Spring naar de content

Ontluisterend

Jongens waren het, toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten in Mexico-Stad, waar de een medestanders zocht voor een schimmige staatsgreep, en de ander zomaar wat rondlummelde. Maar of het ook áárdige jongens waren?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Simon Reid-Henry schijnt te denken van wel, want wat hij schetst, is zonder meer een heldenverhaal. Een epos over het ‘ongeëvenaarde’ bondgenootschap tussen twee dappere mannen die ieder hun eigen, grootse visie najoegen, en bereid waren tot elke opoffering in hun strijd om Cuba, en na Cuba zelfs heel Latijns-Amerika, te bevrijden uit de klauwen van corrupte binnenlandse dictators en het Amerikaanse imperialisme.

Een nobel streven inderdaad, maar nog geen reden om de twee belangrijkste protagonisten zoveel jaar na dato nog steeds heilig te verklaren, en daar heeft het in dit boek zo nu en dan wel de schijn van. Het is soms net alsof de schrijver in de dweepzieke jaren-zestig-heroïek is blijven hangen, en die beroemde poster van Ernesto ‘Che’ Guevara nog steeds niet van de muur van zijn studentenkamertje heeft gehaald. En dat is eigenaardig, want er valt toch echt wel wat af te dingen op de manier waarop Fidel Castro zijn socialistische arbeidersparadijs na de revolutie gestalte gaf. En de onzalige poging om de Cubaanse succesformule naar Bolivia te exporteren – een onderneming die Che Guevara noodlottig werd – was volstrekt amateuristisch en van meet af aan tot mislukken gedoemd.

Misschien valt het de auteur niet te verwijten dat hij nogal luchtig voorbij gaat aan de talrijke mistaxaties, militair-strategische blunders en onnodig verloren mensenlevens die op rekening van zijn helden kunnen worden geschreven. Want het lag tenslotte niet in zijn bedoeling om hun levenswerk te evalueren in termen van kosten en baten. Reid-Henry is te werk gegaan als een strikt neutrale biograaf die de doopceel licht van twee intrigerende historische persoonlijkheden; hij probeert aannemelijk te maken in welk opzicht ze elkaar hebben geïnspireerd en aangevuld, zonder een moreel oordeel te willen vellen over zijn personages of over de resultaten van dat pact. Maar ik, als lezer, ontkwam daar niet altijd aan, want wat Reid-Henry te vertellen heeft, is soms wel degelijk ontluisterend.


Fidel Castro komt er nog het beste van af. Hij is de meest flexibele en pragmatische van de twee, een gewiekste en joyeuze politicus die de kunst verstond om veel verder vooruit te denken dan zijn volgelingen en kritiekloze bewonderaars. Che Guevara daarentegen komt uit dit boek naar voren als een verwende blaag: een tot navelstaren geneigde, romantische brekebeen, altijd nukkig en ontevreden, altijd rusteloos op zoek naar de ultieme waarheden. En toen hij die eenmaal gevonden meende te hebben – in de geschriften van Marx, Lenin en Mao – kwam de ideologische scherpslijper in hem naar boven en verabsoluteerde hij de Revolutie als enig mogelijke levensvervulling. Wat zijn naaste omgeving daarvan te lijden had – zijn vrouw, zijn vriendinnen en zijn kind – speelde daarbij natuurlijk geen rol, want Che was typisch zo’n hardvochtige wereldverbeteraar die aanzienlijk meer van de mensheid hield dan van de mensen.

Interessant, maar niet dankzij het psychologische inzicht en raffinement van de schrijver, die al deze ballen voor open doel laat liggen. Emma Brunt

Simon Reid-Henry: Fidel & Che. Een revolutionaire vriendschap. De Geus. €24,90. Ook verkrijgbaar via www.ako.nl

Onderwerpen