Spring naar de content

Taalspelletje met asielzoekers

Mijn eerste baan was beleidsadviseur op een universiteit. Ik had twijfels of ik dat wel kon, beleidsadviseur zijn voor een College van Bestuur (want: wat dééd een beleidsadviseur überhaupt?!), maar ik zou me er vast wel uit redden.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Edwin van Sas

Toch werd  ik in mijn eerste week onverwachts op de vingers getikt. Ik had me (journalistiek) schrijvend ontwikkeld en in de studentenpolitiek m’n mening helder verkondigd – daar had ik die baan namelijk aan te danken – dus m’n mening goed over het voetlicht krijgen, dat moest wel lukken. Na het inleveren van mijn eerste stuk kreeg ik echter te horen dat ik ‘niet ambtelijk genoeg’ schreef. Ik begreep niet precies wat dit betekende, maar het kwam erop neer dat ik veel te rechtlijnig en ongenuanceerd mijn mening gaf als daar om werd gevraagd. Er ging een wereld voor me open.

De bestuurlijk-ambtelijke taal bleek een taaluniversum op zichzelf met eigen jargon en spelregels. Ik kreeg de kneepjes van het vak snel bijgeleerd. Bijvoorbeeld: wanneer je een beleidsnotitie door de verschillende universitaire overleggen (jargon: gremia) wil loodsen moet je sommige zaken zo algemeen opschrijven dat niemand ertegen kan zijn maar het beleid toch kan worden uitgevoerd zoals bedacht.

Kort voordat ik afscheid nam van mijn beleidsavontuur kwam schrijver Ronald Giphart langs voor een soort masterclass schrijven voor beleidsmakers. Giph had een paar beleidsdocumenten gelezen ter voorbereiding en was geschokt. Zonder verdere uitleg begon hij voor te lezen uit ons eigen werk alsof het een roman was. De zaal lag plat om de ondoorgrondelijke, dichtgetimmerde taal waar geen enkele emotie meer uitsprak.

Gipharts betoog om op te schrijven wat je nu eigenlijk vond klonk logisch, maar collega’s constateerden dat hij een romanschrijver is en de weerbarstige werkelijkheid van ons beleidsadviseurs niet snapte. Dat het politiek-ambtelijke taaluniversum niets te maken heeft zoiets als ‘de werkelijkheid’, bleek ook gisteren bij het debat over het bed-bad-broodakkoord. Na negen dagen koortsachtig vergaderen kwam het kabinet met deze ‘oplossing’ voor de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers, waarin stond dat er op enkele plaatsen uitgeprocedeerde asielzoekers mogen worden opgevangen voor een beperkt aantal weken. Maar het is niets meer dan het taalkundig vooruitschuiven van een beslissing van politici die in een eigen werkelijkheid leven.

Op hoeveel plekken mag er nu precies worden opgevangen, vroeg de oppositie. En wat moeten we verstaan onder ‘een beperkt aantal weken’? Het debat van gisteren was er vooral één voor de bühne, want alle formuleringen in het akkoord waren bewust zo gekozen en antwoorden kwamen er dan ook niet. Aantallen waren niet bekend of onderhandelbaar en natuurlijk bestond er ook zoiets als ‘een stukje vrijheid bij de professional’ bij de uitvoering van het akkoord, aldus de regering.

De onduidelijkheid blijft en het kabinet beslist na overleg met de gemeenten in november (in de zomer kun je immers prima buiten slapen) hoe het verder gaat. Het taalspelletje met – beter: ten koste van – asielzoekers gaat dus nog zeker een half jaar door. Als u van taal houdt en u even in een ander universum wilt wanen, kunt u beter de nieuwe Giphart lezen.