Spring naar de content
bron: anp

Kop van jut

Waarom kreeg Gregorius Nekschot niet gewoon een dagvaarding in de bus? En waarom wachtte justitie meer dan drie jaar met optreden? Er is maar één verklaring mogelijk.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Roelof Bouwman en Mark Merks

Het predicaat ‘historisch’ wordt in Nederland nogal eens ten onrechte gebruikt. Toch vond op dinsdag 13 mei 2008 in Amsterdam een gebeurtenis plaats die zonder twijfel zo mag worden aangeduid. Zes politieambtenaren, een rechter-commissaris, een officier van justitie en twee parketmedewerkers betraden die dag om tien uur ’s ochtends het huis in van cartoonist Gregorius Nekschot. Het tienkoppige gezelschap doorzocht diens woning, nam een computer, dvd’s en cd’s in beslag en nam Nekschot vervolgens in verzekering. Na twee keer te zijn verhoord, belandde hij in een politiecel om pas de volgende dag weer op vrije voeten te worden gesteld. Nooit eerder sinds het einde van de Duitse bezetting vielen politie en justitie in Nederland een particulier huis binnen waar een burger gebruik maakte van zijn democratische rechten – in Nekschots geval door cartoons te tekenen. En nooit eerder sinds het einde van de Duitse bezetting werd zo’n burger opgepakt en daarna dertig uur vastgehouden. De verbazing werd er niet minder om toen bekend werd waar de cartoonist precies van werd verdacht. Ten aanzien van welgeteld acht van Nekschots tekeningen, zo liet CDA-minister Ernst Hirsch Ballin van Justitie op 20 mei aan de Tweede Kamer weten, was het OM tot de opvatting gekomen ‘dat ze gesitueerd moesten worden in het toepassingsbereik van de artikelen 137c en 137d van het Wetboek van Strafrecht’. Het gaat dan om discriminatie (137c) en het aanzetten tot haat of geweld (137d). Natuurlijk, zulke tekeningen bestáán – in elk geval kúnnen ze bestaan – en het OM heeft in dergelijke gevallen het volste recht om actie te ondernemen. Normaal gesproken gebeurt zoiets echter door middel van het verzenden van een dagvaarding. Zo ging het bijvoorbeeld ook bij Nekschots collega-tekenaar Bernhard ‘Willem’ Holtrop toen die in 1969 verdacht werd van majesteitsschennis wegens het vervaardigen van een spotprent waarop toenmalig koningin Juliana stond afgebeeld als prostituee.

Behalve over de wijze waaróp het OM tegen Nekschot optrad, ontstond ook grote verbazing over het gekozen tijdstip. Want al in april 2005, meer dan drie jaar vóór Nekschot in de cel belandde, was er bij het OM in Amsterdam aangifte tegen de cartoonist gedaan. Dat gebeurde door het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI), een in 1997 opgerichte instantie die wordt gefinancierd door de ministeries van Justitie en VROM. Het MDI ressorteert onder Magenta, een stichting die zich bezighoudt ‘met de bestrijding van racisme, fascisme en andere vormen van discriminatie’. Voorzitter is Mellouki Brieuc-Yves Cadat, een voormalig deelraadslid van GroenLinks in Amsterdam-Zeeburg. Begin 2005 ontving Cadats meldpunt naar eigen zeggen ‘ruim tachtig’ klachten over Nekschots cartoons. Dat gebeurde nadat onder anderen de islamitische prediker Abdul-Jabbar van de Ven op diverse internetfora daartoe had opgeroepen. “Ongeveer de helft van de klachten is binnengekomen naar aanleiding van die oproepen van Van de Ven,” weet MDI-directeur Niels van Tamelen. Overigens deed Van de Ven – die nationale bekendheid kreeg toen hij in 2004 PVV-leider Geert Wilders dood wenste – zelf géén aangifte bij het MDI. En zo ontstonden er dus twee grote raadsels rondom de af-faire-Nekschot: waarom ontving de cartoonist niet gewoon een dagvaarding, en waarom ging het OM pas drie jaar na de aangifte van het MDI tot actie over?

Paywall

Wilt u dit artikel lezen? Word abonnee, vanaf slechts 5 euro per maand.

Lees onbeperkt premium artikelen met een digitaal abonnement.

Kies een lidmaatschap