Spring naar de content

Heterohuwelijken, kostwinners en echtscheidingen: familie in cijfers

Natuurlijk, er wordt tussen bloedverwanten heel wat af geruzied. Toch blijkt uit de statistieken dat we het gelukkigst zijn in gezinsverband. Voor de vijfde HP/De Tijd van dit jaar, met als thema familie, dook de Feitenfirma in de cijfermatige kant van de familie.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: De Redactie

Jong & oud
Vroeger was het leven overzichtelijk. Je werd geboren en na ruim twintig jaar trouwde je met iemand van de andere kunne. Als je hetero was, maar als homo vaak ook. Homoseksualiteit bestond officieel niet. Vervolgens kreeg je meestal kinderen, vier of meer was eerder regel dan uitzondering. Want kinderen waren destijds – zoals in andere delen van de wereld vaak nog steeds het geval is – je sociale vangnet én je oudedagsvoorziening. AOW bestaat pas sinds 1956.

Met je kinderen herhaalde dat alles zich weer, terwijl jijzelf tussen je 65ste en 70ste in een bejaardenhuis belandde, waar je je laatste levensjaren sleet. Zo heel veel waren dat er doorgaans niet meer – als je het bejaardenhuis zelfs al haalde. Want in 1950 overleed je als man gemiddeld op je 59ste en als vrouw op je 63ste. Van die AOW kon je dus niet zo gek lang genieten.

Dat is intussen wel anders. Nu overlijden mannen gemiddeld als ze bijna 75 zijn en vrouwen op hun 80ste, volgens de statistieken van 2013. Wie in 2014 is geboren, mag als man verwachten om ook de 80 te halen, en als vrouw zelfs de gezegende leeftijd van 83 jaar. Het Centraal Bureau voor de Statistiek houdt dit soort gegevens allemaal bij en kijkt zelfs vooruit: jongens die in 2060 ter wereld komen, zullen gemiddeld ruim 87 worden en meisjes mogen dan zelfs rekenen op bijna 90 jaar.

Hij & zij
De klassieke rolverdeling in het Nederlandse gezin schreef voor dat moeder de vrouw zich bezighield met het huishouden, terwijl de man met zijn betaalde arbeid zorgde dat er brood op de plank kwam. Had een vrouw toch een baan, dan was het gebruikelijk dat ze ontslag nam of kreeg als ze trouwde, en anders wel zodra ze zwanger werd.

In dat beeld is de laatste decennia wel enige verandering gekomen, maar hoewel Nederland kampioen vrouwelijke arbeidsparticipatie is, zijn we óók kampioen deeltijdwerken door vrouwen. Anders gezegd: de Nederlandse vrouw werkt relatief vaak, maar werkt ook relatief weinig. In harde getallen: 65 procent van de vrouwen werkt, maar slechts 53 procent is economisch zelfstandig. Ter vergelijking: bij de mannen werkt 78 procent en is 73 procent economisch zelfstandig. Laagopgeleide vrouwen werken gemiddeld nog minder: maar 33 procent heeft een baan van meer dan 12 uur. Vrouwen die meer dan 28 uur werken, zijn doorgaans hoogopgeleid. Van alle werkende vrouwen heeft driekwart een parttimebaan. Nog steeds neemt de vrouw het grootste deel van de zorgtaken voor haar rekening en is de man de kostwinner in het gezin.

Trouwen & scheiden
Het aantal huwelijken neemt zowel absoluut als relatief al decennialang af. In 1950 werden er 82.389 huwelijken gesloten, 8,2 per 1000 inwoners. In 1970 bereikten we de top, met 123.631 huwelijken, 9,5 per 1000 inwoners. Daarna ging het elk jaar omlaag. In 2013 werden nog 63.327 huwelijken gesloten, 3,8 per 1000 inwoners.

Dat waren alleen man-vrouwhuwelijken; de 522 man-man- en 700 vrouw-vrouwhuwelijken veranderden niets aan de trend. Maar gescheiden wordt er vervolgens ook flink. Het percentage huwelijken dat op de klippen loopt stijgt. Was het in 2003 nog 32,2 procent, in 2013 bedroeg het al 38,1 procent; dat percentage betreft het aantal scheidingen afgezet op het aantal huwelijksvoltrekkingen in datzelfde jaar. Wat ook toeneemt is de duur van het huwelijk op het moment van de scheiding; die steeg in dezelfde periode van 13,6 jaar naar 14,4 jaar.

Er wordt ook op steeds hogere leeftijd gescheiden. In 2003 was de man gemiddeld 43 jaar en de vrouw 40, in 2013 is dat respectievelijk 46,2 en 43 jaar.

Scheiden wordt ook steeds gewoner. In 1960 ligt het aantal scheidingen op 0,49 per 1000 inwoners, in 2013 zijn er 2 scheidingen per 1000 inwoners. Vooral tussen 1970 en 1980 ging het hard: van 0,79 naar 1,82 per 1000 inwoners, bijna een verdubbeling dus.

Het gehele artikel door Hans van Brussel leest u in de HP/De Tijd die nu in de winkel ligt. Lees hem hier digitaal, of sluit hier een voordelig abonnement af.