Spring naar de content

De lezing

Sywert van Lienden bespreekt de toestand in de polder

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Jan Peter Balkenende,

Als een liberale calvinist sprak u vorige week de Hofstadlezing uit. Als vanouds was daarin Kuyper van de partij. Zijn ‘architectonische kritiek’ uit 1891 kreeg een nieuwe kans. Kritiek gaf u op de semi-publieke instellingen, en het getouwtrek rond het eigenaarschap ervan – een klassiek thema in de christendemocratie. Niet langer de overheid, maar een hernieuwd maatschappelijk middenveld verdient dat eigenaarschap, sprak u, oud-professor in sociaal-christelijk denken.

Sterk was de analyse dat vakbonden zich niet meer kunnen organiseren, werkgevers om de politiek heen werken en maatschappelijke instellingen ontworteld zijn. Maar uw handen volgen niet uw gedachten. De afgelopen acht jaren was juist ú het die als een leeuw vocht voor de autonomie van semi-publiek niemandsland. Ouderwets polderend Nederland had in u een prima vertegenwoordiger. Dat nu zelfs hun grootste politieke steunpilaar het failliet van de ontzuilde en ontzielde polder inziet, is groots. En dat in de week dat Hans van Mierlo overleed. Hij zag het al veertig jaar geleden.

Toch steunt u de invoering van de rechtsvorm ‘maatschappelijke onderneming’, die het schemergebied tussen private en publieke organisaties nog meer rechtskracht geeft. Gijs Herderschee laat in zijn boek De geldpomp briljant zien wat de uitwerking van zulk corporatistisch denken is: een centralistisch maatschappelijk middenveld, losgezongen van democratie, achterban en hervormingsgezindheid. De staat betaalt, de polder bepaalt. Zo ging het bij omroepen, scholen, corporaties, de armenzorg, bij de reïntegratietrajecten en de sociale zekerheid. Een miljarden verslindende ideologie die in tijden als deze onwenselijk is.


De woorden van Hans van Mierlo uit 1966 zijn nog akelig actueel: “We waren ongerust. Over de politieke situatie in ons land. Over de verwarring en de ondoorzichtigheid. Over de tanende invloed van de kiezers. Over de ontoereikendheid van de verouderde politieke spelregels. Over de onbeweeglijkheid en de verstarring van het partijenstelsel. Het is bovenal altijd hetzelfde gezeur en geharrewar in regering en Tweede Kamer.”