Spring naar de content

De wereld een huiskamer

Waarom irriteren gsm-gebruikers ook als je eigenlijk geen last van ze hebt?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Beatrijs Ritsema

De mobiele telefoon heeft in korte tijd het straatbeeld ingrijpend veranderd. Van vijf, zes jaar geleden herinner ik me de lichte schrikreactie als iemand die duidelijk in z’n eentje over straat liep of áchter je fietste ineens een verhaal begon af te steken. Een zwerver of een ontsnapte have gare? Alleen mensen met een steekje los praten hardop in zichzelf. Maar nee, het was natuurlijk een belangrijke zakenman met belangrijke afspraken of een jongere met z’n moderne speeltje.

De inburgering van het mobieltje verliep razendsnel. Een innovatie met het wervend vermogen van de Donald Duck (een vrolijk weekblad voor de jeugd van 8 tot 80). Van in zichzelf pratende mensen in de openbare ruimte kijkt niemand meer op, al wordt er nog gebakkeleid over het volume. Mensen praten te hard in hun telefoontje en dat wekt ergernis, zeker in besloten ruimtes als treinen, wachtkamers en winkels. Mobiele bellers praten vaak te hard omdat de verbinding te wensen overlaat – een automatisme waar ze weinig aan kunnen doen – toch wekt rustig spreken in een mobieltje meer ergernis bij omstanders dan rustig spreken met een metgezel.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Dat is vreemd. Als het louter gaat om de hoeveelheid decibellen die iemand produceert, zou je verwachten dat het niets uitmaakt of iemand nu met beschaafd volume mobiel belt of dat-ie zit te praten met degene die naast hem zit, maar dat maakt wel degelijk verschil. Laatst betrapte ik mezelf onverwachts op ergernis toen ik een stoet fietsers zag passeren die allemaal gepreoccupeerd hun mobieltje aan hun oor geklemd hadden. Niet dat ik last van ze had – het lawaai van het omringende verkeer overstemde met gemak elk mobiel gekwetter, maar ineens vond ik de aanblik intens verachtelijk.

Blijkbaar steekt het gedrag meer nog dan het geluid. Om te begrijpen waarom dat zo is, kan men zich de bekende scène voor ogen halen waarin een jonge vrouw (meestal zijn het jonge vrouwen) aan de kassa boodschappen afrekent, terwijl ze intussen via haar mobieltje lustig doortettert en giebelt met haar vriendin. Op dat moment wordt de caissière behandeld als een automaat, die geen menselijke egards als ‘alstublieft, dankuwel en nog een prettige dag’ nodig heeft. Onbeleefd en schaamteloos inderdaad, omdat privébesognes voorrang krijgen boven de minimale omgangsvormen die het openbare leven vereist.

Iets van diezelfde schaamteloosheid zit ook in het openbaar mobiel bellen waar verder niemand last van heeft. Het is maar een zwakke echo van de niet-menselijke bejegening van de caissière, desondanks steekt het, omdat de beller de openbare ruimte annexeert. Hij heeft geen aandacht voor zijn omgeving en gaat op in zijn privéleven. Stiekem vinden omstanders dat toch storend. Terwijl ze zich niet gepikeerd voelen als mensen in de trein zich afzonderen met een boek of met een levende ander praten.

Mobiel bellen is, denk ik, net iets demonstratiever. Straalt net iets meer lak aan de omgeving uit. Het bestempelt de straat tot verlengstuk van de woon- en werkkamer. Elke deelnemer aan de openbare ruimte acht zich soeverein; de een is aan het neuspeuteren, de ander aan het bellen, en op een gegeven moment gaat dat tegenstaan.

Onderwerpen