Spring naar de content

Volendam is een laboratorium van geïsoleerd Hollanderschap

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie
Aan het Markermeer ligt ’s lands bekendste familiedorp, waar de mensen veel talenten hebben – voor muziek maken, sport, ondernemen én voor zuipen. Maar arrogantie zul je er niet treffen. En iedereen kijkt naar elkaar om. “Volendam heeft een tribale cultuur: jij zorgt voor de stam, de stam zorgt voor jou.” Op de schrijver Frederik van Eeden maakten Volendam en de Volendammers ‘een diepen indruk’. “Het is verbazend zooals dat plaatsje mij boeit, met het Hollandsche oerras, dat er nog in krachtigen bloei verkeert,” no- teerde hij in 1915 in zijn dagboek. “Marken is te arm en te klein, de menschen zijn er ook niet zoo geestig en zoo karaktervol. Maar Volendam is nog sterk en vol eigenwaarde.”

Bloei

Ruim honderd jaar later verkeert Volendam nog steeds in krachtigen bloei, en zijn de bewoners onverminderd sterk en vol eigenwaarde. Ze werken, sporten, maken muziek. Het dorp klopt, zaagt, leeft, is gezond. De was klappert er frisgewassen in de wind, aan waslijnen in de vorm van scheepsmasten. De voortuintjes zijn strak betegeld. Bij mooi weer zitten de eigenaren er voor hun huisje als op een podium, vol in beeld, als Volendamse artiesten. Als je Volendam probeert te karakteriseren, leest het resultaat als het ideaal van een rechtse politieke partij. Hard werken, gemeenschapszin en – een elders verloren – Hollandse gezelligheid zijn er de norm. Volendammers haten uitkeringen, hebben weinig op met regels en de overheid. Er is amper criminaliteit; wie van het pad dreigt te raken wordt bijgestuurd. Een Volendammer doet zijn best. Als het werk is gedaan, vieren ze met elkaar uitbundig hun rijkdom, waarbij niet op een pilsje of een tientje wordt gekeken.

Geldingsdrang

Het is de wonderlijke combinatie van geldingsdrang en gewoon doen, openheid en geslotenheid die schrijvers en journalisten sinds Van Eeden blijft intrigeren, het reservaatachtige karakter van het dorp. Volendam – 22.000 inwoners – heeft een betaald voetbalclub en enkele van ’s lands populairste feestzangers. Het heeft een eredivisie-handbalclub en een van Nederlands grootste tennisverenigingen. Het gekke is dat ze al dat streven en presteren niet zozeer voor de buitenwacht doen, maar vooral voor elkaar. Een Volendammer wil erbij horen, niet afwijken van of onderdoen voor de andere Volendammers. Opvallen doe je met een blinkende auto, niet met je uiterlijk, je gedrag of je subcultuur. Het mooiste dat je kan zijn is een Volendammer, en dat ben je al (of niet). Mensen van buiten mogen een huis kopen in het dorp, maar zij en hun kinderen blijven relatieve buitenstaanders. “Je wordt nooit een echte,” zegt Peter Louter, kritisch Volendammer. Je blijft een ‘jas’. De Volendammer vissers droegen nooit jassen, vandaar. Louter zelf is ook import. Hij woont met zijn vrouw Jelly aan de rand van Volendam, met uitzicht op de weilanden en de doorgaande weg tussen Edam en Monnickendam, in een rijtjeshuis. Het valt op dat Volendam buiten een klein stukje rond de haven grotendeels uit rijtjeshuizen bestaat. Louter, een gewezen welzijnswerker van 75, verhuisde hierheen vanuit Monnickendam, waar hij ‘doodging’ van verveling. In Volendam ‘trekt hij zijn mond open’ en functioneert zodoende als een ‘ventiel’ voor het dorp. Soms moet er een beetje lucht uit. In Volendam is iedereen familie van elkaar, iedereen kent elkaar en praat over elkaar. Iedereen weet alles van elkaar, ziet alles van elkaar, wil hebben wat de buurman ook heeft. Vriendschappen en families gaan er een leven lang mee, generatiebreuken zijn er niet of nauwelijks. De jeugd wil zijn zoals zijn ouders: volbloed Volendammer. Ze willen een huisje op Volendam en met een andere Volendammer trouwen. De Volendammers heten Veerman, Schilder, Tol, Kwakman, Zwarthoed, Steur, Koning, Sier, Smit, De Boer, Jonk, Molenaar, Bond, Tuijp, Plat, Schokker en Buijs, zo is te zien op de site Genealogie Online. Volgens genealogen is het dorp opgebouwd uit zes of zeven oerfamilies. Een klinisch geneticus herleidde de Volendammers zelfs tot slechts drie stamgeslachten. Omdat de Kwakmannen, Jonkjes en Platjes het nog steeds voornamelijk met elkaar houden, is het dorp te beschouwen als een laboratorium van geïsoleerd Hollanderschap: wat Nederland geworden was als invloeden van buitenaf beperkt waren gebleven tot het toerisme. Volendam heeft een tribale cultuur, zegt Louter: jij zorgt voor de stam, de stam zorgt voor jou. Dat heeft fijne, gezonde kanten. Hier gaan ze op zondag nog op de ko e bij hun moeder, en daarna bij hun schoonmoeder. Iedere Volendammer heeft een enorm netwerk om op terug te vallen. Mensen kijken naar elkaar om. Hiermee verband houdt een, eveneens enorm, vrijwillig conformisme: je wilt iemand zijn die het waard is om naar om te kijken. Dat de Volendammers overal goed in zijn, komt volgens Louter – let op, zegt hij, dit is een theorie – door de stapeling van genen. Door binnen de eigen stam te trouwen, heeft het in het Volendamse DNA opgeslagen talent zich tot prijswinnende proporties vermenigvuldigd. Als opa mooi kon zingen, en de opa van je vrouw ook, neemt de kans toe dat er een nieuwe Jantje Smit tussen je kinderen zit. De keerzijde van de genenstapeling zijn de vijf ‘Volendammer’ ziektes die in het dorp veel vaker voorkomen dan in de rest van het land. De patiëntjes komen met ernstige afwijkingen ter wereld en overlijden meestal voor de kleuterleeftijd. Om Volendammer koppels te informeren over de risico’s, houden het AMC en het VUMC samen met de verloskundigenpraktijk Waterland-Oost in Volendam een speciaal kinderwensspreekuur. In de handvol Volendamse oerfamilies moeten enkele afwijkingen in de genen hebben gezeten, zegt verloskundige Margriet Veerman over de telefoon. Die hebben zich door steeds in eigen kring te trouwen zodanig over het dorp verspreid dat ieder Volendams paar zich zorgen over het nageslacht moet maken. Als een van de vijf ziektes in de familie voorkomt, heeft een Volendammer een kans van een op drie om drager ervan te zijn; als ze niet in de familie voorkomen een kans van een op vier. Koppels met een kinderwens mogen zich op het spreekuur melden – het is niet verplicht. Er wordt een stamboom gemaakt, bloedonderzoek gedaan. Blijkt een van beide partners drager, wordt het kindje niet ziek, maar kan het dragerschap wel worden doorgegeven. Als beide ouders drager zijn van dezelfde Volendammer ziekte, is de kans 25 procent dat ze een ziek kindje krijgen. In dat geval gaan ze met een groot dilemma naar huis. Toevallig heet Margriets vriend ook Veerman. Als je een paar honderd jaar teruggaat, zullen ze uit één familie komen, zegt ze. Zo gaat het in Volendam. “Als de families van het dorp bij aanvang verspreid waren van Alkmaar tot Maastricht, zaten die foutjes in heel Nederland. Nu zitten al die foutjes in Volendam.” Wie wat van Volendam wil weten, komt vroeger of later terecht bij Wim (W.I.M.) Keizer. Die is directeur van het Volendam Museum en een – niet onomstreden – spil in het Volendamse leven. Op een dinsdagmiddag rond lunchtijd zit hij met een paar andere maatschappelijk actieven aan een tafel bij de receptie. Hij heeft vanochtend een groep ouderen uit een Volendams verzorgingshuis rondgeleid. Ze vonden het skitterend, zegt hij.

Nieuwjaarsnacht

Journalisten die naar Volendam komen om het dorp voor gek te zetten, Keizer moet ervan spèègen. Dat doet hij het liefst in het sappige Volendamse dialect, waarvan Keizer een warm pleitbezorger is. De directeur – in de tachtig, blakend van zon en Zuiderzee – praat altijd door, het is niet goed te sturen waarover. Vaak komt hij uit bij de brand in café De Hemel in de nieuwjaarsnacht van 2000 naar 2001, waarbij veertien Volendamse jongeren omkwamen en minstens tweehonderd anderen voor het leven werden getekend.

Enclave Volendam

Een van de grootste affronts van de afgelopen jaren is het boek Enclave Volendam (2013) van de journalist Boudewijn Smid, aldus Keizer. In het boek legt Smid de vinger op een paar zere plekken: de eenkennigheid in het dorp, de fobie voor wat van buiten komt (en geen toerist is), de groepsdruk, het drugsgebruik. Toen Geert Mak in NRC Handelsblad een recensie schreef met de kop ‘Volendam is een leugen’ was helemaal de boot aan. Er dreigde een rechtszaak tussen Smid en in hun wiek geschoten dorpelingen, aangevoerd door Keizer. Smid had de verkeerde bronnen, zegt Keizer. Zoals iemand van GroenLinks en een ander die ‘werkschuw op de dijk zat’. In het tv-programma Tijd voor MAX is het boek nota bene aangeboden aan Jan Smit en Jan Keizer van BZN. Terwijl BZN er dus niet goed vanaf komt in het boek. Keizer vertelt over het garnalenpellen in Volendam, de garnpel, zoals hij het noemt. Rond 1900 pelde ieder gezin in Volendam garn. In een museumvitrine zit een gezin van wassen poppen in vissersdracht rond een tafel met een grote berg garn. De garnalen heeft Keizer bij Klaas Puul gehaald (“Ik mot een grote emmer hebben, voor erge groters”), hij heeft ze laten vriesdrogen in Lelystad, laten uitgeuren in zijn volkstuin en besprenkeld met een spulletje, waardoor ze nu lebensecht lijken. Kijk toch hoe zo’n gezin pelde. Je kon praten en zingen met elkaar. Het was gezàllig! Voor de Tweede Kamerverkiezingen van maart heeft hij hier 29 tv-ploegen gehad. Ze wilden allemaal over Geert Wilders praten, omdat de Volendammers vaak op hem zouden stemmen. Terwijl Volendam een voorbeeld is voor de hiéle wereld van hoe je de mensen die het arm hebben behandelen mot. Kijk naar hoe ze de garnpel naar Marokko hebben gebracht, of naar de missie van pater Zwarthoed in Congo, die daar de normen en waarden van de westerse wereld verspreidt. Ja, Volendam. Er is zóveel te vertellen. Om wie kan ik niet heen, vraag ik. Met wie moet ik per se praten? “Met mij,” zegt Keizer. Hij vertelt over 1956, de Hongaarse Opstand, hoe de toch al grote Volendamse gezinnen met liefde nog een Hongaartje in huis namen. De schoonmoeder van Wim Jonk is een Hongaartje! Hij vertelt over Hotel Spaander, waar rond 1900 kunstschilders van over de hulle wereld logeerden om Follendam te komen schilderen. Kent Keizer nog iemand die daar goed over kan vertellen? “Ja, ik.” In het Kras Stadion van FC Volendam is op dinsdagmiddag een extra training voor de eerste selectie. Tussen de lege oranje tribunes klinkt het geluid van droge loeiers op de goal. De reclameborden zijn van Siem Steur Staalconstructies, Zwarthoed Schilders, Smit Elektra, Veerman Kozijnen. De spelers trekken sprintjes, leggen aan, werken af. Kort voor het einde van de competitie staat Volendam vierde in de Jupiler League. De huisjes aan het Zuideinde hebben allemaal nieuwe bakstenen. Deuren en kozijnen zitten perfect in de lak. De naamplaatjes vermelden Koning, Kwakman, Schilder. Langs de palingrokerij van Smit-Bokkum de dijk op, het toeristen- en uitgaanscentrum aan de haven. Het is heel mooi weer, de terrassen zitten vol. Er lopen allemaal toeristen over de dijk, Duitsers, Fransen, Amerikanen en Chinezen. Onder waar Café De Hemel was, op de begane grond, zitten nu een fotostudio en de attractie Experience Volendam.

Muziek

Verderop, aan het Noordeinde, rookt Jaap Buijs een sjekkie op het tegelplateau voor zijn huis. Buijs is de broer van Jaap Buijs zaliger, de in 2015 overleden muziekman, producer en manager (van onder meer Jan Smit), een belangrijke verspreider van de palingsound. (In Volendam komt het voor dat broers en zussen dezelfde voornaam hebben.) Zelf houdt de nog levende Jaap meer van de Stones, Bob Dylan en Van Morrison. We kijken naar het Markermeer, dat aan de overkant van de weg tegen de dijk aan klotst. Het is fijn zitten hier. Op het tegelplateau van het huis naast Buijs zit de buurvrouw, Caroline Mol. Mol is een mooie Volendamse vrouw. Ze is de vriendin van Jan Dulles, een van in totaal drie J’s, een bekend Volendams zangtrio. Hij is in de studio van Jan Smit, hierachter, een plaat aan het opnemen. Wacht, daar komt hij net aanrijden, in een BMW fourwheeldrive. Als Dulles het trapje naar het plateau opge- klommen is, stel ik hem een heel lange vraag, waarbij iedereen, inclusief ikzelf, halverwege de draad kwijtraakt. Het geeft niet, we zitten lekker in de zon. Zo meteen gaat Dulles met zijn Caroline een eindje fietsen. Hij heeft vorige week een nieuwe fiets gekocht. Waarom staan de Volendammers graag op een podium? Waarom gaat niemand ooit weg? Waarom dat gehang aan elkaar? Dulles staat op zijn plateau, de handen op de reling. “We kennen elkaar allemaal,” zegt hij. “We hebben een eigen dialect, een eigen humor. We kunnen het beste met elkaar. We hebben hier alles. Andere dorpen hebben vergrijzing. Dat heb je hier niet. Iedereen gaat zaterdagavond op de dijk naar de kroeg.” Half-ironisch, met een blik op Caroline: “En hier wonen verreweg de mooiste mensen van het land.” Het valt op dat Dulles’ dijkhuis niet heel groot is voor een beroemde popartiest. Anders dan collega’s als Gordon en Borsato heeft hij zijn geld niet in een Dynasty-achtig landhuis in de bossen gestoken, niet in ruimte en privacy. De huizen van de Volendammers zijn, ondanks hun rijkdom, allemaal niet zo groot. Ze wonen in Volen- dam, het dorp is hun thuis. Ze wonen al in het paradijs. Aan de waterkant speelt een groepje schooljongens op een gammele steiger. Rumoer, leven, Volendamse bravoure. Kinderen zwermen al op jonge leeftijd het dorp door, in de gaten gehouden door 22.000 paar ogen. Een van de jongens kleedt zich tot zijn boxer uit en springt in het Markermeer. Gejoel, plezier. De jongens klinken allemaal als Jan Smit. Als ze gewoon praten, zingen ze ook al een beetje. Via een trappetje vanaf het Noordeinde kom je bij de Sint-Vincentiuskerk en het kerkhof. Hier liggen de overleden Volendammers. In Volendam is iedereen katholiek; iedereen wil hier worden begraven. Er is te weinig ruimte, er liggen veel overledenen boven op elkaar, en de graven worden al na vijftien jaar geruimd. De grafstenen, de meeste voorzien van fotoportretten, zijn allemaal even groot. Geen Volendammer is groter dan zijn dorpsgenoten, ook niet na de dood. In een eigen hoekje van de begraafplaats liggen de bij de cafébrand omgekomen jongens en meisjes. Het is indrukwekkend om te zien: vijftien, zestien, zeventien jaar eerder geboren, overleden op 01-01-01 of kort erna. Een tekst op een gedenksteen herinnert aan het fatale moment dat de ouders hun kinderen en de vreugde in het leven verloren. Er is moed voor nodig om het in Volendam een beetje anders te doen dan de rest. Maar niet elke Volendammer zingt hetzelfde lied. Niet elke Volendammer muzikant klinkt als Jan Smit of Nick en Simon, zegt Bianca Vos, programmeur bij Pop- en Cultuurhuis PX in het centrum van het dorp. Haar vriend, Frank Bond, is zanger en gitarist van de band AlascA. Hun muziek heeft iets weg van die van Calexico, waarin niet de Zuiderzee, maar de prairie op de grens met Mexico doorklinkt. Voor bands is het moeilijk om te zeggen dat ze uit Volendam komen, zegt Bianca. Decennia Op volle toeren en TROS-Muziekfeesten op het Plein hebben de toon gezet voor de Volendamse muziek. Programmeurs hebben hierover een vooroordeel; bij ‘serieuze muziekliefhebbers’ is Volendam taboe. Maar er is een levendige alternatieve scene, in de zin van alternatief voor de palingsound. Nee, Bianca had er geen moeite mee om hier op te groeien. Ze weet ook niet anders, ze kan het niet vergelijken met opgroeien in Amsterdam of Roermond. In Volendam willen jongeren veelal hetzelfde. Er zijn nauwelijks subculturen. Die waren er ook niet in de jaren tachtig of negentig. Er is één dwingende cultuur. Maar als je sterk in je schoenen staat, kun je daarin je eigen pad volgen. De kinderen van Bianca zitten op handbal. Ze trainen drie keer in de week, buiten de wedstrijd. Verder gaan ze naar drum- en basles. In Volendam zijn ongeveer vijftig bands. De kinderen gaan naar een katholieke basisschool, en daarna naar het katholieke Don Bosco College. Er zijn negen katholieke basisscholen en één katholieke school voor speciaal basisonderwijs. Andere smaken zijn er niet. Volgens sommigen ligt daar de oorsprong van alle gepresteer: een katholiek eiland in een protestantse zee. Dat ze moesten overleven. Als Volendammers iets doen, doen ze het goed, zegt ze. Veel van de bij PX aangeboden bands vallen af, want de Volendammers zelf doen het beter. “Zeventig procent van wat hier op het podium staat, komt uit Volendam zelf. Het zit altijd vol. Een band als My Baby, van buiten Volendam, is populair in heel Nederland, maar hier kwamen er met moeite honderdvijftig man.” We bekijken de concertzaal van PX. Een prachtige, grote zaal. Bij een optreden zetten ze er statafels neer. Het publiek houdt ervan om met een biertje in de hand, bij een statafel, het concert te bekijken. Dat is apart, ja. “Voor een programmeur is het een crime. Maar dat willen ze hier. Het liefst hebben ze er ook nog een kruk bij om op te zitten.”

Cultuur

Het is donderdag, rond het middaguur, en nog steeds mooi weer. In de wachtkamer van dokter Salah Ridha, huisarts, hoor je de assistente de telefoon opnemen. “Met de assistente van dokter Ridha.” Het klinkt als muziek. Vanuit zijn spreekkamer kijkt dokter Ridha tussen de vitrages door uit op het slootjeslandschap van het Waterland, een molen, een uitvalsweg. Een erg Hollands tafereel. In 1998 kwamen Ridha en zijn gezin hier terecht. Ze waren gevlucht uit Irak en verbleven in een azc in Frederiksoord, Drenthe, toen er in Volendam een huis beschikbaar kwam, in de Marsstraat, achter het voetbalstadion. De Volendammers waren heel vriendelijk. Ze zijn enorm geholpen bij het verwerven van een verblijfsvergunning. Met Sinterklaas kregen de kinderen van alle kanten cadeautjes. Vanaf de kleuterleeftijd gingen ze hier naar school. Ridha en zijn vrouw hebben twee dochters en twee zonen. Zijn jongste dochter praat plat Volendams. Ze spreken Arabisch met een Volendamse melodie. Zijn oudste dochter is net afgestudeerd als ergotherapeut aan de Hogeschool van Amsterdam. Vanmiddag is de diploma-uitreiking. “Voor mij is Nederland Volendam,” zegt Ridha. Iedereen kent hier iedereen. “Het lijkt een beetje op de oosterse cultuur.” Nu wonen ze in Edam, maar ze willen graag weer terug naar Volendam. Volendammers zijn makkelijk, gezellig. In Edam ga je moeilijker zomaar bij mensen langs. Die hebben een andere cultuur, legt dokter Ridha uit. Edammers zijn ook aardig, maar anders. Buiten is het warm geworden. In winkelcentrum De Stient is het rustig. Af en toe rijdt er een klusbusje voorbij met een Vo- lendamse naam erop, over de straten Steile Bank en Gouwzee. De Volendammers hebben veel te verbouwen en te schilderen. Nieuw is mooi, oud is vies. Edam, veel kleiner dan Volendam, heeft 176 rijksmonumenten. Volendam drie. In wijkcentrum De Ark zitten Tiny Tol en Hedy van Leeuwen, twee Moedige Moe- ders. Ze drinken ko e uit mokken waar ‘F*ck Drugs!’ op staat. Vroeger gebruikten hun kinderen veel pillen en cocaïne. Nu gaat het beter. Tol en Van Leeuwen naderen de leeftijd van grootmoeders. Maar de strijd tegen drugs is nog niet gestreden. Het drugsgebruik gebeurt onder je neus. Je zit er zó bovenop in Volendam. Maar je wist niet wat het was, destijds, toen hun kinderen veel drugs gebruikten. Ze zijn niet dronken of zo, je merkt het niet. Kinderen beginnen in Volendam al op twaalf-, dertienjarige leeftijd met drinken. Hedy van Leeuwen komt uit Duitsland; zij is ook zo opgevoed. Maar harddrugs horen nergens bij de opvoeding. Je moet er op tijd bij zijn. Tiny en Hedy geven voorlichting in groep acht van de basisschool. Deskundigen vinden dat te vroeg, maar in Volendam doen ze het op hun eigen manier. Tot op de dag van vandaag heeft het CDA, dominant in de gemeentepolitiek, de komst van een coffeeshop naar Volendam tegengehouden, zoals het dorp veel kwalijks buiten de poort houdt. Maar harddrugs horen daar helaas niet bij. Het schijnt dat je met cocaïne het drinken langer kunt volhouden. En in Volendam drinken ze alsof er geen morgen is. Het best bewaarde, meest pittoreske stukje Volendam is Het Doolhof, net achter de dijk gelegen, ter hoogte van Hotel Spaander. De huisjes zijn er spic en span, herbouwd, verbouwd, geschilderd, maar het patroon van kronkelstraatjes en -steegjes is authentiek. Hier woont Joop Gijzen, 69, oorspronkelijk uit Weesp, in een gezellig huisje gevuld met leuke mannendingen, een jukebox, platen en boeken, strips. Als hij de voordeur open laat staan, lopen de toeristen bij hem binnen om alles te fotograferen. Veertien jaar geleden ging zijn vrouw ervandoor met zijn beste vriend. Joop woonde in Purmerend. In Volendam vond hij een nieuw leven. Hij heeft zich met al zijn energie en hartelijkheid op het vrijwilligersleven gestort. Hij is vrijwilliger bij PX, schrijft voor de NIVO, de lokale krant, voor veel Volendammers de belangrijkste nieuwsbron. Hij leende zijn huisje maandenlang uit aan Boudewijn Smid, de schrijver van Enclave Volendam. Joop was toch vaak bij zijn vriendin in Krommenie. Op een vel papier heeft hij dingen geschreven die hem zijn opgevallen aan Volendam. Over hoe ze hier erbij willen horen. Hij zat erbij toen een ouderpaar op een telefoontje zat te wachten: of hun dochter bij een bepaald vriendinnengroepje mocht. Hoe blij ze waren toen dat mocht. Over hoe hij op een keer zijn stoepje stond te schrobben, toen er een oudere Volendammer voorbijkwam. “Dat zal es tijd worden,” zei die. Meende hij dat nou? Er is veel positiefs. Zo is er in de cafés nooit ruzie. Terwijl: hoe ze drinken, niet normaal. Ze sparen een jaar voor de kermis, in het eerste weekend van september. In Lennon’s, zijn stamcafé, laat Joop een kastje zien met afgesloten genummerde vakjes, waar je bij ieder bezoek tien of twintig euro in doet. Aan de vooravond van de kermis heb je dan 800 euro of zo. “Dan zijn ze zenuwachtig dat ze naar de kermis gaan. Volwassen mannen hè?” Voor de verkiezingen van maart stond in de Volkskrant een cartoon, waarop de leden van een Volendams gezin, in klederdracht, allemaal het gezicht van Hitler hadden. Dat omdat veel Volendammers op de PVV stemmen. De tekening raakte Volendam in zijn ziel. Alsof zij extreem zijn. Ze zijn juist normaal. Normaler dan ergens anders, kun je zeggen. Tot in het extreme normaal. Thuis, ver van Volendam, bel ik met Jaap Schilder. Omdat er veel Jaap Schilders in Volendam zijn, laat hij zich Jaap Dibbes noemen. Dibbes is psycholoog; hij is bijna dertig jaar directeur geweest van de Stichting Club en Buurthuiswerk Edam-Volendam. In 1977 studeerde hij af op een vergelijkend cultuurpsychologisch onderzoek naar Edammers en Volendammers. Uit het gesprek komt een beeld naar voren van Volendam als een sociale broeikas waar de gewassen groter groeien en mooier glimmen dan erbuiten. Een eiland waar de ontwikkelingen een eigen pad volgen. Dibbes vertelt van de economische crisis. Overal lag de bouw stil, maar in Volendam bouwden ze gewoon door; er kwamen 1100 woningen bij. In Volendam sparen jongeren vanaf achttien voor een eigen woning. Je geeft het geld pas uit als je het hebt. In Volendam waren geen faillissementen. In Volendam was er geen crisis. Je kunt zoeken naar wat er bijzonder is aan Volendam. Je kunt het ook omdraaien, zegt Dibbes. “Niet Volendam is bijzonder, maar de wereld buiten Volendam.” 

Onderwerpen