Spring naar de content

Een jonge schrijver krijgt betaald in bier

Een schrijver verdient ongeveer niets per verkocht boek. Gelukkig leerde ik tijdens een college over het ‘literaire veld’ dat er andere bronnen van inkomsten bestaan. Zo zijn er subsidiepotjes waar een schrijver aanspraak op kan doen. Ik hoor steeds meer schimmige verhalen dat de meeste van die potjes leeg zijn.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Olga Kortz

Dan zijn er nog de literaire prijzen. Die fuseren tegenwoordig nog wel eens, of heffen zichzelf op, zoals onlangs de Selyxyz Debuutprijs. Het veelbesproken crowdfunding bestond in de tijd dat ik studeerde nog niet, dus ‘het schrijversoptreden’ sloot het rijtje af.

Afgelopen maandag had ik zo’n optreden. Samen met Jamal Ouariachi en Pepijn Vloemans mocht ik het literaire programma verzorgen van de wekelijkse ‘Blauwe Maandag’ in de Roode Bioscoop. Van te voren zouden we met 20% ‘artiestenkorting’ terecht kunnen bij de pizzeria om de hoek. Ik meende ergens gelezen te hebben dat het publiek ook met korting een pizza zou kunnen aanschaffen. Over een honorarium was niets gezegd. Dat is normaal. Als schrijver zie je een dergelijk optreden als gratis publiciteit, je mag blij zijn dat er een platform wordt aangeboden waar je je kunsten kunt vertonen.

Twee consumptiebonnen. Dat is wat je voor zo’n optreden krijgt. Vaak is een glas bier een consumptiebon. Een glas wijn ook. Maar het kan ook voorkomen dat je voor een glas wijn twee bonnen moet betalen. Dan gebeurt het dus dat je met een van je weinige trouwe fans aan de bar staat – een die nog geen genoeg heeft van de Facebookspam over optredens en publicaties, en die met frisse moed je komt bewonderen – en dat hij uiteindelijk toch nog naar zijn beurs moet grijpen omdat je als schrijver weer eens te weinig cash op zak hebt.

In de Roode Bioscoop was koffie en thee voor artiesten gratis. Wijn was een consumptiebon. Ik had precies voldoende om Jamal en Pepijn te kunnen trakteren. Trouwe fans waren in geen velden of wegen te bekennen. Ander publiek ook niet.

Voor de pauze zou er een band optreden. Banana Dog. Ze begonnen, want er was geen spreekstalmeester. De zaal was overwegend vol, ik weet niet waar de mensen opeens vandaan waren gekomen.

“Dit is de eerste avond dat ik jazz aankan”, fluisterde Pepijn, die met zijn muzieksmaak ergens in de 17e eeuw is blijven hangen.

Ik luister iedere dag jazz, de jazz van Banana Dog met nummers met titels als ‘The beauty and the clown’ maakte me bijna waanzinnig. Zou ik de pauze halen? Zou rode wijn me tot kalmte kunnen manen? Drinken voor een optreden durf ik nooit. Uit angst dat het zomaar verkeerd valt en ik over mijn eigen gedichten struikel, of erger nog: over de kabel van de microfoon. In de pauze stopte Pepijn me een consumptiebon toe.

“Neem maar.”

Zelf maakte hij gebruik van de gratis thee. Ondertussen hadden zich toch twee aanhangers van mij gemeld. Schrijversvriendin P. die naar eigen zeggen behoefte had voorgelezen te worden voor het slapen gaan. En nieuwe mannenmuze H. De rode wijn had de gewenste uitwerking.

Na de pauze was de zaal toch weer zo goed als leeg. Ik maakte mijzelf wijs dat dat niet aan ons geprogrammeerde schrijvers lag, maar aan Banana Dog die al het publiek had weggejaagd. Tijdens het lezen heb ik alle luisteraars persoonlijk aan kunnen kijken, ik prentte mij in dat dat ook wat waard was.

Na afloop nam Pepijn snel de benen. Pepijn werkt overdag voor een politieke partij, zijn argument om te gaan slapen. Jamal haalde me over nog wat te drinken in een café op Prinseneiland. Als we zouden zeggen dat we hadden opgetreden in de Roode Bioscoop zouden we beloond worden met bittergarnituur.

De bittergarnituur bleek niet gelogen. De kastelein had Jacques Brel aan staan. Brel had het tegen ons. Wij zijn schrijvers, de nuttelozen van de nacht.

________
Volg HP/De Tijd ook op Twitter.