Spring naar de content

Het tienerbrein

Laat middelbare scholen om elf uur beginnen, als de leerlingen echt uitgerust zijn.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

De school hield een ouderavond over het tienerbrein. De afgelopen jaren zijn grote vorderingen gemaakt bij het onderzoek naar de werking van ons brein. Dat is vooral te danken aan de f-MRI-techniek, de functionele MRI-scan. Met MRI (magnetic resonance imaging) kun je zeer gedetailleerde beelden maken van ons binnenste; de techniek bewijst grote diensten bij het opsporen van tumoren, bijvoorbeeld. Bij functionele MRI kunnen ze nu ook live meekijken naar lichamelijke processen, bijvoorbeeld wat er in de hersenen gebeurt bij het uitvoeren van een bepaalde taak. f-MRI is zo’n beetje de heilige graal van het hersenonderzoek; voor het eerst is het mogelijk te zien welk hersenkwabje bij welke functies hoort. Vergelijk je de resultaten van hersenen van verschillende leeftijden, dan ontstaat een beeld van hoe een brein zich door de jaren ontwikkelt. Eén ontdekking die daarbij gedaan werd, is dat onze hersenen veel langer doorgroeien dan altijd is aangenomen. Ze zijn niet ‘klaar’ als je twaalf bent; de groei gaat door tot een jaar of 22, en volgens sommigen zelfs nog langer. In de loop van de puberteit verschuift het bioritme van kinderen; ze gaan later slapen, maar hun slaapbehoefte blijft groot, zodat ze vaak onuitgerust in de klas zitten.

Door die ‘onafheid’ van de hersenen kunnen tieners sommige dingen minder goed dan volwassenen, simpelweg omdat de met die taak belaste hersenkwab nog niet volgroeid is. Anderen dingen kunnen ze juist weer beter, omdat zo’n functie ook een remmende werking kan hebben. Tieners nemen bijvoorbeeld sneller risico’s dan volwassenen omdat ze nog niet goed kunnen anticiperen, maar dat betekent ook dat ze bij riskante taken betere resultaten behalen. Iets waar het gemiddelde tienerbrein ook niet zo goed in is, is plannen. Dat hersengedeelte moet nog volgroeien.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Aldus, in kort bestek, de voordracht van dr. Eveline Crone, ontwikkelingspsycholoog, die zich volledig heeft toegelegd op f-MRI-onderzoek naar het adolescentenbrein, aanvankelijk in de VS, tegenwoordig in Leiden. Onlangs kreeg zij voor haar werk de J.C. Ruigrok Prijs, voor jonge onderzoekers in de menswetenschappen. Mevrouw Crone is een wetenschappelijk natuurtalent, niet alleen als onderzoeker – zij is nog maar 32 – maar ook in haar ontwapenend lichtvoetige stijl van presenteren. De zaal, voller dan ooit, hing aan haar lippen. Die gaat het nog ver schoppen, schat ik zo.

Het puberbrein is zo hot als onderwerp omdat de ontdekkingen van Crone en haar collega’s zo strijdig lijken met de ontwikkelingen in het onderwijs, dat juist steeds meer een beroep doet op capaciteiten die in een tienerbrein dus juist niet aanwezig zijn: zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid, planning. Toen onze dochter op de basisschool van groep vijf naar groep zes ging, moest zij een agenda aanschaffen. Het argument: straks op de middelbare school moeten ze met een agenda werken, dus dat moeten ze nu vast leren. Met een soortgelijk argument krijgen middelbareschoolkinderen taken opgedragen die in hun latere leven van belang zijn, zoals zelfstandigheid, sociale vaardigheden en communicatie. Op de Erasmus Universiteit kun je als bedrijfskundestudent studiepunten halen met een cursus wijnproeven. Want in je latere leven als zakeman, enzovoorts. Pubers moeten van negen tot vijf naar school, want zo zit de maatschappij in elkaar.

Ingenieurs noemen dat reverse enigineering: je neemt een goed werkende auto, haalt hem helemaal uit elkaar en ontwerpt een productieproces om hem na te maken. Maar met het oog op de ontwikkeling van het tienerbrein zou het beter zijn middelbare scholen om elf uur te laten beginnen, als de leerlingen echt uitgerust zijn. En om het onderwijs zo in te richten dat het tegemoet komt aan hun hersenontwikkeling, in plaats van een beroep te doen op onderdelen die nog niet volgroeid zijn. Eveline Crone was een van de getuigen-deskundigen bij de commissie-Dijsselbloem, voor het onderzoek naar de onderwijsvernieuwingen, waar zij uitlegde dat het Nieuwe Leren vanuit haar research gezien een vergissing is. Al zei ze dat waarschijnlijk niet met zoveel woorden, want aan politieke uitspraken waagt zij zich liever niet.

Toch is het vreemd. Nu er harde, empirische aanwijzingen zijn dat het tienerbrein niet aansluit bij de moderne onderwijskunde, worden onderzoekers als Crone op het schild getild, maar wat haar MRI-scans bewijzen, is met traditioneel psychologisch onderzoek natuurlijk net zo goed vast te stellen. Dat een puber in paniek raakt als hij naar een feestje moet én een proefwerk moet leren, omdat het emotionele en het rationele hersencentrum niet met elkaar in balans zijn, kun je ook constateren zonder in die hersenen te kijken. Ook zonder MRI-scan kun je vaststellen dat tieners graag risico nemen omdat ze de consequenties van gevaar niet overzien. Om nog te zwijgen van dat verschuivende bioritme. Daarvoor zit het bewijs, of op zijn minst de aanwijzing, elke ochtend te knikkebollen in de klas. De vraag is niet: wat gebeurt er precies in die hersenpan; de vraag is: hoeveel waarde hechten wij daaraan?

Wat het succes van dit soort onderzoek vooral aantoont, is dat de onderwijskundigen achter het Nieuwe Leren gewoon heel slecht naar kinderen gekeken en geluisterd hebben. Waarschijnlijk waren ze te veel bezig met de Ideale Mens, in plaats van met het Niet-Ideale Kind.