Spring naar de content

Korfballen in een onwijs gekkenhuis

Zelf zegt ze dat ik niet zo moet zaniken, maar in mij woekert het vermoeden dat de omstandigheid dat de vriendin het hink-stap-springen al na wat halfslachtig inhinken opgaf om zich met dezelfde, door talentgebrek noch kennis van zaken geremde ambitie in de wereld van het korfbal te storten, verband houdt met haar zwak voor Camiel Eurlings.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Het hoe en waarom van dat zwak zal ik u (en mezelf) besparen, maar feit is dat zodra haar via-via ter ore kwam dat Camiel een groot liefhebber van de sport is, zij onmiddellijk twee paar kekke gymschoenen aanschafte en een halve meter boven haar CDA-verkiezingsposter uit 2007 een korf in de slaapkamermuur bevestigde.
Mijn grapjes over gemengd douchen werden dito ontvangen.
Ik moest dit serieus nemen, benadrukte ze. Korfbal is een vak.
Een vak waar je niet uit mag, dacht ik nog.
‘Sta je achter me?’ vroeg ze. ‘Achter iedere korfbalster staat een man. Of een vrouw.’
‘Geen speld tussen te krijgen,’ antwoordde ik.
Vanaf dat moment ging de vriendin als topkorfbalster door het leven. Met een beetje geluk, zei ze, haal ik het WK nog.

Dat lukte door allerlei omstandigheden net niet.
Volgens haar betroffen die omstandigheden mij. Ik geloofde niet genoeg in haar.
‘Ik geloof wel in je!’ riep ik. ‘Ik geloof in bijna niks, maar wel in jou!’
‘Ik geloof je niet,’ zei ze. ‘Je hebt me in twee weken tijd nog niet een keer verdedigd!’
Dat was waar. Haar trainingen bestonden vooralsnog louter uit het oefenen van strafworpen op de korf. Het enige wat ik deed, was haar een filmpje tonen van Suzanne Struik, de misschien-wel-beste korfbalster ooit.
‘Zij zit nog altijd in het Nederlands team,’ zei ik. ‘Goed kijken.’
‘Ah, ze gooit onderhands,’ merkte de vriendin op. ‘Vandaar.’
En daar ging het bonken van de bal tegen de slaapkamermuur weer voort.
Op een ochtend vroeg de vriendin terwijl ze de zweetband over haar voorhoofd trok: ‘Jij denkt toch niet echt dat ik dit voor Camiel doe? So over him. Ik doe dit voor mij, voor mezelf, en voor ons. Voor de topsporter in mij. In jou woont een zeverende zeurpiet, hem heb ik jaren alle ruimte gegeven. In mij woont een vinnige balvirtuoos, die consequent door jou is onderdrukt. Geef mij in godsnaam de kans om haar zich te laten ontplooien.’

Onwijs gekkenhuis
Gistermiddag onderbrak zij haar training voor de WK-finale waar ze, ten onrechte, niet bij was.
De finale – Nederland – België – vond plaats in Antwerpen, waar vijfduizend Belgen hun zondagmiddag offerden.
‘Goeie match,’ zei de vriendin.
‘Ze zijn nog aan het ingooien,’ zei ik.
Het werd een fysieke wedstrijd. Tenminste, dat herhaalde de commentator steeds. Scheen een typisch Belgische korfbaltruc te zijn, om fysiek te spelen.
We leerden nieuwe namen, de vriendin en ik. Celeste Split, Friso Boode, Richard Kunst.
Of, zoals mijn vriendin ze op de bank noemde: Celeste, Friso, Ries.
Nederland werd wereldkampioen. Niet voor het eerst. De voorsprong was zelfs zo gerieflijk dat bondscoach Wim Scholtmeijer zijn volledige team kon wisselen, om de reserves nog even te laten meespelen.
Na afloop meldde aanvoerder Tim Bakker – een kale reus – zich bij een NOS-microfoon. Ik onthield de woorden heksenketel, onwijs, kraker en onwijs.
Bij de prijsuitreiking liet Tim Bakker de wereldcup uit elkaar vallen. Ook die beelden bleven hangen.
‘Wat een sport,’ zuchtte de vriendin, op multi-interpretabele toon.
En ja hoor, daar was ie. Camiel Eurlings.
Gender equality wordt alleen maar belangrijker naar de toekomst toe, zei hij. We moesten toekijken hoe hij de Nederlandse bondscoach een ouwejongenskrentenbroodhandshake gaf en zei: ‘Wat een schitterende finale, wat een fantastisch team en wat een ongelofelijke reclame voor de korfbalsport wereldwijd. Wat een prachtig toernooi.’
‘Wat een vreemde man,’ zei ik.
‘Je hebt het wel over Camiel Eurlings,’ zei de vriendin. ‘Ex-topman bij KLM. Jij bent nog nooit ergens topman geweest.’
Eurlings ging nog even door: ‘Thomas Bach heeft recent heel intens met de korfbalsport kennisgemaakt. Wij zeggen bij het IOC: gender equality is key.’
De vriendin: ‘Wie is Thomas Bach?’
Ik: ‘Een hoge pief van het Olympisch comité. De echte vraag is: wat betekent “intens kennismaken met de korfbalsport”?’
‘Wat een man,’ zei de vriendin.

Tip: tape op de korf
Tot slot verscheen de winnende bondscoach Wim Scholtmeijer voor de camera.
‘Wimpie!’ riep de vriendin.
‘Gekkenhuis,’ zei Wim Scholtmeijer, ‘met een uitroepteken.’ Hij legde uit dat hij en zijn team hadden geschakeld, wetende dat dat niet echt hun basisding was en dat hij nu enorm stond te genieten.
Op de achtergrond speelde het lied ‘The Vengaboys are coming’.
‘Boeiende man, Wimpie. Visionair,’ zei de vriendin.
Ik zat ondertussen op Wimscholtmeijer.com. Het bovenste blogje, Je Gaat Het Pas Zien Als Je Het Snapt, begon zo:

Laat ik met de deur in huis vallen: we zijn niet goed bezig. Ik geloof dat het anders moet. Ik wil je uitdagen om anders naar korfbal te kijken. Kritisch zijn op alle zaken die jij altijd als waarheid hebt aangenomen. Het kan allemaal anders, maar alleen als je ervoor openstaat.

Wat volgde was een tamelijk ingewikkeld verhaal over mikken.
Het ging bij het mikken te veel om de vorm, en te weinig om de inhoud: de bal in de korf. Wim Scholtmeijer keek zelf ook pas twee jaar op deze manier naar de materie, hij schreef het er eerlijk bij.
Zijn Gouden Tip: tape op de korven.
Daar stond het, in grote, rode letters, op Wimscholtmeijer.com.
Het artikel had 31 reacties gekregen. Veel ervan waren enthousiast, al beweerden sommigen dat er in het verleden ook al vergelijkbare opmerkingen over het mikken in het korfbal waren gemaakt. Iemand schreef: ‘Impliciet is wat mij betreft ook key! De retentie onder druk is veel groter!’

In de belendende ruimte stond de vriendin intussen alweer te korven.
‘Zal ik je helpen?’ vroeg ik.
Ze schudde haar hoofd en gooide de bal in de richting van de korf. Mis.
‘Ik wil alleen maar wat tape op de korf plakken. Voor de retentie.’
‘Als je het maar laat.’
‘Wim Scholtmeijer doet het ook zo!’ riep ik en haalde een laddertje en een rol tape uit de voorraadkast. ‘Laat me nou even.’
Ik was nog maar nauwelijks begonnen met plakken toen de vriendin nog eens wierp. Raak. En hoe ik me ook probeerde vast te klampen aan het gedachtegoed van Wim Scholtmeijer, of aan de papieren 2007-grijns van Camiel Eurlings; vallen naar de grond toe bleek toch key. Gekkenhuis.