Spring naar de content

Waarom D66 de verkiezingsoverwinning als boemerang in het gezicht kan terugkrijgen

Een interessante invalshoek van hoogleraar geschiedenis van maatschappij, media en cultuur van de Erasmus Universiteit, Henri Beunders. Hij constateert deze ochtend in Trouw dat de kloof in de grote steden niet langer tussen links en rechts loopt, maar in de klassenstrijd tussen hoog en laag opgeleid.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie

In de grote steden wonen veel lager opgeleiden en de partijen die daarvoor zeggen op te komen (PvdA, SP, PVV en Leefbaar Rotterdam) wisten in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag ‘slechts’  36% van de raadszetels te bemachtigen. Normaal gesproken zou de verhouding laag-hoogopgeleid 3:1 moeten zijn, nu was hij in Amsterdam 2:3 en in Utrecht zelfs 1:3.

Een mooie overwinning dus voor gestudeerd Nederland, maar niet van het type dat een definitieve machtsverandering inluidt – zoals het verlies van de PvdA in Amsterdam wel wordt aangemerkt. Want er schuilt gevaar in de grote afwezige tijdens de gemeenteraadsverkiezingen: de niet-stemmer. ‘Gezien de nieuwe zetelverhouding is het waarschijnlijk dat de hogeropgeleiden wel en de lageropgeleiden niet zijn gekomen’, aldus Beunders. Een deel van de teleurgestelde PvdA-kiezers is overgestapt naar D66, maar in de redenering van de hoogleraar zijn dat vooral de hoogopgeleide PvdA-kiezers geweest. De rest bleef thuis bij gebrek aan een aansprekende partij en motivatie om te stemmen.

De kans dat die motivatie er over vier jaar wel is, is aannemelijk. Er staat de gemeenten veel te wachten met de op handen zijnde decentralisatieklus en de kans dat het beleid  van D66 voordelig uitpakt voor de lageropgeleiden is minimaal. De boosheid onder laagopgeleiden zal toenemen, voorspelt Beunders en hij waarschuwt voor een nieuwe ‘opstand der burgers’ zoals Nederland die in 2002 kende.

Om nu al vier jaar op de zaken vooruit te lopen lijkt ons echter wat vroeg. Vooralsnog is een overwinning gewoon een overwinning en heeft D66 vier jaar de tijd om het tegendeel te bewijzen. Al moet gezegd dat er meer aanwijzingen zijn dat D66 het bij de volgende verkiezingen lastig kan krijgen: de partij is vrijwel nooit beloond voor coalitiedeelname.