Spring naar de content
bron: Dana Lixenberg/GRIMM

Veel liefde voor fotografie, maar geen wetenschappelijke afdeling

Wekelijks schrijft Joke de Wolf op zaterdag een column over kunst. Deze week over de vele fototentoonstellingen die ons land rijk is, maar het jammerlijke gebrek aan een wetenschappelijke afdeling.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Joke de Wolf

Dit weekend is het weer smullen voor fotoliefhebbers in Amsterdam. Er is fotofestival Unseen met de commerciële internationale beurs, een fijne fotoboekenmarkt voor de kleinere beurs en allerlei kleine tentoonstellingen van bekende en onbekende namen, er zijn mooie tentoonstellingen in de twee fotomusea in de stad (daarover later meer) en er zijn meerdere galeries die zich specialiseren in fotografie.

Het is nauwelijks voor te stellen dat er twintig jaar geleden nog helemaal niets was op dit gebied. Nu hebben we Huis Marseille (sinds 1999) en Foam (sinds 2001) in Amsterdam, het Fotomuseum Den Haag (sinds 2002) en het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam sinds 2003. Unseen bestaat sinds 2011, daarnaast is er nog het tweejaarlijkse Breda Photo (sinds 2003), het festival Noorderlicht dat afwisselend in Leeuwarden en in Groningen plaatsvindt (sinds 2000), alleen het tweejaarlijkse Fotofestival Naarden was er al sinds 1989.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Het is nauwelijks voor te stellen dat er twintig jaar geleden nog helemaal niets was op dit gebied.

Ook de ‘gewone’ musea besteden steeds vaker aandacht aan fotografie. Het Amsterdamse Stedelijk met onlangs bijvoorbeeld Ed van der Elsken en Jeff Wall, het Haagse Gemeentemuseum met Erwin Olaf, en het Amsterdamse Rijksmuseum heeft zelfs een permanente tentoonstellingsruimte naast de grotere fototentoonstellingen uit de eigen (grote) collectie die het beheert. En dan is er natuurlijk nog het grote World Press Photo-circus dat al sinds 1955 vanuit Amsterdam wordt georganiseerd (en binnenkort ook een permanent eigen museum opent) en er opent komende week ook in Maastricht aan het Vrijthof een fotomuseum.

Stillleben mit Hortensie und Gurken, from the series Tempora Morte, 2016 © Lia Darjes _ Robert Morat Galerie

Aan enthousiasme over en aanbod van fotografie geen gebrek dus. Dat niet alles altijd even perfect gebeurt zou je wel door de vingers moeten zien. Wat grandioos achterblijft is de wetenschappelijke belangstelling voor het medium. Film en tv hebben al jaren een eigen bureau aan de Nederlandse universiteiten, maar voor fotografie moet je bij de kunstgeschiedenis zijn, zo is het idee. Maar daar valt het onder de paraplu van veel meer soorten kunst, van middeleeuws houtsnijwerk tot de performances van Marina Abramovic. Er is geen enkele hoogleraar fotografie in Nederland – wel hoogleraren kunstgeschiedenis met een speciale interesse in bijvoorbeeld fototheorie, maar dat is niet hetzelfde.

Het wordt steeds vreemder dat fotografie en fotogeschiedenis geen eigen richting hebben in Nederland.

Open the Eye, 2018 © Izumi Miyazaki_Fotogalleri Vasli Souza

Het is voorlopig niet anders, en met het geschuif van het toch al zo weinige geld van de alfa’s en gamma’s naar de beta’s is de kans om een hele nieuwe fotovakgroep aan een universiteit op te richten verder weg dan ooit. Rest ons niets anders dan zelf maar een beetje kritisch naar de foto’s te blijven kijken. Die op sociale media, in reclames op straat, én die in de musea.

Voor wie de fotofestivals afloopt en ziet dat er veel meer soorten fotografie zijn, wie een uurtje nadenkt over alle soorten fotografie die we in ons gewone leven gebruiken – van Instagram en Facebook tot reclames en persfoto’s, wordt het steeds vreemder dat fotografie en fotogeschiedenis geen eigen richting hebben in Nederland. Het liefst een richting zo tussen geschiedenis, film- en tv-wetenschappen en kunstgeschiedenis in. En het is ook vreemd dat de bestudering en analyse van alle foto’s die we maken en bewaren alleen in handen is van de vele musea, vooral nu die steeds minder geld krijgen voor onderzoek. In 2006 had het Nederlands Fotomuseum een van de eigen conservatoren even aangesteld aan de Rotterdamse universiteit als bijzonder hoogleraar fotografie, voor een dagje per week dus, maar iets blijvends heeft dat niet opgeleverd.

Meestal is Foam de Veronica van de fotomusea.

In Foam is bijvoorbeeld een prachtig overzicht van het werk van de Hongaars-Franse fotograaf Brassaï (1899-1984), die met zijn foto’s van geliefden in nachtelijk Parijs de blik op de Franse hoofdstad voor altijd veranderde, en in Huis Marseille, verderop aan de Keizersgracht, een nog grotere net zo spectaculaire tentoonstelling van het werk van de Amerikaanse Berenice Abbott (1898-1991). Abbott is dus tijdgenoot van Brassaï en zat net als hij en iedereen die ertoe wilde doen in de jaren twintig in Parijs. Meestal is Foam de Veronica van de fotomusea, het probeert ‘jong, snel en wild’ te zijn (met de nadruk op probeert), Huis Marseille de VPRO als bedachtzame, eigenwijze instelling. Foam huurt voornamelijk tentoonstellingen uit het buitenland, blaast een paar foto’s op tot megaformaat en plakt ze aan de muur, haalt de zaalteksten door Google translate en hup, volgende tentoonstelling. Huis Marseille maakt veel tentoonstellingen zelf. Tentoonstellingen met Nederlandse fotografen, soms ook met buitenlandse, zoals laatst met de spectaculaire foto’s van de Amerikaanse Deana Lawson, haar eerste solotentoonstelling in Europa.

Geïnspireerd door Atget keek ze ook naar de mensen in hun dagelijkse kloffie; de down and out van Manhattan.

Maar juist nu hebben de twee musea een bijna identieke, uiterst grondige aanpak. Eenvoudig te verklaren: beide tentoonstellingen zijn gemaakt door Mapfre, de non-profit-tak van de grote Spaanse gelijknamige verzekeringsmaatschappij. En beide tonen prachtige vintage foto’s van grote fotografen. Van Bernice Abbott, die begin jaren twintig naar Parijs kwam en alle daar rondhangende intellectuelen portretteerde en als assistent van Man Ray kennismaakte met diens buurman Eugène Atget. Atget was een zonderlinge vroegere toneelacteur die een archief had gemaakt met ‘documents pour artistes’, beeldmateriaal dat kunstenaars konden gebruiken bij hun werk; prachtige foto’s van het ‘oude Parijs’, steegjes en deuren met oude details, uitstervende beroepen zoals de voddenkoopman en de omroeper. Ook van die foto’s is een selectie te zien, en alleen daarom zou je al naar Huis Marseille kunnen. Maar er zijn ook nog de prachtige foto’s die Abbott zelf maakte, terug in New York, in de jaren dertig en daarna. Geïnspireerd door Atget keek ze ook naar de etalages, de mensen in hun dagelijkse kloffie, de down and out van Manhattan en verder. Later verschoof ze haar aandacht naar foto’s voor wetenschappelijke publicaties – iets dat in een gewoon kunstmuseum nauwelijks aandacht zou hebben gekregen.

Berenice Abbott, Bread Store, 259 Bleecker Street, Manhattan
25,4 × 20,3 cm
The Miriam and Ira D. Wallach Division of
Art, Prints and Photographs, Photography
Collection. The New York Public Library,
Astor, Lenox and Tilden Foundations
© Getty Images/Berenice Abbott
Berenice Abbott, Eugène Atget, 1927, 33 × 26 cm
International Center of Photography,
Purchase, with funds provided by the Lois
and Bruce Zenkel Purchase Fund, 1984, (115.1984)
© Getty Images/Berenice Abbott







Bij Foam gaat het dus over Brassaï. Ook hij ging naar de achterbuurten en kwam en fotografeerde in de cabarets waar mannen met mannen zoenden en vrouwen met vrouwen. Hij maakte er inmiddels klassieke beelden, spelend met de spiegels en de prachtige outfits van de bezoekers. Maar ook hij maakte portretten van tijdgenoten, intieme opnames van Salvador Dalí met Gala in zijn huiskamer, en Anaïs Nin in een cape. Minder bekend was dat hij ook soft-erotische foto’s maakte in de tijd dat de zaken niet zo goed gingen, en zelfs even overwoog terug te keren naar de schilderkunst, waarmee hij eens was begonnen. Eén kleine oneffenheid in de verder uitstekende tentoonstelling: de bijschriften bij de foto’s zijn in het Engels. Op zich niets mis mee, behalve als het gaat om foto’s die van de fotograaf zelf Franse titels hebben gekregen. Een kniesoor die daar op let, en je kunt die Spanjaarden er ook niet op aanspreken. Laat ze maar gewoon verder gaan met hun belangrijke investeringen, in Nederland is voorlopig niemand die het van hen overneemt.

Couple d Amoureux dans un Petit Cafe Quartier Italie c1932 c Estate Brassai Succession Paris
On the Boulevard Saint Jacques 1930 1932 c Estate Brassai Succession Paris





Berenice Abbott: Portretten van het moderne leven’, tot 1 december in Huis Marseille, Amsterdam
‘Brassaï’ tot 4 december in
Foam Amsterdam
Fotofestival
Unseen is nog tot en met zondag 22 september