Spring naar de content

Kwaliteit gezichtsherkenning bij kinderen is indicatie voor mate van autisme

Een nieuwe stap in het onderzoek naar autisme. Onderzoekers van het Erasmus MC en zorginstelling Yulius hebben ontdekt dat het herkennen van gezichten laat zien hoe jonge kinderen met autisme zich zullen ontwikkelen. Kinderen die moeite hebben met gezichtsherkenning zullen als puber meer symptomen van autisme vertonen dan kinderen die daar minder moeite mee hebben. Het onderzoek is een belangrijke aanvulling op wat er tot nu toe over autisme bekend was.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jesse Voorn

De wetenschappers zochten naar indicatoren waarmee de mate van autisme op latere leeftijd kan worden voorspeld. Daarvoor werden kinderen op twee momenten geobserveerd: bij de eerste vaststelling van autisme op jonge leeftijd en zeven jaar later. Bij de test voerden de kinderen gesprekjes met een onbekende volwassene, om zo hun sociale vaardigheden te testen. Ook moesten ze op de computer foto’s van mensen herkennen. Zo konden de onderzoekers beoordelen hoe goed de kinderen zijn in het herkennen van gezichten.

herk2640

Volgens onderzoeker Kirstin Greaves-Lord, bij wie autisme ook in haar eigen familie voorkomt, is het een belangrijk onderzoek. “Het is van belang om te ontdekken hoe de problemen met autisme zich na verloop van tijd ontwikkelen en hoe we daarop kunnen inspringen,” zegt ze desgevraagd. “Door het meten van gezichtsherkenning kun je zien wat de sterke en minder sterke punten zijn. Als kinderen minder goed zijn in het herkennen van gezichten, dan is de prognose voor het verdere verloop van het autisme ook minder goed. Dan zullen ze op latere leeftijd meer symptomen van autisme vertonen en meer moeite hebben met sociaal contact. Als kinderen minder goed zijn in het herkennen van gezichten, is dat een indicatie dat ze sociaal minder vaardig zijn.”

Het onderzoek heeft behoorlijk wat jaren in beslag genomen. Bij de eerste testen waren de kinderen tussen 6 en 12 jaar oud. Na zeven jaar, toen ze dus tussen 12 en 19 jaar oud waren, werden ze opnieuw onderzocht. Greaves-Lord: “Nu we de resultaten hebben, kunnen we de kennis gebruiken om jonge kinderen te testen en te zeggen hoe ze zich zullen ontwikkelen, zodat we ze in de gaten kunnen houden en trainingen kunnen geven. Goede begeleiding is essentieel.” Volgens haar biedt het onderzoek ook meer inzicht in het mechanisme achter autisme. Daarnaast willen veel mensen met autisme ook zelf begrijpen hoe het zit.

herk4640

“Bij het herkennen van gezichten zijn dezelfde hersendelen betrokken als bij sociale vaardigheden, het sociale brein zeg maar,” gaat Greaves-Lord verder. “Aan de kennis die het onderzoek heeft opgeleverd, wil je graag concrete handelingen koppelen, zodat mensen met autisme prettiger door het leven kunnen gaan. Dan moet je denken aan sociale vaardigheidstrainingen of trainingen die erop gericht zijn om gezichten te herkennen, want die twee lijken met elkaar verbonden te zijn. Bij kinderen met moeite met gezichtsherkenning verergeren de symptomen namelijk als je niets doet.”

Nieuw aan dit onderzoek is dat het over een langere periode gedaan is. Er zijn wel eerder vergelijkbare onderzoeken gedaan, maar die leverden volgens de onderzoeker niet het inzicht op dat er nu wel is. “We hebben de kinderen zeven jaar na het eerste onderzoek opnieuw onderzocht en toen zagen we wél een verband tussen gezichtsherkenning en autisme-symptomen, terwijl we dit verband in de kindertijd nog niet vonden. Autisme is een ontwikkelingsstoornis, maar de ene autist is de andere niet. Sommigen leren wel sociale vaardigheden, anderen krijgen juist meer problemen naarmate ze ouder worden. Het herkennen van gezichten heb je nodig voor je sociale ontwikkeling, zodat je mensen blijft herkennen, ook als je ze op een later moment tegenkomt. Mensen met autisme zijn daar vaak minder goed in.”

herk3640

Greaves-Lord vindt het nu vooral belangrijk dat de inhoud van de sociale vaardigheidstrainingen ook gericht wordt op gezichtsherkenning. “Omdat we dan de zorg kunnen bieden waarvan het aannemelijk is dat die zou kunnen werken. Daarin hebben we een belangrijke stap gezet.” Ook zou ze het onderzoek graag voortzetten. “Ik zou deze mensen graag over nog eens zeven jaar terug willen zien. Als we na het eerste stadium waren gestopt, waren we niet tot dit nieuwe inzicht gekomen. Doordat we ze zeven jaar later weer onderzochten, zijn we wel tot deze nieuwe inzichten gekomen. Als we deze groep blijven volgen, dan zullen we misschien nog veel meer ontdekken en weten we straks misschien ook hoe we met autisme op latere leeftijd moeten omgaan.”