Spring naar de content

Schoenen maken de man

Als je lastige voeten hebt, voelt alle schoeisel aan als een bankschroef. De oplossing: peperduur haaienleren maatwerk van een temperamentvolle Florentijnse ambachtsman. ‘Zeshonderd euro voor Chinees plakwerk? Jij hebt geen idee wat kwaliteit is.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ad ten Bosch

Wie op een feest, of in een bar of restaurant op de schoenen van de mannen let, moet niet verbaasd zijn als hij geen leer op leren zolen meer ziet. Gympen zijn de mode geworden, in alle variëteiten. Zelfs onder een pak is het dragen van gympen niet bijzonder meer. Dat is overgewaaid uit New York, waar de banken beursjongens tijdens een lange staking van het openbaar vervoer op sneakers naar kantoor liepen, met hun nette schoenen in een zakje op de rug. En ook dat zakje op de rug is mode geworden.

Op een ochtend, veertig jaar geleden, hield mijn eerste en enige baas me staande. “Ik weet dat je niet veel verdient, maar dat hoeft je er niet van te weerhouden je schoenen te poetsen. Met goede, goedverzorgde schoenen kom je altijd goed over, ook als je oude kleren draagt. Vergeet dat nooit.” Dat ben ik nooit vergeten en in de loop der jaren kreeg ik vaak complimenten over mijn schoenen, meestal eenvoudige exemplaren van kalfsleer, maar altijd glanzend gepoetst. Bij de flashy schoenmaker Sergio Rossi in Florence trok een paar schoenen in de etalage onmiddellijk mijn aandacht. Op mijn vraag of die er ook in mijn maat waren, keek de modieus geklede verkoper meewarig naar mijn voeten en noemde de grootste maat waarin die werden geleverd, een maat die ik al op de kleuterschool was ontgroeid. Met enig dedain zei hij dat hij me niet kon helpen. Voor ik de winkel verliet, vroeg hij nog waar ik vandaan kwam. “Weet je,” zei hij vervolgens, “jullie Máxima heeft bij ons ook schoenen gekocht, in de uitverkoop en voor de helft van de prijs.” Het is nooit vanzelfsprekend geweest dat wat ik mooi vind ook in een passende maat voorhanden is. In Italiaanse modewinkels voel ik me vaak als een diabeticus in een chocolaterie. Dit besprak ik tijdens een toevallige ontmoeting met een shirtmaker. Hij vroeg of ik mijn jasje wilde uittrekken en de mouwen van mijn shirt naar beneden wilde rollen. Met een vinger liep hij langs mijn boord, hij trok aan de stof op mijn schouders en aan de knopen voor mijn buik, haalde vervolgens het hemd uit mijn broek. “Kom morgen maar naar mijn atelier,” zei hij en gaf me zijn kaartje. Sindsdien draag ik op de maten van mijn lichaam gesneden hemden die onder het lopen in mijn broek blijven zitten. Mijn lichaamsverhouding wijkt nogal af van wat in confectie als gemiddeld wordt beschouwd. “Maar ja, jullie daar in het noorden (hij doelde op Duitsers, Nederlanders en Scandinaviërs) geven niet om de juiste maten, met het grootste gemak gaan jullie in de slechtst zittende kleren bij ons over straat.” Ik vroeg me af waarom ik nooit schoenen had laten maken. Verkopers als die van Sergio Rossi stonden me tegen, aan alles laten ze me merken dat ik in hun winkel niets te zoeken heb. Textielbediendes in dergelijke winkels vertrouw ik niets toe, zo arrogant als ze je tegemoet treden terwijl zijzelf zich nauwelijks iets uit die winkel kunnen permitteren; gedurende een lang verblijf in Florence heb ik begrepen dat mooie winkelmeisjes met dure spullen aan hun lijf daar in de avonduren als escort fl ink voor moeten bijklussen. Voor de zoveelste keer raakte ik gefrustreerd over mijn voeten. Misschien kwam alleen orthopedisch schoenwerk nog in aanmerking. Een winkeltje dat ik me van een eerder bezoek herinnerde, trok ineens mijn aandacht; in de etalage, anderhalve meter breed, pronkte één schoen in een felle kleur paars. Een bescheiden koperen naamplaat naast de bel. Stefano Bemer. In de winkel stonden een kleine toonbank en een kastje met een zestal verschillende schoenen van klassieke snit. Voor ik het wist, had ik aangebeld en deed een jonge vrouw open. Ze droeg een leren schort en had de handen van een werkman. Ze vroeg of ik een afspraak met de schoenmaker had. Mijn veelvuldig verzoolde Van Bommels trokken haar aandacht. Ik zei dat ik zomaar had aangebeld, uit nieuwsgierigheid naar die ene schoen in de etalage. Ze wees op hun winkel met ready-to-wear in de buurt. Ik had aangebeld bij het atelier voor schoenen op maat. In haar ogen was iemand met mijn schoenen kennelijk niet in maatwerk geïnteresseerd. Ik volgde haar aanwijzing, mijn frustratie van vanochtend aangewakkerd door haar blik op mijn schoenen. Het was een bescheiden winkel in een achterafstraatje. Minutenlang schuifelde ik langs de kasten en tafels, ik had nooit zoveel schoonheid aan schoenen bij elkaar gezien. Door hebzucht raakte ik van slag, ik had ze allemaal willen hebben. Uiteindelijk pikte ik er een paar uit en vroeg naar maat 46, 47 met een brede leest, vooral belangrijk voor de linkerschoen. Daarin verschijnt na verloop van tijd de afdruk van mijn kleine teen, waar die schoen ook meestal kapot gaat. Ook sluit die minder goed dan de rechter. “Neem alleen de linker mee,” riep ik de verkoper na. Hij droeg oude schoenen, perfect onderhouden. Hij kwam terug met de grootste maat in huis, opende de schoen, greep een lepel en vroeg of ik wilde passen; ik kwam er niet eens met mijn tenen in. In rap Italiaans overlegde hij met de andere verkopers. Onderwijl bekeek ik een vreemde leersoort. Geen suède, het leek erop. Het voelde niet zacht, de structuur was stevig en de print week af van wat ik kende van bibliofi ele boeken, geen rund, geit, krokodil, struisvogel of slang. Het leek van een lief zacht diertje, dat je wilde aanraken, strelen, knuff elen misschien wel. De prijzen van de schoenen varieerden tussen de vier- en achthonderd euro en mijn frustratie was groot genoeg om dat ervoor neer te willen tellen. Een van de verkopers zette mijn oude schoen op zijn hand. “Misschien loopt u er lekker op,” zei hij. Mijn schoen was te kort voor de breedte en te smal voor de hoogte, er schortte van alles aan. “U moet er niet alleen met plezier op lopen maar er ook met plezier naar kijken. We hebben helaas geen schoenen die u passen. We adviseren u schoenen op maat.” Op mijn verzoek werd er naar het atelier gebeld. Ik kon na de lunch voor een afspraak met de schoenmaker terecht. De meesterschoenmaker nam zelf de maat. Hij was klein van stuk en keek me met heldere, vorsende ogen aan. “U bent geen danser,” zei hij, mij op mijn kousenvoeten bekijkend. Ik wist niet wat hij bedoelde, maar een opmerking over mijn voeten heb ik nooit als een compliment beschouwd. Hij schoof een vel papier onder een voet. Ik zag toen pas dat ik een gat in mijn sok had. En van een dag lang slenteren waren mijn voeten warm, niet dat ik iets rook, maar ieder geurtje in deze situatie was er een te veel. Stefano zat op zijn knieën en hing met zijn gezicht boven mijn voet. Met een timmermanspotlood trok hij de contour op papier en nam met een meetlint vanuit alle hoeken de maat. Hij zag er ook uit als een timmerman, als een vakman, hij had niks van zo’n gestileerd type uit een winkel in het centrum. Na drie kwartier had hij mijn voeten opgemeten, het papier kwam er enigszins gerimpeld onder vandaan. Ik nam me voor de volgende keer eerst in bad te gaan, dan nieuwe sokken aan te trekken en me vervolgens per taxi naar zijn werkplaats te begeven. “Uw linkervoet is tweeënhalve maat groter dan uw rechter en verder verschillen ze totaal van bouw. U heeft waarschijnlijk nooit schoenen kunnen kopen die goed zaten, laat staan lekker liepen. Het verschil van een maat komt vaker voor, maar tweeenhalf is bijzonder.” Deze opmerking raakte me. Eindelijk iemand die begreep dat schoenen ook martelwerktuigen konden zijn. Toen we over prijzen spraken begreep ik weer waarom ik nooit eerder schoenen had laten maken; ik had er wel de voeten maar nooit het geld voor. Er was een standaardprijs voor het maken van schoenen in kalfsleer (2600 euro), een meerprijs voor elke andere leersoort en een eenmalig bedrag voor het maken van de mal (500 euro). De prijzen liepen op tot zo’n 10.000 euro. Hoe graag ik ook schoenen wilde bestellen, dat geld had ik niet. Was afbetaling mogelijk? “Welke schoenen wilt u hebben, in welke vorm en kleur? En in welk leer?” Het waren klassieke modellen. “Ik zoek klanten die goede schoenen willen, maar niet te opvallend, niet lichtgroen of rood van kleur. Een kenner moet zien dat ze perfect zijn gemaakt.” Krokodil verwierp ik, nouveau riche. Hooguit geschikt voor een horlogebandje, maar al niet meer voor een riem. Laat staan voor een paar schoenen. “Krokodil heb ik eerlijk gezegd alleen nog voor mijn Russische klanten. Maar die zijn er dan ook gek op, vooral op felgekleurd. Naturel vind ik wel mooi, maar die lieden zijn niet geïnteresseerd in krokodillenleer zonder hoogglans.” Zijn voorkeur ging uit naar kalfsleer. De beschrijving van het onderhoud schrok me af. Om de tien dagen een poetsbeurt, die minstens anderhalve dag in beslag neemt: schoonmaken-drogen, waxen-drogen, insmeren en in laten trekken, daarna poetsen tot het leer glanst. Maar dan kon je er ook tot in lengte van dagen op voort. Hij toonde zijn schoenen, vijfentwintig jaar oud en helemaal gaaf, zelfs geen barstje in het leer. Ik wist meteen dat ik die moeite niet zou opbrengen en vroeg naar leer met het geringste onderhoud. “Haai. Het makkelijkst te verzorgen, en onverwoestbaar, dat verslijt u nooit, die schoenen neemt u mee in uw graf.” Het prijsverschil bracht me aan het twijfelen. Alles was sowieso extreem en daar kwam vanwege het haaienleer nog een schep bovenop. Maar ja, ik had de maat al laten nemen, Stefano had bijna een uur boven mijn voeten gehangen, dan trek je je niet meer zo gauw uit het proces terug. Was ik er maar niet aan begonnen, dacht ik. Het liefst verliet ik stilletjes het atelier. Ik had voor mijn gevoel echter geen keus en besloot toen één keer, maar dan ook maar één keer, me over te geven aan een paar schoenen dat me perfect paste, één keer de luxe van alle keus, één keer niet het idee hebben dat je je voeten in een klem of bankschroef gevangenzet. Ik koos voor donkerblauw haaienleer, uit China, van kleine haaien voor consumptie, een huid met een fijner patroon dan die van volwassen haaien. De vraag was of de huid van een Chinese haai groot genoeg zou zijn om er voor mij schoenen van te maken. “Bij het tekenen van de omvang van uw voeten heb ik meteen een dag extra voor het stikken ingecalculeerd; een hele afstand, die omtrek van u. Als u geen haast heeft vinden we wel een huid van het juiste formaat. We sturen u eerst een monster. Komt u over drie maanden terug, dan passen we de schoenen en corrigeren we de mal. Twee maanden later zijn de schoenen klaar. Bedenk wel dat ik u pas vanaf het tweede paar volmaakte schoenen kan leveren. Dan heb ik aan de eerste gezien hoe u loopt.” “Waarom maakt u de mallen nog met de hand? Computertechnologie stelt u toch in staat in één keer een mal te maken die honderd procent nauwkeurig is?” “Dat is waar, maar daar heb ik niet veel aan. Het gaat er niet om dat ik perfect passende schoenen maak. Was dat maar zo, dat zou mijn vak een stuk eenvoudiger maken. Het gaat erom dat een klant het gevoel heeft dat hij perfect passende schoenen draagt. Voor de een betekent dat schoenen van een maat te groot, voor de ander een halve maat te klein, of meer ruimte bij de wreef, of juist niet. Om daarachter te komen, meet ik graag zelf de voeten van de klant op. Ik wil hem zien en spreken. Het helpt me als ik weet voor wie ik schoenen maak.” Een half jaar later, en na een bezoekje halverwege om te passen, had ik de schoenen in huis. Het was een sensationele ervaring toen mijn voeten voor het eerst zonder weerstand in een paar nieuwe schoenen gleden; het leek op seks met een oude geliefde. Niet veel later ontving ik een overlijdenskaart: Stefano. 48 jaar oud. In media over de hele wereld verschenen berichten over hem. Bij het eerstvolgende bezoek aan Florence zocht ik de schoenmakers op die verweesd waren achtergebleven. De dame die me destijds had ontvangen vertelde dat mijn schoenen een van de laatste waren waaraan Stefano had gewerkt, de linker, dat wist ze zeker, want zij had de rechter gemaakt. Het goede bericht was dat de werkplaats werd voortgezet, in samenwerking met een oude Florentijnse familie van leerbewerkers, gevestigd in de buurt van de basiliek Santa Croce. Als ik even wachtte, kon ik de nieuwe man ontmoeten. Op de toonbank lag een staal van het leer dat me een jaar eerder in de ready-towear was opgevallen en ook nu weer tot de verbeelding sprak. Toen ik er met mijn vingertoppen overheen gleed, riep het meisje: “Olifantenleer. Van de huid achter het oor.” Tommaso heette de man die het atelier van Stefano in stand wilde houden. Hij wist niets van het maken van schoenen, bekende hij. Stefano had hem er ooit mee in aanraking gebracht. Op een dag had een klant van Tommaso, een Engelse lord, de huid meegenomen van een olifant die hij ergens in Afrika had mogen afschieten. Hij wilde daar tassen van hebben, voor hem en zijn jachtvrienden. En van wat over was wilde hij schoenen laten maken. In een rondje langs de meesterschoenmakers van Florence kwam Tommaso ook bij Stefano terecht. Tijdens dat gesprek liepen de gemoederen hoog op. Stefano werd boos toen Tommaso zijn schoenen te duur vond. “Jij hebt geen idee wat kwaliteit is. Je stelt je niet voor niets tevreden met die Santoni’s en daar heb je wel zeshonderd euro voor over. Na een paar jaar kun je ze weggooien. Zoveel geld voor Chinees plakwerk. Mijn schoenen zitten volmaakt en zijn zo sterk dat je ze eindeloos kunt verzolen, want de perfect geklede man loopt op goed onderhouden en bij voorkeur niet nieuwe schoenen. Nieuwe schoenen zijn als nieuwe kleren, goedkoop om te zien. Gebruikte en goed onderhouden schoenen zijn veel chiquer. Veel dure Italiaanse merkschoenen als Prada en Santoni worden rond Napels gemaakt, vaak door Chinezen, met Chinese materialen in Chinese werkplaatsen tegen Chinese tarieven, maar ‘Made in Italy’ omdat het op Italiaans grondgebied is. Trek maar eens een schoen uit, dan zal ik je tonen waarom die geen kwaliteit heeft.” Met een mes haalde hij de schoen uit elkaar. “Kijk, dit is geplakt terwijl het gestikt had moeten zijn, en ook dit. En dit is geen gehamerd leer maar vezels met lijm in een vorm gegoten, kwetsbaar als papier.” En zo ging het een tijdje door. Onthutst was Tommaso op één schoen in een taxi gesprongen. De andere kwam hem een paar dagen later vlekkeloos gerepareerd na. Stefano heeft de schoenen voor de Engelse klant van de leerschool bij de Santa Croce gemaakt. Toen de eigenaar vernam van het overlijden van Stefano, dacht hij aan hun ontmoeting. Toen nam hij zich voor de kennis en het vakmanschap van deze schoenmaker voor Florence te behouden. “Wat kost een paar schoenen in olifantenleer?” vroeg ik hem die beweerde geen verstand van schoenmaken te hebben. Hij haalde een assistent van de overleden schoenmaker erbij om de prijs vast te stellen. Niet doen, niet doen, mompelde ik, maar het was eruit voor ik er erg in had. Ik dacht aan wat Stefano had gezegd: “Het tweede paar zit pas echt goed.” Inmiddels is het schoenenatelier van Stefano gevestigd in een schitterend gerestaureerd oud pand op de zuidelijke oever van de Arno en krijg ik aan het einde van dit jaar nog een paar opgestuurd. Ik loop zelden nog op andere schoenen en heb er dan ook geen cent spijt van, integendeel, ik had er jaren eerder aan moeten beginnen.

Paywall

Wilt u dit artikel lezen? Word abonnee, vanaf slechts 5 euro per maand.

Lees onbeperkt premium artikelen met een digitaal abonnement.

Kies een lidmaatschap

Onderwerpen