Spring naar de content
bron: anp

Coalitiepartijen onder de loep: VVD op winst, CDA en D66 ten dode opgeschreven?

De VVD profiteert in de peilingen duidelijk van de coronacrisis, terwijl deze voor coalitiepartners CDA en D66 een stevig verlies laten zien. Hoe vallen de verschillen in populariteit van de huidige coalitiepartijen te verklaren en wat zeggen die peilingen nu eigenlijk? “We zien dat partijen die de premier leveren het doorgaans goed blijven doen totdat deze leider ermee stopt.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Pieter Jansen

De Tweede Kamer ging afgelopen vrijdag met zomerreces, waarmee Kabinet-Rutte III weer een stapje dichterbij de eindstreep komt. Na een veelbewogen eerste helft van 2020 kan de balans worden opgemaakt en moeten we concluderen dat de VVD de grote winnaar is. Met een ruime winst in de peilingen en de verkiezingen in zicht gaan her en der al geluiden op dat Nederland niet meer kan ontkomen aan Rutte IV – mits de premier zich nog een keer aan een campagne wil wagen natuurlijk, maar daar twijfelt eigenlijk niemand aan. Ook de ChristenUnie blijft voorlopig buiten schot en staat lichtelijk in de plus. Dit terwijl de peilingen voor coalitiepartners CDA en D66 een stevig verlies laten zien.

De VVD heeft het succes vooral te danken aan het vertrouwen dat zij putten uit de aanpak van de coronacrisis, hetgeen in de politieke wetenschap het rally ‘round the flag-effect wordt genoemd. De onzekerheid die een plotse crisis van buitenaf met zich meebrengt resulteert in een toename van het publieke vertrouwen in de nationale machtsinstituties. Volgens Tom Louwerse, universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit Leiden en maker van de Peilingwijzer, straalt dit vaak het sterkste af op de grootste coalitiepartij – in dit geval dus de VVD. Rutte was wat hem betreft ook echt het bestuurlijke gezicht van deze crisis, veel meer nog dan de andere betrokken ministers. Hij is bovendien al jaren de bekendste landelijke politicus en de aanwijsbare leider van de VVD. “Als premier heeft hij die leidende rol ook echt opgeëist tijdens deze crisis”, aldus Louwerse.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Tom van der Meer, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, stelt dat dit effect vooral bij de VVD merkbaar is vanwege wat hij de ‘premiersbonus’ noemt: “Rutte is degene die in persconferenties de grote lijnen heeft uitgezet en zo het meest met de burger heeft gecommuniceerd.” Hierdoor vertaalt het vertrouwen van die burger zich in een toename van de populariteit van zijn partij. “De VVD is daarnaast al sinds 2010 het gezicht van bestuurlijke continuïteit”, stelt Van der Meer. Verder valt het electorale succes van de partij volgens hem te verklaren aan de hand van een tendens die in de Nederlandse politiek wel vaker voorkomt: “We zien dat partijen die de premier leveren het doorgaans goed blijven doen totdat deze leider ermee stopt.” Hij verwijst hierbij naar de kabinetsperioden onder Lubbers (CDA) en Kok (PvdA) en met uitzondering van de verkiezingen van 2010 gold dit ook voor Balkenende (CDA). Een grote uitdaging voor de VVD voorziet hij daarom in ieder geval zodra Rutte het stokje over zal dragen.

Wat het CDA en D66 betreft is algemeen bekend dat meeregeren een prijs heeft. Waar de winst van de VVD voornamelijk te verklaren valt aan de hand van de coronacrisis, lijkt het verlies van deze twee partijen hier – op de zetels die zij aan de VVD verliezen na – geen directe samenhang mee te hebben, maar een meer algemene trend te laten zien. Louwerse: “Het tragische lot van junior coalitiepartijen is dat ze wel medeverantwoordelijk worden gehouden voor slecht regeringsbeleid, maar niet de credits krijgen als het goed gaat.” Daarnaast stelt hij dat kleinere coalitiepartijen toch wat minder gewicht in de schaal kunnen leggen tijdens onderhandelingen over kabinetsbeleid: “Dat werkt natuurlijk niet puur proportioneel, want er moet een meerderheid worden bereikt, maar toch speelt dit een rol.” Voor D66 zou volgens hem ook nog van invloed kunnen zijn dat zij ideologisch gezien het meest aan de linkerkant van het politieke spectrum zitten, waardoor een compromis met de andere coalitiepartijen voor de partij verder van het gedachtegoed afstaat en automatisch meer water bij de wijn gedaan moet worden.

Als je als partij niet precies weet waar je voor staat, is het überhaupt lastiger om je te onderscheiden.

Tom van der Meer, hoogleraar politicologie (Universiteit van Amsterdam)

Van der Meer denkt dat de belangrijkste reden voor het huidige verlies van het CDA en D66 hem zit in het feit dat beide partijen zich te weinig hebben weten te profileren náást het regeerakkoord: “In Nederland heerst een traditie dat partijleiders van coalitiepartijen ofwel in de regering plaatsnemen, ofwel de regering steunen vanuit het parlement. Op die manier word je als partij flets en ontstaat er ruimte voor oppositiepartijen om daarop in te spelen.” Hij geeft hierbij als voorbeeld het instemmen van D66 met het afschaffen van het referendum, terwijl directe democratie tot dat moment een van de speerpunten van de partij was. “Ook op onderwijs heeft de partij het nodige ingeleverd, waardoor het nu lastiger is om een duidelijk profiel te creëren en weer issue owner op bepaalde thema’s te worden.” Het feit dat het CDA zich weinig heeft geprofileerd ziet hij als resultaat van de identiteitscrisis waarin de partij al langere tijd verkeert: “Als je als partij niet precies weet waar je voor staat, is het überhaupt lastiger om je te onderscheiden.”

In de parlementaire geschiedenis van de afgelopen 30 jaar is er volgens Van der Meer slechts één keer aan te wijzen dat een junior coalitiepartij zich wel profileerde tegenover de regering en dat was in 1998 de VVD onder Frits Bolkestein. Hij ging in deze periode vaak hevig tekeer tegen het kabinet en voerde als het ware oppositie tegen een regering waar zijn eigen partij onderdeel van uitmaakte. Dit zorgde bij de VVD-ministers soms voor scheve gezichten, maar op die manier wist Bolkestein wel kiezers aan zich te binden en duidelijk te maken waar de VVD los van het regeerakkoord voor stond, hetgeen resulteerde in winst bij de volgende verkiezingen.

Dat coalitiepartijen dit niet altijd doen, vindt Van der Meer overigens wel logisch: “Hoe gedetailleerder je regeerakkoord, hoe lastiger het is om je hier los van te maken. Als je je aan veel afspraken committeert, kun je daar niet zomaar afstand van nemen.” Een regeerakkoord gestoeld op hoofdlijnen zou in dit geval kunnen helpen, maar het lastige hiervan is dat de ruimte die ontstaat voor onderlinge verschillen tussen coalitiepartners ook een averechts effect kan hebben. Het onderscheid wordt duidelijker, de onderhandelingen scherper en de houdbaarheid van de regering komt hiermee meer op het spel te staan. “Puur vanuit bestuurlijk perspectief is het daarom juist wel fijn als partijen alles achter de schermen hebben uitgevochten. Dan hoeven ze hun beleid vervolgens alleen nog door de Kamer heen te loodsen”, stelt Van der Meer.

Dat de ChristenUnie als junior coalitiepartij momenteel op winst staat, is dus een uitzondering te noemen. Dit is niet noodzakelijkerwijs te danken aan het feit dat het CDA en D66 de klappen opvangen en de partij daarmee uit de wind wordt gehouden; er zijn immers genoeg voorbeelden van kleine coalitiepartijen die inleverden bij de volgende verkiezingen. Van der Meer geeft aan dat het de ChristenUnie net als de VVD onder Bolkestein goed lukt om zich af te zetten tegen de regering op zaken die voor hen belangrijk zijn: “Ze laten nadrukkelijk zien wat de pijnpunten zijn, iets dat het CDA en D66 ook meer hadden kunnen doen. Natuurlijk krijg je dan wat meer schuring tussen de regering en de Tweede Kamer, maar als je staat voor je afspraken kom je daar heus wel weer uit.” Louwerse wijdt het succes van de ChristenUnie daarnaast aan het feit dat de partij van oudsher een trouwe en betrekkelijk eigen aanhang heeft: “Je moet je ook altijd afvragen wat de alternatieven voor kiezers zijn als ze niet tevreden zijn met hun partij. Die liggen bij het CDA en D66 meer voor dan hand dan bij de ChristenUnie.”

Dat de ChristenUnie als junior coalitiepartij momenteel op winst staat, is een uitzondering te noemen.

Vergelijken we de situatie omtrent corona met de financiële crisis van eerder deze eeuw, kan gesteld worden dat deze crises peilingtechnisch zowel gelijkenissen als verschillen vertonen. Aan het begin van de financiële crisis in 2008 was er tevens sprake van een rally ‘round the flag. Het verschil was echter dat deze ontstond rond junior coalitiepartij de PvdA, naar aanleiding van het kordate optreden van Wouter Bos in de onderhandelingen rond de staatsopkoop van de ABN Amro. Dat dit nu niet gebeurt met Hugo de Jonge, vinden beide politicologen niet meer dan logisch. Het feit dat Rutte nu veel meer de regie neemt dan Balkenende toen en dat we daarnaast niet moeten vergeten dat De Jonge natuurlijk pas halverwege de crisis – na aftreden van Bruno Bruins – in beeld kwam, maken dat die vlieger voor het CDA nu niet opgaat.

Voortbordurend op de parallel met de financiële crisis, concludeert Louwerse dat de verkiezingen destijds pas twee jaar na het begin ervan plaatsvonden. Bekend is dat het CDA toen flink verloor als grootste coalitiepartij, maar omdat nu lastig te bepalen is op welk punt we ons in de coronacrisis bevinden en het aannemelijk is dat we nog een aantal zware klappen te verduren zullen krijgen, is lastig te zeggen in hoeverre de weerslag ervan voelbaar gaat zijn voor de VVD. Overigens had het CDA in de jaren hiervoor al consequent aan populariteit ingeboet, dus is de situatie voor de VVD wat dat betreft nu ook anders. Van der Meer voegt hieraan toe dat in gevallen van crisis belangrijk is in welke mate de schuld wordt toegeschreven aan de zittende macht, iets wat vooralsnog niet het geval lijkt te zijn: “Als met terugwerkende kracht uit evaluaties blijkt dat er toch niet goed is opgetreden, kan dat zeker ook nog een rol gaan spelen. Daarnaast kunnen als gevolg van de coronacrisis andere crisissituaties ontstaan die wel kunnen worden toegeschreven aan overheidsbeleid. Denk hierbij aan de bezuinigingen op de zorg.”

Het is daarom ook te simpel om te denken dat de VVD per definitie goed zal gedijen als het hoofdthema van de verkiezingen straks ‘economie’ zal zijn. Samen met partijen als de PvdA en de SP zijn zij natuurlijk wel issue owner op dit onderwerp, waardoor zij de debatten ongetwijfeld met meer vertrouwen tegemoet zullen zien dan wanneer de nadruk op culturele thema’s zal liggen. Echter, daar waar ze tijdens de verkiezingen van 2010 nog vanuit de oppositie campagne konden voeren tégen het economische beleid van de overheid, zijn de kaarten na tien jaar regeren voor deze partij nu anders geschud. Het is voor hen wat dat betreft de komende negen maanden nog heel spannend hoe de huidige crisis zich voort zal ontwikkelen en hopen dat er tussentijds geen andere lijken uit de kast vallen.

Ondertussen lijkt de officieuze benoeming van Sigrid Kaag als lijsttrekker van D66 al meteen positieve invloed te hebben op de populariteit van die partij. Voor de sociaalliberalen was in de peilingen de afgelopen tijd weer iets van herstel zichtbaar, hetgeen voornamelijk aan haar kandidatuur wordt gewijd. Louwerse wil er echter voor waken om te veel waarde aan de invloed van lijsttrekkers op de populariteit van politieke partijen te hechten: “Natuurlijk zorgt het nu voor momentum en is het progressieve geluid dat een vrouwelijke kandidaat als Kaag vertolkt aantrekkelijk voor een bepaald gedeelte van het electoraat, maar op de lange termijn is het van veel meer zaken afhankelijk waarom mensen op een bepaalde partij stemmen.” Hij wijst er tevens op dat negen maanden in de politiek ontzettend lang is en dat de huidige invloed die Kaag op de peilingen heeft tegen de tijd van de verkiezingen zomaar weggeëbd kan zijn: “Het is natuurlijk ook nog de vraag hoe ze zich zal presenteren zodra het debatcircus losbarst. Daar hebben we vooralsnog geen idee van.”

Peilingen doen wat ze doen: ze geven grofweg weer wat de verhoudingen van voorkeuren van de bevolking zijn als er nu verkiezingen zouden zijn, maar die zijn er nu niet.

Tom van der Meer, hoogleraar politicologie (Universiteit van Amsterdam)

Van der Meer sluit zich bij Louwerse aan en vindt de vraag wie van de drie kandidaten de kar bij het CDA het beste kan gaan trekken daarom niet zo relevant. Er wordt vaak geroepen dat voor de partij op rechts weinig te halen valt, gezien de concurrentie van de VVD en in mindere mate ook die van de PVV en FVD. De keuze voor iemand als De Jonge zou electoraal gezien wat dat betreft misschien een slimmere zijn, maar Van der Meer ziet bij alle drie de kandidaten zowel voor- als nadelen: “Belangrijker is volgens mij dat het CDA eerst helderheid schept in de vraag wat voor partij het daadwerkelijk wil zijn en vervolgens kijkt welke leider daar het beste bij past, in plaats van andersom.” Het belang van de koers is wat hem betreft in ieder geval onderhevig aan de punten waarop het CDA zich inhoudelijk zal profileren: “Het onderwerp ‘normen en waarden’ is bij uitstek hetgeen waar zij zelf issue owner van zijn en het is daarom zaak dat zij dat weer aangrijpen om een onderscheidend geluid te kunnen laten horen.” Dit overkoepelende thema leent zich volgens Van der Meer erg goed om aan allerlei verschillende subonderwerpen te koppelen en hij refereert daarbij aan de eerste campagne van Balkenende die op deze zelfde manier zeer succesvol werd.

De bottom line bij beide heren is tenslotte dat we de voorspellende waarde van peilingen vooral niet moeten overschatten. Van der Meer: “Peilingen doen wat ze doen: ze geven grofweg weer wat de verhoudingen van voorkeuren van de bevolking zijn als er nu verkiezingen zouden zijn, maar die zijn er nu niet.” Het is wat dat betreft nog veel te vroeg om te stellen dat de VVD inderdaad weer de grootste gaat worden. Een kenmerk van een rally ‘round the flag is namelijk dat deze vaak slechts van korte duur is; de eerdergenoemde rally rond de PvdA en Wouter Bos hield bijvoorbeeld ook geen stand tot de daaropvolgende verkiezingen.

Zowel Louwerse als Van der Meer wijzen daarnaast op diverse voorbeelden in de politieke historie van Nederland die aantonen dat peilingen kort voor de verkiezingen een heel ander beeld kunnen geven dan de uiteindelijke uitslag. Denk daarbij aan de PVV, die tot een aantal maanden voor de verkiezingen van 2017 op ruim 10 zetels meer stond dan ze uiteindelijk haalden. Louwerse: “Peilingen hebben best enige voorspellende waarde met betrekking tot de volgende verkiezingen. De huidige stand is over het algemeen een betere voorspelling dan de huidige kamerverdeling, maar dergelijke voorbeelden tonen aan dat we nog weinig kunnen zeggen over de situatie in 2021.”

Ergo, het moge voor de vier regerende partijen evident zijn dat de strijd nog lang niet gestreden is. Bij de VVD en de ChristenUnie is het zaak om de koppen erbij te houden en niet achterover te gaan leunen na het zomerreces. Voor het CDA en D66 is er ondanks het lichte herstel in de peilingen hoe dan ook nog veel werk aan de winkel, zodat zij het vonnis ‘regeren is halveren’ als junior coalitiepartijen misschien voor eens en voor altijd van zich af kunnen schudden.

Word lid van HP/De Tijd