

Teigetje en Woelrat geven een lange lijst van Reve’s wijsheden. Na bestudering ben ik tot de conclusie gekomen dat Reve drie soorten stoplappen gebruikte.

De eerste soort bevat bestaande gezegden, die ook door anderen worden gebruikt, zoals: Te laat te laat zei Winnetou, het zaad is al naar binnen toe. Beter één lul in de hand, dan de lucht van tien. Ik ben ook maar gestuurd. Ik kak nog zonder bril. De vraag stellen is hem beantwoorden. Schimmelpenninck, ha die ken ik. Alles berust op misverstand. Het woord zegt het al. Wat koop ik voor die wetenschap? Dat moeten wij van geval tot geval bekijken. Dan hoor je het eens van een ander. Een mens tobt wat af. Van geslacht op geslacht. Enzovoort.

De tweede soort bevat bestaande gezegden, waar Reve een reviaanse draai heeft gegeven, zoals: Linea rectum. Beter onder de leden dan onder het bestuur. Badman ben ik al bruin? As me reet, juffrouw! Dag jongen met je mooie scooter, met je brede zadel en je toeter. De Chaldeeën stelden drie hopen. De taal der liefde is internationaal. Het is het idee: het oog wil ook wat. Je wekt de edelste instincten in de mens. Lieve, lieve mensen…de broek uit en maar jenzen! Spreekt u maar! (na uit zijn achterste ‘gehoest’ te hebben). Zeg nou schellevis. Al was je het zelf. Armoede is wel degelijk een schande. Enzovoort.

De derde soort is helemaal Reviaans. Die lijken puur door Reve te zijn bedacht. Je hoort het hem zeggen en geen ander doet hem dit na. Tot deze groep behoren onder meer: Als er geen politie was, werden wij in ons bed vermoord. Ik speel hobo. Hobo d’amore en hobo da kakkia. Pas op voor het lulsnijdersmannetje. Je moeder is een slet met lange vingers. Bokkenpootjes, twee maal door m’n reet. De bloedkanker achter jullie hart. Kan de dokter lang zoeken. Er moet een God zijn, of iets dat minstens zo erg is. Iets warm van iets kouds…een drol van een ijsbeer. Ik sla gelijk met een stok, daar ben ik een raren (sic!) in. Krop of gewoon? Doet u maar een krop, het is voor een zieke. Ontwikkel uw snikkel. Enzovoort.

Volgens Teigetje en Woelrat kon de grote schrijver flink stinken, vooral als hij knoflook had gegeten, wat regelmatig gebeurde. Reve vertelde eens dat hij in Bolsward werd aangesproken door een man die zei: “Volgens mij ken ik u ergens van. U bent toch die meneer van de  gasfabriek?”

Daarom voor de annalen vastgelegd: Ons Leven Met Reve, warm aanbevolen!

—-

Ook verkrijgbaar via www.ako.nl

Onderwerpen