Spring naar de content

W.F. Hermans, maître de conscience

Veertien jaar geleden zaten we met z'n vijven bier te drinken op de Grote Markt van Groningen, de critici B. en S., de schrijver P., de archivaris T. en ik.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jaap Goedegebuure

Jongens waren we, aardige jongens, en omdat we geen van allen ooit zo lang in elkaars gezelschap hadden verkeerd, nog ver onder de veertig waren en bovendien ver van huis, was de conversatie ongemeen levendig. Het virus van de scepsis had ons nog niet aangetast en dus geloofden we in de zin van een pittige discussie op een zonovergoten caféterras. We hoorden elkaar uit over van alles en nog wat en werden daar heel opgewekt van. 

Toen de laatste gêne en onwennigheid waren weggespoeld, stelde B. een gezelschapsspel voor. Het idee zal hem, de enige ex-katholiek onder ons, wel zijn ingegeven door het gemis van een biechtvader. "Wie zou je noemen wanneer je iemand mocht aanwijzen als je intellectueel kompas?" Binnen tien minuten waren we het eens over een top vijf. Kousbroek en Hofland zaten erbij, en ook Blokker, godbetert. De suprematie van het columnisme leek daarmee afdoende bewezen, ware het niet dat W.F. Hermans even hoog boven de rest uitrees als de Martinitoren boven de Groningse huizen. Weliswaar had hij zich in de jaren daarvoor uitgeput in de flauwiteiten van de Age Bijkaart-columns, maar we waren het erover eens dat daar zijn belang juist niet in zat. Nee, het ging ons om de essayist Hermans, de man van Het sadistische universum en Van Wittgenstein tot Weinreb, de analyticus met het fileermes die zich in de betogende gedeelten van zijn romans over de hoofden van de personages rechtstreeks tot de lezer richtte. 

Paywall

Wilt u dit artikel lezen? Word abonnee, vanaf slechts 5 euro per maand.

Lees onbeperkt premium artikelen met een digitaal abonnement.

Kies een lidmaatschap