Spring naar de content

Het Nederlandse tennis lijdt aan een Gerard Cox-complex

Nederlandse tennissers zijn anno 2013 niet te benijden. Goede prestaties worden genegeerd, terwijl elke misstap of terugval breed wordt uitgemeten. Collega Frank Heinen wist deze houding kernachtig te vatten in een analogie met het weerbericht.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tim Jansen

In tennisland Nederland is het eigenlijk altijd grauw en nat, bar en boos. Het probleem van het Nederlandse tennis is niet zozeer dat het enorm slecht is, maar dat we een onrealistische vergelijkingsbasis gebruiken. Het huidige (gebrek aan) tennissucces wordt immer vergeleken met de gouden generatie van Richard Krajicek, Jacco Eltingh, Jan Siemerink, Paul Haarhuis en Sjeng Schalken. Het regent niet zo hard,maar we blijven immer terugverlangen naar die ene zomer, die al begon in mei.

Je dacht dat er geen einde aan zou komen
Alle bovengenoemdespelers stonden ooit in de top twintig bij de singles, Krajicek won Wimbledon en Haarhuis/Eltingh pakten veel titels in het dubbelspel. Bij de vrouwen was de oogst iets magerder, maar bereikte Brenda Schultz McCarthy de top tien. We dachten waarschijnlijk dat er aan deze zomer geen einde zou komen, maar toch viel de herfst in.

Nadat deze generatie gestopt was behaalde eendagsvlieg Martin Verkerk de finale van Roland Garros (en vooruit hij won ook 2 ATP-toernooien) en behaalde Michaella Krajicek als 18-jarige de kwartfinale van Wimbledon. Daarna volgden zeer magere jaren. Of in Heinens terminologie: we hebben jarenlang te kampen gehad met moessons, sneeuwstormen en tornado’s.

Vóór de gouden generatie was het overigens niet veel soeps in het Nederlandse tennis. Vooruit, we hadden Tom Okker en Betty Stöve, maar verder is het behelpen met grootheden in de Nederlandse tennisgeschiedenis.

Opklaringen
Recentelijk zijn er weer enige opklaringen waar te nemen. Momenteel staan bij de mannen drie Nederlanders in de top 100. Robin Haase staat daar sinds 2007 met enige regelmaat en won tweemaal het ATP-toernooi van Kitzbühel. Thiemo de Bakker presteert wisselvallig, maar wist terug te keren bij de beste 100. Niet al te lang geleden wist ook Igor Sijsling deze magische barrière te slechten. Bij de vrouwen wist Kiki Bertens haar eerste ATP-toernooi te winnen en Arantxa Rus staat ondanks een reeks tegenslagen nog steeds in de top 100.

Natuurlijk is het winnen van een klein ATP-toernooi een andere prestatie dan het halen van een Grandslamfinale. De top 100 is een veelgebruikte, maar arbitraire grens. Toch biedt deze momentopname hoop. Wanneer we het Hollandse trio afzetten tegen andere landen doen we het zeker niet slecht. België heeft twee mannen bij de crème de la crème van het tennis. Onze Oosterburen zes en de Verenigde Staten zeven (waarvan vier tussen plek 90 en 100). Zweden, het land van Borg, Wilander en Edberg, telt precies nul spelers in de top 100.

Niet kniezen
Nederland doet het gezien de omvang van de bevolking en onze tennishistorie niet heel slecht. We hebben alleen de pech dat we niet 1 a 2 toppers hebben zoals Zwitserland (Federer en Wawrinka) of Servië (Djokovic en Tipsarevic). Maar laten we niet teveel kniezen om het ontbreken van een top 10-speler, of het gemis van een Grandslamfinalist. De tennistop is zeer smal en Nederland is een klein land. Het Nederlandse tennis moet bevrijd worden van het Gerard Coxcomplex. Zwelg niet langer in het verlangen naar die ene uitzonderlijke zomer, maar geniet van die ene warme lentedag.