Spring naar de content
bron: ANP/EPA/HAYOUNG JEON

Een ode aan de kunstkritiek

Wekelijks schrijft Joke de Wolf op zaterdag een column over kunst. Deze week een kleine lofzang voor de kunstkritiek.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Joke de Wolf

Een zucht van verlichting ging door de Duitse treincoupé. ‘Walid Raad heeft de BDS-beweging weliswaar ondersteund, hij betwijfelt het bestaansrecht van Israël niet.’ Voor de later ingestapte reizigers: er was onrust ontstaan rond de prijs die de Libanees-Amerikaanse kunstenaar had gekregen van de Vriendenvereniging van het Ludwig Forum in Aken. Eens in de twee jaar kiest die club een kunstenaar wiens werk de internationale kunstwereld ‘nieuwe impulsen’ geeft. Samen met de gemeente Aken en Akense ondernemersvereniging krijgt die kunstenaar tienduizend euro. Blijkbaar had een Akense ambtenaar een tip gekregen die in Duitsland groot alarm betekent: Raad zou de pro-Palestijnse BDS-beweging steunen, zou Israël dus tegenwerken, en zou dus antisemitisch kunnen zijn. En met antisemitisme hebben ze in Duitsland slechte ervaringen.

De vraag was simpel: was de definitie van het museum klaar voor een opfrisbeurt?

De gemeente zegde meteen de samenwerking op, weigerde de prijs uit te reiken. Duitse media in rep en roer, want was dat dan censuur of was het antisemitisme, en wat moeten we daar dan weer van vinden. Gelukkig bleek de kunstenaar zelf ook nog iets te kunnen zeggen, en zo kan de uitreiking toch gewoon doorgaan, 13 oktober, alleen niet in een gebouw van de gemeente. Zijn werk is trouwens niet zo humorloos als het bovenstaande doet vermoeden en is nog een week te zien in het Amsterdamse Stedelijk – ik schreef er hier al eerder over.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Ik zat in die Duitse trein vanwege een bijeenkomst in Berlijn van de Internationale Vereniging voor Kunstcritici, de AICA. Sinds 1949, kort na u weet wel, opgericht in Parijs om de kunstkritiek ook na alle vernietigingen en ellende een stevig fundament te geven. Nederland was er snel bij, later volgde ook Duitsland, inmiddels zijn er zestig nationale secties, van Armenië tot Venezuela – het hoofdkantoor zit in Parijs. Ieder jaar is er een internationaal congres, dit jaar is dat dus in Duitsland.

Het gaat om wat je doet, niet om wat er ergens op een lijstje staat.

Het thema is ‘Kunstkritiek in tijden van populisme en nationalisme’. Donderdagavond in Berlijn was er een verhelderende presentatie van een politicoloog die de term populisme uit het verdomhoekje haalde – geen democratie zonder populisme, kort samengevat. Daarna was er een panel over de toekomst van het Humboldt Forum, het museum in het centrum van Berlijn waar iets gedaan moet worden met de Duitse koloniale erfenis, en gelukkig voor het publiek waren de sprekers het niet met elkaar eens.

Expositie in het Humboldt Forum
bron: ANP/EPA/HAYOUNG JEON

Vorige maand kwam een soortgelijke conferentie van de vereniging van museummedewerkers, ICOM (de grote rijke oom van AICA) in Kyoto in het nieuws omdat ze moeite hadden zichzelf te definiëren. De vraag was simpel: was de definitie van het museum klaar voor een opfrisbeurt? Er waren progressieve stemmen, zoals die van het Amsterdam Museum, die pleitten voor musea als ‘democratising, inclusive and polyphonic spaces for critical dialogue about the pasts and the futures’, en er waren mensen die vonden dat de definitie uit 2007, ‘A museum is a non-profit, permanent institution in the service of society and its development, open to the public, which acquires, conserves, researches, communicates and exhibits the tangible and intangible heritage of humanity and its environment for the purposes of education, study and enjoyment’, wel voldoende was.

Het Amsterdamse Stedelijk gaat soms wel erg ver in de poging inclusief en voor iedereen te zijn.

Een frontale botsing dus tussen activistische, expliciet moderne instellingen met als doel zo veel mogelijk mensen in hun museum te krijgen en een museumbezoek als een sociale gebeurtenis zien; een middel, tegenover instellingen die hun zestiende-eeuwse prentenverzameling juist liever niet in de vingers van Jan en alleman geven, en al helemaal geen zware bassen van een muziekinstallatie naast de kwetsbare pasteltekeningen dulden.

Expositie in het Humboldt Forum
bron: ANP/EPA/HAYOUNG JEON

Je druk maken over een definitie is wat mij betreft hetzelfde als ervoor zorgen dat je op de lijst van immaterieel erfgoed van Unesco komt; het gaat om wat je doet, niet om wat er ergens op een lijstje staat. Het Amsterdamse Stedelijk gaat soms wel erg ver in de poging inclusief en voor iedereen te zijn – zo is het bijna lachwekkend dat witte alphaman Picasso nu wordt opgevoerd als arme migrant in Parijs – maar iedereen die de tentoonstelling van Walid Raad heeft bekeken, ziet dat het daar niet gaat om vermoeiend eendimensionaal activisme met een kunstsausje, maar om slimme, aangrijpende en voor iedereen toegankelijke kunst.

Aan kunstcritici de taak om de getoonde kunst te vergelijken met andere kunst, of, nog beter, gebeurtenissen uit de gewone wereld.

Nog even terug naar Duitsland. Het AICA-congres was begonnen in Keulen. Daar had kunstcriticus Walter Grassmann (1950) een prijs gekregen voor zijn hele oeuvre. Pikant detail: hij heeft vaak, veel en kritisch geschreven over het kunstverzamelaarsechtpaar Peter en Irene Ludwig, uit wier verzameling zowel het Ludwig Forum in Aken (dat van de Walid Raadprijs) als het Museum Ludwig in Keulen is opgebouwd. In dat laatste museum vond ook de prijsuitreiking plaats. Met zichtbaar plezier vertelde Grassmann over de vele hobbels die het echtpaar Ludwig had genomen, tot aan de opdracht voor voormalig nazi-kunstenaar Arno Breker voor twee portretbustes aan toe.

Het museum was sportief genoeg om Grassmann te laten praten. Musea doen hun best, op hun manier. Aan kunstcritici de taak om de getoonde kunst te bespreken en te vergelijken met andere kunst, of, nog beter, gebeurtenissen uit de gewone wereld. Om uit te leggen wat die soms communicatief wat onhandige musea en kunstenaars doen, en te laten zien dat kunst over meer kan gaan dan veilingrecords, once-in-a-lifetime-tentoonstellingen en kekke Instagrammomentjes. Zolang daar naast de voetbaluitslagen en het oorlogsnieuws behoefte aan blijft – en daar twijfel ik niet aan, al was het maar omdat zelfs zo’n onbenullige prijs van tienduizend euro zo’n enorme opwinding kan veroorzaken.