Spring naar de content

Rem Koolhaas overschat?

Een interview met Rem Koolhaas was een van de eerste journalistieke opdrachten in mijn leven. Zijn boek Delirious New York, a retroactive manifesto was net uitgekomen, dus dat moet in 1978 zijn geweest. Koolhaas woonde nog in Londen, waar hij aan Architectural Association School had gestudeerd. In 1975 had hij samen met een andere aankomende architect, en met beider echtgenotes, OMA opgericht – Office for Metropolitan Architecture.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Max Pam

En zo reisde ik naar Londen. Zijn boek over New York vond ik prachtig, maar ik had er nog geen idee van dat hij zo beroemd zou worden. Mogelijk ben ik de eerste Nederlandse journalist geweest die bij hem op de stoep stond. Koolhaas bleek een sombere man in een donker appartement, dat weinig uitstraalde van de grootse plannen die de bewoner in zijn hoofd had. Je moet hem nageven dat hij zijn dromen heeft waargemaakt, nu hij in zijn privéjet de wereld rondreist. En dan te bedenken dat hij nog als freelancer is begonnen bij de Haagse Post. Ooit heeft hij voor ons blaadje Willem Frederik Hermans geïnterviewd.

Na dat interview verloor ik Koolhaas uit het oog. Althans zijn persoon, niet zijn gebouwen. Die doken op in een steeds toenemende frequentie. De eerste keer dat ik op een Koolhaas-creatie attent werd gemaakt, was toen iemand mij vertelde dat hij iets te maken had met de aangebouwde peperbus van De Nederlandsche Bank op het Frederiksplein in Amsterdam. Ik dacht er het mijne van.

Daarna kwam het Byzantium aan de kop van het Vondelpark. Pas jaren later kwam ik daar binnen bij een bezoek aan Hella Haasse. Zij bewoonde een flat in het Byzantium. Hella vertelde dat er aan het gebouw allerlei ongemakken kleefden. Zo zijn de plafonds te laag. Dat was zo gekomen, omdat er uit financiële overwegingen ineens een verdieping bij moest. Toen heeft de architect zonder al te veel protest zijn gebouw ‘ingedikt’. Ik dacht er het mijne van.

Steeds vaker kwam ik gebouwen van Koolhaas tegen, waarvan ik het mijne dacht. Toen het door Koolhaas ontworpen gebouw van de gehate Chinese staatstelevisie in brand stond en Chinezen beneden op straat stonden te applaudisseren, dacht ik er voor de zoveelste keer het mijne van.

En nu sla ik de Volkskrant op en lees een citaat van Koolhaas, overgenomen uit Der Spiegel: “Voor immigranten is het makkelijker door Dubai, Singapore of de Hafen City te lopen dan door de mooie middeleeuwse stadscentra. In een tijd van massale migratie moet het misschien ook tot een massale overeenkomstigheid van steden komen”.

Aldus Koolhaas.

Massale overeenkomstigheid. Toen ik in 1975 Koolhaas interviewde, heette dat laatdunkend: ‘eenvormigheid’. Daar was iedereen toen op tegen. Dus lees ik dat citaat in Der Spiegel nog eens over en denk er het mijne van.