Spring naar de content

Arts zonder grenzen

Afgelopen maandagnacht werd bekend dat wethouder Rob Oudkerk moest aftreden vanwege de onthullingen over zijn hoerenbezoek. Maar hoe groot was zijn krediet in de gemeenteraad eigenlijk vóór dit schandaal? 'Ik heb nog geen enkel resultaat van hem gezien.'

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Alies Pegtel, Alain van der Horst

Robert Herman Oudkerk (Amsterdam, 20 maart 1955) was net wethouder te Amsterdam, in het voorjaar van 2002, en de maandagochtendbesprekingen met zijn hoge ambtenaren - in jargon 'de wethoudersstaf' - had hij afgeschaft onder het motto: al dat ambtenarengelul, onzin. Wel ontving hij journalisten, en af en toe sprak hij een baas van een gemeentelijke dienst. Het was tijdens een van deze ontmoetingen dat Oudkerk zijn gesprekspartner buitengewoon verraste. "Pfff," zuchtte de wethouder ineens midden in het gesprek. "Al dat gedoe over nieuw beleid. Ik ben er toch niet meer als het wordt doorgevoerd." O, reageerde de man. "Neuh," zei Oudkerk, "dan zit ik allang weer in Den Haag. Je denkt toch niet dat ik wethouder wil blijven? Binnenkort komt er een kabinet met de LPF, maar die coalitie zal binnen paar maanden springen. Dan krijgen we verkiezingen, en dan zal de PvdA een beroep op mij doen." Oudkerk liet een stilte vallen. "Ze hebben me nodig. Kijk naar Fortuyn - in de politiek heb je alleen nog succes als populist. En ik ben een raspopulist. Als PvdA-leider zal ik de verkiezingen winnen, en tja, dan kan het zomaar 's dat ik de baas word van dit land."

De gast die de wethouder pas voor de tweede keer ontmoette, was sprakeloos. Maar achteraf gezien noemt hij deze bijeenkomst bijzonder kenmerkend. "Rob Oudkerk," zegt de man, die niet bij naam genoemd wil worden, "heeft een brandende ambitie. Hij weet het zelf heel zeker: hij is de ideale minister-president."

Paywall

Wilt u dit artikel lezen? Word abonnee, vanaf slechts 5 euro per maand.

Lees onbeperkt premium artikelen met een digitaal abonnement.

Kies een lidmaatschap