Spring naar de content
bron: Hollandse Hoogte/Thomas Schlijper

Huub van der Lubbe over jarig Paradiso: ‘Commercieel zijn hoort erbij’

Het jarige Paradiso blaast deze week vijftig kaarsjes uit. Huub van der Lubbe, zanger van De Dijk, heeft zowel vanaf het podium als in de zaal herinneringen aan het Amsterdamse poppodium. “Het is toch een beetje het Ajax van de popzalen.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Siobian Heiblom
Paradiso
De Dijk in een volgepakt Paradiso. Linksonder: zanger Huub van der Lubbe. Beeld:

Van der Lubbe weet hoe het er aan toe gaan in Paradiso. Met zijn band De Dijk staat hij dit jaar voor de 75ste keer in het poppodium. “Als ik in het buitenland vertel dat ik met onze band zo vaak in Paradiso heb gespeeld weet iedereen waar ik het over heb. Dan vinden zij mij opeens een ongelofelijke goede zanger geworden,” vertelt Van der Lubbe lachend. “Door de naam Paradiso zijn mensen al onder de indruk.”

Flowerpowertijd

Het avontuur van Paradiso begint volop in de flowerpowertijd. Jongeren hebben behoefte aan een plek om samen te komen. Dat is een reden voor initiatiefnemers Willem de Ridder, Koos Zwart, Matthijs van Heijningen en Peter Bronkhorst om in 1967 met de gemeente te gaan kijken naar optie.

Na lang wachten — en een korte kraakactie — mag ‘Cosmisch Ontspanningcentrum Paradiso’ op 30 maart 1968 zijn deuren openen in het voormalige gebouw van de Vrije Gemeente, een progressieve geloofsgemeenschap. Het verenigingsgebouw van de gemeenschap verandert in een hippiehonk vol experimentele muziek, wierrook en hasj.

Voor het huidige jubileum verschijnt het boek Paradiso: 50 jaar in 50 legendarische concerten van muziekrecensent Hester Carvalho. Daarin schrijft zij ook hoe Paradiso er in de beginjaren eruitzag: “Eenmaal binnen zie je rechts een geschilderde Frank Zappa die met ironische blik op een wc-pot zit. De muren van het trappenhuis zijn versierd met regenbogen en sterrenhemhels, de kassa zit verstopt achter een uit hout gezaagde, voluptueuze vrouwfiguur. Door een gat in haar buik kun je met de kassière praten.”

Paradiso
Beeld:

Paradiso volgens Van der Lubbe

Een beeld dat Van der Lubbe kan beamen. Als bezoeker maar ook als artiest heeft hij vele herinneringen gemaakt in de Amsterdamse poptempel.

Paradiso begon als een honk voor hippies. Is het niet te commercieel geworden?
“Je kunt Paradiso niet de schuld gegeven van een commerciëler wordende wereld. Als je het nu meet aan de maatstaven van de jaren zestig dan is het commercieel geworden. Maar als ze dat niet waren geworden, had Paradiso niet meer bestaan. Je had toen nog subsidies voor van alles en nog wat. Nu moet Paradiso voor een groot gedeelte zelf de broek op houden.”

Een slechte zaak?
“Het is in dit geval helemaal niet zo slecht. Vroeger kon het gebeuren, door die losse aanpak, dat je een kaartje kocht voor een concert dat om half negen zou beginnen, en om kwart over twaalf pas de eerste noten werden aangeslagen. Want de niet-commerciële band had dan nog niet genoeg geblowd. Het is nu beter geregeld.”

Er werd in de beginjaren heel wat afgerookt en -gesnoven.
“Niet alleen in Paradiso maar in heel Amsterdam. In alle discotheken werd gebruikt. En je mag mij vragen of ik zelf ook gebruikte, maar daar geef ik geen antwoord op.”

Beschrijf uw eerste optreden eens.
“De eerste keer dat ik er zong stond ik niet op het podium. De Dijk bestond nog niet. Het was bij een concert van Herman Brood. Aan het eind van het concert gaf hij de microfoon vaak aan iemand in het publiek zodat die persoon kon zingen terwijl de muziek doordenderde. Die avond kreeg ik de microfoon toegedrukt en zong het nummer af. De maandag erop liep ik over het Waterlooplein en riep iemand: ‘Te gek, je zong goed, lekker gespeeld in Paradiso’. Ik had er nog nooit gespeeld en dat zei ik dus ook. ‘Nee, bij Herman Brood, was te gek,’ antwoordde de jongen. Ik zal het niet als mijn eerste officiële optreden in Paradiso bestempelen, maar ik vond het toch wel leuk.”

In 1981 trad u voor het eerst op in Paradiso. Is het publiek sindsdien veranderd?
“Weinig. Ja, de mensen hebben andere kleding en een andere haardracht. Maar ze staan er nog altijd met hetzelfde enthousiasme. Het is wel wat minder Amsterdams geworden. Als wij spelen zie ik een mooie mengeling. De helft komt uit Amsterdam, de andere helft komt met de trein, bus of auto. Dat zie ik alleen maar als iets positiefs. We moeten niet zo sektarisch worden. Zo van: ‘Dit is van ons’. Dat zag je toentertijd in de punkscene heel erg. Als je een band van buiten de punkscene was, werd je als stront behandeld. Paradiso staat nu open voor alle soorten muziek.”