Spring naar de content
bron: ANP/Bart Maat

Omtzigts vragen maken duidelijk: er wordt gesold met de Grondwet

Bijna wanhopig stond CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt tijdens het toeslagendebat voor de interruptiemicrofoon. “Moet ik dan journalist worden om antwoorden te krijgen”, zo vroeg hij zich af. Het Kamerlid der Kamerleden krijgt – steeds vaker – geen of halve antwoorden van het kabinet. En dat ondermijnt de democratische verhoudingen tussen regering en parlement. Er wordt ‘gesold’ met de Grondwet, zo stelt Ton F. van Dijk.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ton F. van Dijk

Het debat over de toeslagenwet vorige week in de Kamer kende veel dramatische momenten. Allereerst natuurlijk de wanhoop van de slachtoffers, die de belastingdienst in de loop der jaren maakte en die plaats namen op de publieke tribune.

De schreeuw van Roger, die alles was kwijtgeraakt in het gevecht dat de overheid met hem aanging, ging door merg en been. Ten onrechte werd hij jarenlang door de belastingdienst achtervolgd. Nu is hij een emotioneel wrak. Uitgeknepen door ambtenaren, die er zijn om burgers te dienen. Verschrikkelijk.

Het debat kende nog een ander pijnlijk moment. Na een uren durende discussie waar staatssecretaris Menno Snel behendig zijn politieke leven probeerde te redden, werd vooral duidelijk dat hij alleen mocht blijven ‘zitten’, omdat de coalitie dat zo besloten had.

Toen dit ook voor de slachtoffers van Snels belastingdienst duidelijk werd, verwees de bewindsman van D66 voor ‘verdere vragen’ naar de schier onbereikbare en nauwelijks functionerende belastingtelefoon.

Snel deed dit met het optimisme van iemand die niet bij het debat aanwezig was geweest. Het hele idee dat de slachtoffers de belastingtelefoon konden bellen, indien zij na het debat mogelijk nog vragen hadden, maakte de kloof tussen burgers en de staatssecretaris in één superieure en politiek volstrekt gevoelloze beweging duidelijk. 

Snel deed dit met het optimisme van iemand die niet bij het debat aanwezig was geweest.

En dan was er nog een dieptepunt in het debat. Het ‘Kamerlid der Kamerleden’, Pieter Omtzigt, meldde zich voor de zoveelste keer bij de interruptiemicrofoon. Waarom hij als gekozen volksvertegenwoordiger zoveel moeite moest doen, om de juiste informatie van het kabinet te krijgen, zo vroeg de CDA-politicus zich bijna wanhopig af.

Al vanaf 2017 vroeg Omtzigt om relevante stukken in de zogenoemde CAF 11-zaak. En steeds kreeg hij halve antwoorden of veelal helemaal geen respons op zijn terechte vragen. “Moet ik misschien maar journalist worden”, zo stelde een getergde Omtzigt tegenover staatssecretaris Menno Snel. “Dan kan ik tenminste nog op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur aan de benodigde informatie komen…”, aldus de econometrist-politicus uit Enschede.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Moet ik misschien maar journalist worden, zo vroeg een getergde Omtzigt zich af.

Het was in feite een cruciaal moment in een historisch debat, dat vooral de boekjes in zal gaan als het debat van ongeloof over wat – dit keer – Nederlandse burgerslachtoffers van het kabinetsbeleid was aangedaan. 

Een Kamerlid, dat denkt dat hij z’n controlerende taak wellicht beter kan uitoefenen buiten het parlement, in dit geval als journalist, maakt duidelijk dat onze democratie in een crisis verkeert. En nee, dat zijn geen grote woorden. Dit is een kwestie die onze Grondwet, de moeder van alle wetten, direct raakt.

In artikel 68 van die Grondwet is vastgelegd dat Kamerleden als Pieter Omtzigt recht hebben op alle informatie waarover de regering beschikt, tenzij het verstrekken van deze informatie evident het belang van de staat schaadt.

Met dit artikel wordt vormgegeven aan de controlerende taak van het parlement. Zo wordt voorkomen dat Kamerleden altijd met 1-0 achter staan ten opzichte van de regering.

Het recht op informatie dat volksvertegenwoordigers hebben is in die zin absoluut en ministers en staatssecretarissen dienen alle vragen van het parlement dan ook terstond en volledig te beantwoorden. Ook als de informatie die wordt verstrekt het eigen falen blootlegt. Juist dan.

Het is geen vrije keuze van het kabinet om de vragen van Kamerleden als Pieter Omtzigt al dan niet geheel of gedeeltelijk te beantwoorden. Het recht op informatie vormt de basis van onze democratische rechtstaat en het functioneren van volksvertegenwoordigers, die in tegenstelling tot ministers niet beschikken over duizenden ambtenaren, die soms niets anders doen dan hun minister ‘beschermen’.

Het is geen vrije keuze van het kabinet om vragen van Kamerleden al dan niet te beantwoorden.

Dat Omtzigt in de toeslagenzaak keer op keer op zijn parlementaire knieën moet om antwoorden te krijgen op zijn terechte vragen, is een belediging voor het parlement als geheel en een bedreiging voor ieder democratisch principe, dat wij met z’n allen ooit in grote meerderheid hebben vastgelegd in onze Grondwet.

Het is dit principe dat ons onderscheidt van andere, minder sympathieke, staatsvormen. De cri de coeur van Pieter Omtzigt – dat hij dan wel journalist wordt – maakt duidelijk dat de Grondwet met voeten wordt getreden. Iets dat we nooit ‘normaal’ mogen gaan vinden.