Spring naar de content
bron: ANP

Veronica Inside voor kinderen verklaard

Op een dag, toen Willie de Poeh niets te doen had, besloot hij dat hij best eens iets wilde doen. Daarom ging hij naar Knorretje, om te kijken of die iets aan het doen was.
Knorretje en Poeh woonden in een oude televisiestudio.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Knorretje had een klein huisje, onder het bordje Roken V., al heel lang, zo lang dat hij zijn snorretje er van was gaan hangen. Knorretje spaarde gekke meningen. Hij had er ontzettend veel. De gekste had hij opgehangen, in een lijstje.
“Wat zijn dat?” had Willie de Poeh eens gevraagd.
“Dat zijn mijn gekste meningen,” had Knorretje geantwoord.
Willie de Poeh wist niet wat meningen waren. Zelf had hij er in elk geval geen.
“Wat vind je van mijn meningen?” vroeg Knorretje. “Deze bijvoorbeeld, over Marokkaanse voetballers, of deze, over Yolanthe?”
Willie de Poeh dacht een lange tijd na, zonder resultaat. “Poeh,” zei hij toen maar, want hij was moe geworden van het denken. En onderweg naar huis had hij toen een liedje verzonnen. Het ging zo:

Ik weet niet wie ik ben

Ik weet niet wat ik doe

Ik weet niet wie ik ken

Daarom zeg ik dan maar “Poeh”.

Bestaan
Knorretje zat thuis, in een stoel. Hij rookte een sigaar en luisterde naar een cd van Cuby and the Blizzards. Hij zat zich net af te vragen of hij nog bestond toen de bel ging.
“Hallo?” riep Knorretje.
“Hallo?” riep Willie de Poeh.
“Ben jij dat, Poeh?” riep Knorretje.
“Wat is ‘dat’?” vroeg Poeh.
“Dat is wat jij bent,” legde Knorretje uit.
“Dan ben ik het,” zei Poeh opgelucht. Hij kwam binnen en vroeg zich net af of Knorretje misschien een radijsje over had, toen die vroeg: “Poeh, besta ik nog?”
“Dat hangt ervan af wat je daarmee bedoelt.” Dat zei Poeh wel vaker, hij had geleerd dat je altijd “Dat hangt ervan af wat je daarmee bedoelt” kon zeggen.
“Bén ik er nog wel echt?” vroeg Knorretje. “Dat is de vraag.”
“En wat wordt het antwoord?” vroeg Willie de Poeh, die er weinig van begreep, maar toch benieuwd was.
“Ik weet het niet,” zei Knorretje moedeloos, terwijl hij met zijn sigaar in zijn snorretje krabde. “Soms denk ik dat ik besta, en soms denk ik van niet.”
“Is het leuk om te bestaan?” vroeg Willie de Poeh.
“Het is van cruciaal belang om te bestaan,” riep Knorretje boven de muziek uit. “Ze moeten het over je hebben! Als ze het niet over je hebben, besta je niet!”
Willie de Poeh knikte. Hij wist niet wie wat moest hebben, en waarover en van het woord “cruciaal” kreeg hij hoofdpijn. Even overwoog hij nog eens “Poeh” te zeggen, maar hij was al te laat.
“Ik heb het ook al aan Janneman de Mol gevraagd,” zei Knorretje. “Janneman de Mol weet alles van alles over alles.”
“En wat zei hij?”
“Hij zei dat je alleen bestaat als ze het over je hebben. Dat is van cruciaal belang.”
Willie de Poeh knikte. Die woorden herkende hij, al was hij even vergeten waarvan ook alweer.
“Ik denk dat we erop uit moeten,” zei Knorretje.
“Waaruit? Waarop?”
“Op zoek.”
“Erbovenop?”
Knorretje knikte. “Op zoek. Naar iets.”
“Naar wat?” vroeg Willie de Poeh.
“Dat weten we pas als we het vinden,” zei Knorretje ongeduldig, terwijl hij zijn sjaal omknoopte. “Maar laten we Teigetje meenemen. Teigetje is een goede zoeker. Bovendien draagt hij een bril.”

En daar gingen ze, Willie de Poeh, Knorretje en Teigetje, erop uit, de actualiteit in, op zoek naar iets wat zou bewijzen dat ze bestonden – of juist niet.
Teigetje sprong voor hen uit, Willie de Poeh liep in het midden en Knorretje sjokte achteraan, terwijl het toch zijn idee was geweest. Af en toe wees Willie de Poeh iets aan. Teigetje sprong er bovenop en riep “Lagaan, joh!” en dan lieten ze het maar gaan.
Steeds verder liepen ze de actualiteit in. Willie de Poeh was nog nooit zo diep de actualiteit in geweest. Het wemelde er van de meningen.
Willie de Poeh begon moe te worden, en Teigetje sprong ook niet zo vrolijk meer, maar Knorretje leek onvermoeibaar. En toen, op een open plek in de actualiteit, lag iets. Een uitspraak die nog door niemand uitgesproken was.
“Wat is dat?” vroeg Poeh.
“Dat is dat,” zei Teigetje.
“Wat?”
“Dat?”
“Juist ja,” zei Willie de Poeh.
Knorretje schuifelde dichterbij. Zijn snorretje trilde van opwinding.
“Dit is het,” stamelde hij. “Hier zochten we naar.”
“Wat is dat?” vroeg Willie de Poeh nog eens.
“Dit is een authentieke kutopmerking, nog helemaal vers,” zei Knorretje zacht. “We nemen hem mee naar huis.” En hij nam de kutopmerking op zijn rug, terwijl Teigetje de flauwiteiten eromheen opraapte. Daarna gingen ze terug naar huis. Teigetje voorop, daarna Poeh en achteraan Knorretje, die merkte dat de kutopmerking zwaarder woog dan hij had gedacht.

Werking
“Bestaan we nu?” vroeg Poeh aan Knorretje.
“Voor zo lang als het duurt,” antwoordde Knorretje
Daar moest Willie de Poeh even over nadenken. En terwijl hij nadacht, kwam er een liedje in zijn hoofd. Dat humde hij op weg naar huis:

Je kunt gaan, je kunt staan

Je kunt twijfelen aan je bestaan

Maar niets heeft zo’n sterke werking

Als een authentieke kutopmerking.

Onderwerpen