Spring naar de content

Wout Poels, word alsjeblieft wereldkampioen

Vrijdagmiddag kwam ik laat thuis, de etappe was al voorbij. Gelukkig maar: de etappes in de dagen ervoor hadden een aanslag op mijn geduld gepleegd en ik moest er eens uit. In de bergen zou ik mijn wagonnetje wel weer aanhaken.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Ik besloot ook niet op zoek te gaan naar de uitslag. Greipel, Sagan of Cavendish; ik merkte dat het me al veel minder kon schelen. Wie een middag Tourloos op een terras bivakkeert, gaat opeens dingen relativeren die helemaal niet gerelativeerd moeten worden.

Ik gaf de kat wat extra brokken, zette thee en ging aan tafel de krant van een dag ervoor zitten lezen.

De politieke columns verschalkte ik zonder problemen, de filmrecensies, en – even doorzetten – het Economie-katern ook nog.

Alles bij elkaar duurde het ongeveer twaalf minuten.
Zelfkastijding voor beginners.
Dit kon zo niet langer.

Ik besloot tot een compromis: laptop en tv bleven uit, en ik zette de radio aan.
Een onmiskenbaar Amsterdams accent vulde de huiskamer. Het was de stem van Michel Cornelisse, een ex-prof van gewapend beton die ploegleider is bij Vacansoleil. Cornelisse vertelde over een valpartij. Een valpartij waar ik niets van wist.

‘Dan liggen er in ene veertig man. En dan ligt Wout in de sloot.’

Ik beluisterde berusting in Cornelisses stem, de berusting van iemand die daarnet nog iemand in de sloot heeft zien liggen die niets in een sloot te zoeken heeft.
‘Helemaal pimpelpaars was-ie.’ De stem van Michel Cornelisse steeg een octaaf, zoals bij iemand die zich verzet tegen een verdriet dat groter is dan hijzelf.

‘Hij lag al in de ziekenwagen, de deuren waren al dicht, de dokter wou niet dat hij eruit ging maar hij wou er toch uit.’
Wout Poels in een ambulance, Michel Cornelisse ergens in de berm. Het verdriet over het achterlaten van een kopman en een vriend daalt in.

En dan gaan plotseling de deuren open.
Daar klimt Wout Poels, pimpelpaarse Wout Poels naar buiten.
Michel Cornelisse moet in zijn ogen gewreven hebben. De wederopstanding. Dat hij dat nog mag meemaken.

Wout Poels is nog in de wedstrijd. Wout Poels kan de Tour nog winnen.
‘Tien kilometer geprobeerd, tegen beter weten in. Het ging niet meer.’

Die tien kilometer… Wout op een fiets, Michel erachter in de auto. Ze weten het dan allebei al lang: uitstel van executie. Zo meteen komt de beul om het rugnummer van Wouts truitje te trekken en dan is het voorbij. Maar totdat het voorbij is, is alles nog mogelijk, dat weet Michel Cornelisse ook. Wielrennen bestaat immers uit niets anders dan Tegen Beter Weten In.
‘Dan is het stil in de auto en dan zegt-ie dat je Parijs weer niet haalt en da’s dan wel moeilijk.’

Hier brak Cornelisses stem. Ik zag hem voor me: een grote Amsterdamse veertiger die met vuile Tourvingers verwoed een traan uit zijn ogen wrijft. In gedachten keert hij terug naar nauwelijks een uur geleden, naar die auto, naar die stilte.
Wat ze tegen elkaar zeiden, Wout en hij. En wat ze zwegen.
‘Dat zegt hij dan. Ik vind het moeilijk, omdat je er toch naartoe gewerkt hebt enne…’

Michel sprak nu alleen nog tegen de microfoon.
‘Dan moeten we maar kijken of ie wereldkampioen kan worden. Dat is het laatste wat ik tegen ‘m zeg, voor ie de ambulance in gaat. En dan knikt ie.’

Zachtjes hikken. Dan: ‘Het houdt op hier en het is niet anders.’
Ik gaf de kat nog wat extra brokken en zette de radio uit.
Er zit niks anders op, Wout. Wereldkampioen worden. Voor Michel Cornelisse.