Spring naar de content

Advocaten van de duivel

Wanneer ze hun oorlogen verliezen, belanden de dictators van deze wereld tegenwoordig voor een internationaal tribunaal. Hun verdedigers vechten voor de principes van de rechtsstaat, zelfs als de verdachte Kadhafi heet. Hoe erger de wandaden van de beklaagde, hoe meer prestige voor zijn advocaat.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

De burgeroorlog in Libië lijkt voorbij, en als Moammar Kadhafi binnenkort in de kraag wordt gevat, zal hij dringend een advocaat nodig hebben. “Ik zou hem meteen verdedigen,” zegt de man die de Liberiaanse dictator Charles Taylor heeft bijgestaan. “Jazeker, als hij me wil,” antwoordt de man die de verdediging voert voor Radovan Karadzic, aangeklaagd wegens volkerenmoord tijdens de Joegoslavische burgeroorlog. “Wat is er op tegen?” zegt de advocaat van generaal Perisic, die voor de rechter staat wegens moord en misdaden tegen de menselijkheid.

Courtenay Griffiths, Peter Robinson en Gregor Guy-Smith verdedigen cliënten die terechtstaan voor een internationaal tribunaal, mensen die door velen als monsters worden beschouwd. Ze werken overal waar politiek en diplomatie hebben gefaald en alleen de rechtspraak nog een vorm van gerechtigheid kan bieden. In tijden van oorlog moet zo’n tribunaal misdadigers afschrikken en in vredestijd de slachtoffers genoegdoening schenken. Een simpele gedachte, die echter moeilijk te realiseren is. Mede door het werk van mannen als Griffiths, Robinson en Guy-Smith. Want hun strategieën zorgen ervoor dat de processen eindeloos worden gerekt en dus steeds kostbaarder worden.

Peter Robinson (58), een korte, gedrongen gestalte met bruingrijze krullen, rijdt op zijn gele fiets naar het VN-detentiecentrum in de gevangenis van Scheveningen. Daar heeft hij een afspraak met de man die hij met ‘Radovan’ aanspreekt en als ‘sympathiek en erudiet’ omschrijft. Hij gaat naar binnen en meldt dat hij een afspraak heeft met ‘dokter Karadzic’.

Radovan Karadzic, de voormalige president van de Republika Srpska, staat terecht voor het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Ook wordt hij gezien als het brein achter de veelbesproken genocide op achtduizend moslims in Srebrenica, die onder bescherming stonden van Dutchbat. Twaalf jaar lang wist Karadzic uit handen van de VN-speurhonden te blijven door een valse naam aan te nemen en zijn baard te laten staan. Werken deed hij wel, als alternatief arts. In 2008 werd hij in Belgrado gearresteerd en naar Den Haag overgebracht. Nu wacht hij in de bezoekersruimte op zijn advocaat, Robinson, die vandaag acht verzoeken ter ondertekening voor hem heeft meegenomen. Robinson wil dat de rechtbank nieuwe getuigen oproept en de Bosnische regering dwingt om documenten vrij te geven. Zo wil hij de angel uit een van de zwaarste aanklachten halen, namelijk dat Karadzic verantwoordelijk zou zijn voor etnische zuiveringen.


Daarna moet Karadzic een krabbel onder de maandelijkse declaratie van Robinson zetten. De standaarduurvergoeding bedraagt 71 euro. Maar Karadzic heeft geen geld om zijn advocatenteam te betalen en Robinson wil geen geld aannemen van twijfelachtige organisaties als de Servische extremisten. Daarom betaalt het tribunaal zijn honorarium: in totaal 22.000 euro per maand. Karadzic neemt ook regelmatig een presentje voor zijn advocaat mee: vruchtensap en zelfgemaakte gehaktballetjes. Hij werkt namelijk als vrijwillig kok in de gevangeniskeuken. In het begin van hun samenwerking schonk Karadzic een glaasje Fanta, maar tegenwoordig dus versgeperst sap. Hij ziet graag dat zijn belangrijkste advocaat in goede gezondheid blijft.

Twee uur later is Robinson klaar en fietst hij naar het Joegoslavië-tribunaal, gelegen aan het Churchillplein in Den Haag. “Ik moest dr. Karadzic vandaag een beetje afremmen, want hij wilde graag over de VN-interventie in Libië discussiëren, maar we hadden veel werk te doen.” Robinson is daags tevoren teruggekomen van een reis naar Kopenhagen en Genève. Hij heeft met Deense militairen gesproken en in vertrouwelijke VN-dossiers gewroet, op zoek naar ontlastend bewijs voor zijn cliënt.

“Als we geluk hebben, duurt het proces nog lang,” zegt Robinson. Karadzic hoopt op nog drie jaar, een periode waarin hij alle tijd heeft om zijn kijk op het Joegoslavische conflict te geven. Officieel verdedigt hij zichzelf en is Robinson slechts zijn juridisch adviseur.

Robinson zet zijn fiets tegen het beige gebouw van het tribunaal en doet hem op slot. Deze rechtbank is een product van de VN-Veiligheidsraad, die begin jaren negentig een nieuw instrument zocht om vrede in de wereld te bevorderen. Het Internationaal Strafhof, dat in juni een aanhoudingsbevel tegen Kadhafi uitvaardigde, bestond toen nog niet, maar de gedachte om de bloedige Balkanoorlogen met rechtspraak en afschrikking te beëindigen, was er wel. In 1993 nam de Veiligheidsraad de resolutie aan die het eerste VN-tribunaal mogelijk maakte: voor de berechting van misdaden gepleegd tijdens de Joegoslavische burgeroorlogen.


Voor het tribunaal zijn 161 verdachten verschenen, van wie er 64 zijn veroordeeld en dertien vrijgesproken. 35 zaken lopen nog. Deze cijfers lijken op een groot succes te wijzen, maar het tribunaal heeft ook mislukkingen op zijn conto staan. Zo is over de belangrijkste verdachte, de Joegoslavische president Slobodan Milosevic, nooit een vonnis uitgesproken. Hij stierf in 2006 in zijn cel in Scheveningen. Over een paar jaar moet het tribunaal zijn deuren sluiten, want de Veiligheidsraad wil het niet langer financieren. Het proces tegen Karadzic loopt sinds 2009 en kortgeleden is ook de strafzaak tegen de twee laatste Joegoslaviëverdachten begonnen: Ratko Mladic en Goran Hadzic. Dit is de laatste kans voor het tribunaal om te bewijzen dat het de anderhalf miljard dollar waard is die er tot dusver in is gestoken.

Na de naziprocessen van Neurenberg na afloop van de Tweede Wereldoorlog duurde het meer dan veertig jaar voordat vermeende oorlogsmisdadigers opnieuw voor de rechter stonden. Het epicentrum is Den Haag, dat onderdak biedt aan zowel het Internationaal Strafhof als de tribunalen die de misdaden in het voormalige Joegoslavië en die van de Liberiaanse dictator Charles Taylor berechten.

De Amerikaan Robinson komt uit een heel gewoon nest. Zijn vader was vertegenwoordiger, zijn moeder secretaresse. Hij was ambitieus, ging naar een privéschool, studeerde rechten en klom snel op tot officier van justitie. Later werd hij advocaat en leerde hij om de vraag of zijn cliënt al dan niet schuldig is aan de rechter over te laten.

Nadat hij in een brochure iets over het Joegoslavië-tribunaal had gelezen, raakte hij geboeid en kocht hij twintig boeken over de Balkanoorlogen. Maandenlang hing hij rond bij het tribunaal en hoopte hij dat een van de aangeklaagden hem als advocaat zou inhuren. Na lang wachten kreeg hij zijn eerste zaak. Het ging om de vraag of de moord op de moslimmannen in Srebrenica juridisch gezien als genocide kon worden beschouwd. Tijdens zijn onderzoek kwam Robinson tot de overtuiging dat Karadzic, als hij ooit zou worden aangeklaagd, vrijgesproken zou moeten worden van betrokkenheid omdat niemand hem in Srebrenica heeft gezien, en evenmin kan worden aangetoond dat hij van de moordpartij op de hoogte was, laat staan dat hij het bevel ertoe heeft gegeven. Deze vriendelijke, kalme en hoffelijke man nam zich daarop voor om Karadzic te verdedigen als hij de kans kreeg. In de tussentijd nam hij andere zaken aan, verdedigde hij massamoordenaars voor het Rwanda-tribunaal en leerde hij steeds meer van het internationaal strafrecht. Maar als hij een zaak kreeg aangeboden die misschien een belangenverstrengeling met Karadzic zou kunnen opleveren, wees hij die af. Hij had zichzelf immers ‘Radovan’ beloofd.


Op 21 juli 2008 werd Karadzic eindelijk opgepakt in Belgrado, en al snel hoorde de Serviër over de kleine man die al jarenlang in Den Haag rondbazuinde dat hij ervan droomde hem te verdedigen. Een advocaat had hij niet nodig, vertelde hij Robinson tijdens hun eerste ontmoeting, want niemand kende de feiten beter dan hijzelf. Maar van recht had hij geen kaas gegeten, en daarom wilde hij hem wel als juridisch adviseur.

Nu zit deze adviseur, zoals zo vaak, in de kantine van het tribunaal. Vroeger moest hij zijn boterham in het tankstation naast het gerechtsgebouw kopen, want alleen aanklagers mochten in de kantine eten. Hij praat met een medewerker over een granaataanval in 1994 op een markt in Sarajevo, waarbij 68 doden en 144 gewonden vielen. Het staat inmiddels vast dat het Bosnisch-Servische leger daar verantwoordelijk voor was. En indirect dus ook Karadzic , want die was toen president van de Republika Srpska. Het tribunaal heeft juridische modellen ontwikkeld om ook diegenen die vanachter hun schrijftafel de opdracht hebben gegeven tot een misdaad te kunnen aanklagen.

Robinson wil van zijn medewerker weten of het mogelijk is dat het Bosnische moslimleger de granaataanval heeft gepleegd. Zo ja, dan zou Karadzic vrijuit gaan. Robinson zoekt naar blanco passages in de geschiedschrijving. Hij wil twijfel zaaien.

Een verdieping lager zit een van zijn vakbroeders, die twijfel zaaien tot levenstaak lijkt te hebben verheven. Gregor Guy-Smith, ook een Amerikaan, draagt een zwarte alpinopet en een trenchcoat over zijn kostuum. Zijn peper-en-zoutkleurige baard draagt hij in een vlecht. Achter hem hangt een VN-poster die hem al vaak boos heeft gemaakt. ‘Straf voor de oorlogsmisdadigers, gerechtigheid voor hun slachtoffers’ luidt de tekst op een donkerblauwe achtergrond. Wie hier wordt aangeklaagd, is dus per definitie een misdadiger, zegt Guy-Smith. “En ik maar denken dat je onschuldig bent tot het tegendeel is bewezen.” Hij is net klaar met zijn slotpleidooi voor generaal Momcilo Perisic, voormalig bevelhebber van het Joegoslavische leger. Onder zijn leiding zouden duizenden burgers zijn gedood of verwond. De aanklager heeft levenslang cel tegen hem geëist. Guy-Smith hield zijn pleidooi langzaam, zijn zware lichaam rustend op een kleine katheder uit plexiglas. Bijna fluisterend sprak hij over precedenten en bewijslast. Daarop verhief hij zijn stem en riep hij dat niet de verdachte zijn onschuld hoeft te bewijzen, maar de aanklager diens schuld. En dat het bewijsmateriaal flinterdun is.


Zijn optreden heeft hem kracht gekost. Hij voelt zich als een buitenaards wezen hier in Den Haag, gemeden door de ‘good guys’, de aanklagers, en gehaat door de vermeende slachtoffers van zijn cliënt. “Zie je die man daarachter?” zegt hij plotseling, en hij wijst naar een toevallig passerende man in een kostuum. “Zou dat niet iemand kunnen zijn die van de norm afwijkt?” Guy-Smith geeft niet graag rechtstreekse antwoorden, maar verpakt ze in een vraag.

Iedereen, zelfs de meest bloeddorstige oorlogsmisdadiger, heeft recht op een eerlijk proces. Dat is een van de verworvenheden van ons rechtssysteem. Mensen als Guy-Smith vechten daarvoor. “Als ik een zaak win, laat ik zien dat ons systeem werkt,” zegt hij. Maar hij wordt wel als een veiligheidsrisico beschouwd. Grote delen van het gebouw mag hij niet betreden en hij moet een rode kaart om zijn nek dragen, als een waarschuwing voor anderen. De aanklagers hoeven dat niet. Zij horen bij het tribunaal, de advocaten niet. De strafpleiters zoeken elkaar op, ze vormen een kliek van een man of twintig, dertig, die ‘s avonds ook weleens in de bars van Den Haag te vinden is.

Courtenay Griffiths (55) – zegelring, driedelig pak – zit in zijn kantoor in Londen. “Voor de internationale tribunalen wordt een strijd uitgevochten, en ik wil graag meevechten,” zegt hij. Voor alle teleurstellingen en vragen van zijn confrères heeft hij een simpel antwoord: “Het zijn politieke rechtbanken.” Daarom praat hij in zijn pleidooien niet alleen over recht, maar ook over politiek. En wijst hij erop dat het Internationaal Strafhof in de acht jaar dat het bestaat alleen nog Afrikanen heeft berecht, die ook nog eens afkomstig zijn uit landen die geen partners van het Westen meer zijn. Mensen als Kadhafi. Of Charles Taylor, de ex-president van Liberia, die van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid wordt beschuldigd. Hij zou de oorlog in buurland Sierra Leone hebben aangewakkerd door wapens en diamanten te smokkelen, en moordenaars en verkrachters de hand boven het hoofd hebben gehouden. Griffiths verdedigt een man die volgens een getuige de harten van kinderen heeft opgegeten. Hij krijgt haatbrieven en pakjes gevuld met uitwerpselen toegestuurd. “Mensen denken dat ik Lucifer zelf ben,” zegt hij. Het doet hem niet zo veel, want hij heeft terroristen, gangsters, moordenaars en verkrachters bijgestaan. Als zwarte heeft hij het gemakkelijker om rechters te overtuigen, zegt hij. Hij vertelt over zijn leven alsof hij een pleidooi voor zichzelf houdt, met veel gebaren, ingestudeerde pauzes en een indringende blik. “De advocatuur is een vorm van podiumkunst,” zegt hij.


Griffiths spreekt langzaam, en zijn Britse accent klinkt chic. Zijn ouders zijn in de jaren zestig van Jamaica naar Coventry verhuisd. Ze waren de eerste negers in de stad. Griffiths is door de politie mishandeld en op school bespuugd. Hij werd advocaat uit woede tegen de staat, en houdt van zaken met een politiek randje. Zoals het proces tegen Taylor. Ruim vier jaar geleden kreeg hij op een luchthaven een belletje: of hij Charles Taylor wilde verdedigen. Die had zojuist zijn complete advocatenteam naar huis gestuurd. Griffiths zei meteen ja en daarmee kreeg hij zijn eerste internationale zaak toegeschoven. Een week lang boog hij zich over het strafdossier, en toen was zijn strategie helder. “Waarom Afrika, en waarom Taylor?” vraagt hij het tribunaal keer op keer. Overal op de wereld zijn er dictators, maar waarom staat alleen Taylor voor het gerecht? De laatste jaren heeft Griffiths hem bijna dagelijks gesproken. Ze praten over van alles. Over Afrika, over wereldpolitiek en ook over Taylors oorlogsmaatje Kadhafi. Die zou Griffiths ook graag verdedigen. Hij heeft zijn strategie al klaar. Maar eerst moet het proces tegen Charles Taylor worden afgerond. Taylor zelf gelooft dat hij wordt vrijgesproken, zegt hij, maar Griffiths niet meer. Als het een zaak als alle andere was geweest, zou er zonder enige twijfel vrijspraak volgen. Het bewijsmateriaal is dun, volgens hem. Er is geen hard materieel bewijs, zoals afschriften van zwarte rekeningen, satellietfoto’s en opnamen van telefoongesprekken. “Maar voor dit tribunaal gelden andere regels. Hoe moet ik een cliënt verdedigen die al door de hele wereld schuldig is verklaard?” Vrijspraak is volgens hem uitgesloten, omdat het Westen dan in z’n hemd zou staan.


Een paar maanden geleden verliet Griffiths boos de rechtszaal omdat het tribunaal had geweigerd een te laat ingeleverd document in ontvangst te nemen. Er werden disciplinaire maatregelen tegen hem aangekondigd, maar vakbroeder Peter Robinson hielp hem en Griffiths kwam met de schrik vrij.

Vandaag staat Robinson zijn cliënt Karadzic bij, die in de rechtszaal een getuige ondervraagt. Dat hebben ze samen geoefend. Karadzic is een goede verdediger geworden, vindt hij, alleen moet hij nog leren om zijn politieke uitspraken wat subtieler te verpakken, namelijk in de vorm van een vraag. Zo kan hij het proces uitbuiten om zijn kijk op het Joegoslavische conflict te geven.

Karadzic, die op televisie de vernietiging van de Bosnische moslims propageerde, is een hoffelijke verdachte. Hij bedankt de getuige en wacht netjes tot de tolk al zijn woorden heeft vertaald. Hij is netjes gekleed en draagt op de revers van zijn kostuum een speldje met het vlaggetje van de Republika Srpska, het voormalige Servische gebied binnen het huidige Bosnië-Herzegovina. Robinson heeft dat idee gekopieerd en draagt een speldje met de vlaggetjes van de VS en de VN.

Terwijl Karadzic zijn kruisverhoor afneemt, bereidt Robinson op zijn computer alweer de volgende sessie voor. Het strafdossier telt twee miljoen pagina’s. In de pauzes verdwijnen de twee in kamer 24, waar Robinsons medewerkers werken. Het zijn er vijf, en op de Balkan zijn ook nog eens drie man op zoek naar bewijsmateriaal. Bovendien werkt een tiental stagiairs voor het team. Als dank krijgen ze van Karadzic een gesigneerde foto. Hij schrijft er ook bij: “Thank you for your work.”

Robinson praat bijna liefdevol over zijn cliënt. Hij vertelt dat die de laatste tijd geen creatieve energie heeft om de gedichten te schrijven waarmee hij ooit naam maakte op de Balkan. De vraag of hij schuldig is, wil Robinson niet beantwoorden. Dat laat hij aan de rechter sover, ‘maar ik zou niet durven beweren dat ik op alle punten van zijn onschuld overtuigd ben’. Die twijfel moet hij echter voor zich houden om te zorgen dat Karadzic een eerlijke behandeling krijgt. De rechtsstaat kan alleen functioneren met mensen als Robinson.


Als Moammar Kadhafi op een dag voor de rechter staat, zal hij een advocaat hard nodig hebben. Het zou kunnen dat zijn oude vriend Charles Taylor hem dan Courtenay Griffiths, de politiek bevlogen jurist, aanbeveelt. Maar misschien speelt Kadhafi op de binnenplaats van de gevangenis wel basketbal met generaal Perisic en hoort hij over Guy-Smith, de man met de filosofische vragen. Radovan Karadzic zou hem Peter Robinson aanraden, die zich nauwgezet van zijn plicht zou kwijten.

Der Spiegel.

Vertaling: Thijs Joosten

Zou als president van Liberia de oorlog in buurland Sierra Leone hebben aangewakkerd door er illegaal wapens heen te sturen. Ook zou hij moordenaars de hand boven het hoofd hebben gehouden. Hij staat terecht wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.

Was president van de Republika Srpska. Hij wordt verantwoordelijk gehouden voor de massamoord op achtduizend moslimmannen in Srebrenica in 1995. Hij staat terecht wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. >

Was tot 1998 stafchef van het Joegoslavische leger. Onder zijn leiding zouden duizenden burgers zijn gedood en verwond. Hij staat terecht wegens moord en misdaden tegen de menselijkheid.

Onderwerpen