Spring naar de content
bron: ANP/AFP Foto/Oli Scarff

De aanstaande is ‘op’ Nadal en dreigt met vertrek

Dé man, dé vrouw, dé vriendin, dé dochter, huisgenoot P.: dé aanstaande van Jan Smit was het goed zat. “Dat pathetische, gratuite gekoketteer van columnisten met hun anonieme partners. Ik trek het niet langer,” jeremieerde ze, terwijl ze zich met een bord foe yong hai op schoot vergaapte aan de gebronsde torso van tennisser Rafael Nadal.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Smit

Het leek een rustige zaterdagavond te worden. Geen afspraken buitenshuis, geen vrienden op bezoek, alleen met de aanstaande en de katten op de bank – all quiet on the eastern front. De hele dag waren we op pad geweest. Zij met vriendinnen, wandelend en ‘bijkletsend’, ik, op de racefiets pedalerend door het Sallandse coulisselandschap.

The Staircase

Netflixen wilden we. The Staircase afkijken. Lekker onderuit op de bank – chillen, voor de meelezende millennials. De aanstaande was op de terugweg bij de plaatselijke afhaalchinees op bezoek geweest, dus we konden helemaal los gaan. Maar eerst zapten we naar het nieuws en het Sportjournaal. We zagen onder meer hoe Rafael Nadal op Wimbledon gehakt maakte van een onbekende Australische tiener en zo voor de zevende keer in zijn carrière doordrong tot de kwartfinales.

Althans, ik. De aanstaande heeft het niet zo op tennis. Ze houdt überhaupt niet zo van sport. Ja, ze wandelt, jogt en gaat regelmatig naar de gym voor een lesje bodypump, pilates, zumasetao of wat er zoal verder nog in de aanbieding is. Maar sport op televisie: nee.

Nadal
Beeld:

“Zo, dat is niet mis, zo kan het dus ook!” klonk het subiet. Ik zat net te appen en schrok. Wat een enthousiasme ineens! Had ik iets gemist? De match was toch al afgelopen? De aanstaande tuurde gebiologeerd naar het scherm. Daar ontdeed Nadal zich van zijn bezwete tennisshirt. Op de achtergrond was een batterij gillende vrouwen hem met hun mobieltjes aan het vereeuwigen. Nadal lachte. Meewarig. Zoals alleen een Nadal kan lachen.

“Aanstellerij,” monkelde ik.

Zij: “Hoezo?! Die man wisselt van shirt. Mag dat óók al niet meer?”

Nadal
Beeld:

Poseur

“Die Nadal is een exhibitionist, een poseur. Moet je kijken hoe lang-ie erover doet; hij kickt er gewoon op. En dan heb ik het nog niet eens over dat geschreeuw van hem. Ik bedoel: het publiek moet stil zijn. Maar Nadal brult bij elke slag alsof hij zojuist zijn knie heeft verdraaid. Alsof zijn tegenstander daar geen last van heeft.”

“Je bent gewoon jaloers. Had jij maar zo’n sixpack. Hij kan wél tennissen.” Ja, verbaal kan ze aardig uit de voeten, de aanstaande

“Tjezus, wat flauw,” kaatste ik. Helemaal ongelijk had ze niet, moest ik toegeven. Ik heb ook wel eens een tennisracket in de hand. Na afloop trek ook ik dikwijls een droog shirt aan. Maar nog nooit ontwaardde ik bronstige damesogen, laat staan vrouwen die en masse soppend hun mobieltjes tevoorschijn haalden.

“Wel leuk voor een stukje,” opperde ik. “Een Frankie Heinen zeg maar.”

“Frankie wie?”

“O, Frank Heinen, een collega. Schrijft ook voor HP. Meestal van die dialoogjes met zijn vriendin. Best Geinig.”

De aanstaande fronste haar wenkbrauwen. “Dacht ik niet,” bitste ze, terwijl ze zich bijna verslikte in een stukje kroepoek.

“Maar… je hebt nog nooit iets van hem gelezen!”

Zij: “Nee, zo’n dialoogje, bedoel ik.”

“Leuk dat jij wat zakgeld verdient met van die sneue stukjes van je– na bijna dertig jaar samen weet ze precies waar mijn achilleshiel zit -, maar laat mij er verder buiten, ja!”

“Ehhh…?”

Nadal
Nadal wisselt zijn shirt. Beeld:

“Dé man, dé vrouw, dé vriendin, dé dochter, huisgenoot P.: dat pathetische, gratuite gekoketteer van columnisten met hun anonieme partners. Die mensen wordt niets gevraagd. Jij vraagt mij toch ook nooit om toestemming? Ik bedoel: leuk dat jij wat zakgeld verdient met die sneue stukjes van je – na bijna dertig jaar samen weet ze precies waar mijn achilleshiel zit -, maar laat mij er verder buiten, ja! En dat smerige eten van die Chinees hoef ik ook niet meer.”

Oef, in vier zinnen de hele gierkelder over me heen. Waaraan had ik dat te danken? “Heb ik iets gemist? Ik heb je volgens mij hooguit twee keer opgevoerd. Altijd positief, voor zover ik mij herinner.”

Bijwagen

“Positief? De eerste keer, met die ooievaar, schreef je dat ik van de schrik een glas liet vallen. De tweede keer , over die verschrikkelijke kerst 2016 in Portugal, was ik niet meer dan de bijwagen. Altijd gaat het over jullie. Wij zijn slechts meewerkend voorwerp. Wat zeg ik: lijdend voorwerp! Schlemielen. Ter meerdere eer er glorie van jullie, de grote columnisten.”

Ik pakte mijn mobiele telefoon en opende de Twitter-app. Wezenloos, ik moest toch wat… Dát zat diep; ze wist nota bene nog precies wanneer ik haar had opgevoerd. Dat had ik niet verwacht.

De kelder was nog niet leeg. “Die oud-collega van jou, van Nimwegen, toe hoe heet-ie ook alweer…”

“Van Roosmalen?”

“Ja, die ja. Hij en zijn vriendin schrijven allebei van die stukjes. Zij kunnen elkaar daarin nog terugpakken tenminste. En die huisgenoot van Sylvia Witteman dat is Philippe Remarque, de hoofdredacteur van de Volkskrant. Als zij iets schrijft wat hem echt niet zint, flikkert hij haar er gewoon uit. Ik bedoel: mijn collega’s en vriendinnen: wat moeten die wel niet van me denken?”

“Je denkt toch niet dat die Remarque echt zo’n sukkel is en Van Roosmalen zijn oude moedertje echt bij ieder bezoek achter het behang plakt?”

“Maar die begrijpen toch wel dat het allemaal grotendeels fictie is? Dat die Remarque in het echt niet zo’n sukkel is als Witteman in haar columns wil doen geloven en dat die Van Roosmalen zijn oude moedertje niet iedere keer echt achter het behang plakt wanneer hij haar bezoekt?”

“Nee, dat begrijpen ze dus niet; niet allemaal. En dan moet ik het telkens weer uitleggen. Daar heb ik schoon genoeg van!”

“Oké, oké. Helder. Rustig maar. Maar…,” probeerde ik, “als ik het je nou in vervolg eerst laat lezen?”

Lagedrukgebied

Dat leek een goede zet. Het lagedrukgebied boven haar hoofd, trok langzaam weg. Er gloorde weer wat blauwe lucht. “Dan zal ik erover nadenken. Hangt af van wát je precies schrijft. Als het me niet bevalt, gaat het niet door. Dan heb je alles voor niets gedaan.”

“En als ik dan toch publiceer?”

Weg opklaringen.

“Moet je doen, moet je vooral doen. Dan kun je de rest van je leven schrijven over dé ex. En dat is geen fictie!”

Strabant banjerde ze naar de deur. Om de kat naar buiten te gooien.